In deze zaak heeft eiseres, die sinds 3 augustus 2019 ingeschreven staat in de gemeente Emmen, een verzoek ingediend om toekenning van een dwangsom. Dit verzoek werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen afgewezen, omdat verweerder van mening was dat eiseres geen aanvraag had ingediend, maar slechts een melding had gedaan. Eiseres was van mening dat zij op 3 augustus 2019 een aanvraag had ingediend, en dat de gemeente Emmen niet tijdig had gereageerd op haar verzoek, waardoor zij recht had op een dwangsom. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 17 mei 2019 contact heeft opgenomen met de gemeente Emmen, maar dat zij pas op 3 augustus 2019 daadwerkelijk in de gemeente woonde en daar een melding kon doen. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag pas op 17 oktober 2019 was ingediend, toen eiseres een gespreksverslag ondertekende. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet in gebreke was gebleven, omdat de aanvraag niet tijdig was ingediend. Eiseres had geen recht op een dwangsom, omdat de ingebrekestelling was gedaan voordat de aanvraag was ingediend. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de proceskosten af.