ECLI:NL:RBNNE:2021:2222
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een onderzoek naar de rijvaardigheid van een beginnend bestuurder na te late mededeling van verkeersovertredingen door de Officier van Justitie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een beginnend bestuurder, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) dat hem een onderzoek naar zijn rijvaardigheid oplegde. Dit besluit volgde op een mededeling van de officier van justitie, die twee verkeersovertredingen had geconstateerd. De eerste overtreding vond plaats op 5 december 2017, waarbij verzoeker met een snelheid van 139 km/u reed, terwijl de maximumsnelheid 100 km/u was. De tweede overtreding vond plaats op 18 februari 2019, waarbij hij met 93 km/u reed in een zone waar 60 km/u was toegestaan. Beide overtredingen leidden tot onherroepelijke strafbeschikkingen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de officier van justitie de tweede overtreding te laat had doorgegeven aan het CBR, aangezien er meer dan zes maanden waren verstreken sinds de laatste afdoening. Hierdoor was er geen basis voor het opleggen van het onderzoek naar de rijvaardigheid. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker geen gevaar voor de verkeersveiligheid vormde, aangezien hij sinds de tweede overtreding geen nieuwe snelheidsovertredingen had begaan. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, het primaire besluit geschorst en kreeg verzoeker zijn rijbewijs voorlopig terug.
Daarnaast werd de verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker, die in totaal € 145,32 bedroegen. De uitspraak werd gedaan door mr. P.G. Wijtsma, in aanwezigheid van griffier mr. J.A. van Loo, en werd openbaar uitgesproken op de eerstvolgende maandag na de uitspraak.