ECLI:NL:RBNNE:2021:1869

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
18/930047-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen van bankpassen en poststukken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van bankpassen en poststukken. De verdachte, geboren in 1990 en woonachtig in Emmen, was niet verschenen tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. D. Jakobs. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman. De tenlastelegging omvatte het verwerven en voorhanden hebben van bankpassen en poststukken die vermoedelijk afkomstig waren uit misdrijf, in de periode van 1 maart 2015 tot en met 31 december 2015. De officier van justitie vorderde een taakstraf van 30 uren voor de verdachte, stellende dat hij wetenschap had van de criminele herkomst van de bankpassen en poststukken.

De verdediging betoogde echter dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de gehele tenlastelegging. De rechtbank heeft in haar oordeel overwogen dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Het onderzoek, dat was gestart naar aanleiding van verdachte contante geldopnames, had geen bewijs opgeleverd dat de bankpassen en poststukken daadwerkelijk van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank concludeerde dat de inschrijving van Bulgaarse personen op het adres van de verdachte en het openen van bankrekeningen op verzoek van een ander op zichzelf geen misdrijf opleverde. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930047-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 10 mei 2021 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 april 2021.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. D. Jakobs, advocaat te Emmen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 t/m 31 december 2015, te Emmen en/of elders in Nederland, meermalen, althans alleen, tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen,
(van) een voorwerp(en), te weten (telkens)
- een of meer bankpas(sen) en/of
- een of meer (andere) (niet op naam van verdachte gestelde) poststuk(ken),
welke pas(sen) en/of poststuk(ken) op verdachtes adres [straatnaam] te Emmen was/waren aangekomen/afgeleverd en/of ontvangen en/of gericht aan een of meer daar (valselijk) ingeschreven Bulgaren en/of Spanjaarden, althans aan voor verdachte onbekende daar niet werkelijk verblijvende persoon/personen en/of gevestigde bedrijf/bedrijven,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, of van dat/die voorwerp(en) gebruik gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of een of meer ander(en) in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 31 december 2015, te Emmen en/of elders in Nederland, meermalen, althans alleen, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen,
(van) een voorwerp(en), te weten
- een of meer bankpas(sen) en/of
- een of meer (andere) (niet op naam van verdachte gestelde) poststuk(ken),
welke pas(sen) en/of poststuk(ken) op verdachtes adres [straatnaam] te Emmen was/waren aangeboden/afgeleverd en/of gericht aan een of meer daar (valselijk) ingeschreven Bulga(a)r(en) en/of Spanjaard(en), althans aan voor verdachte onbekende daar niet werkelijk verblijvende persoon/personen en/of gevestigde bedrijf/bedrijven,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, of van dat/die voorwerp(en) gebruik gemaakt,
terwijl die [medeverdachte 1] en/of ander(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (telkens)
- toe te staan dat die Bulga(a)r(en) en/of Spanjaard(en) op verdachtes adres ingeschreven werd(en) en/of dat verdachtes adres bij de Kamer va Koophandel werd ingegeschreven in verband met huisvesting of vestiging van die Bulga(a)r(en) enof Spanjaard(en) of voor verdachte onbekende bedrijf/bedrijven, en/of
- ( vervolgens) die/dat op dat adres van verdachte aangeboden/afgegeven bankpas en/of poststuk onder zich te houden/te bewaren en/of
- ( vervolgens) af te geven aan die [medeverdachte 1] en/of een ander(en).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde, in de variant van medeplegen van witwassen, tot een taakstraf van 30 uren.
Hij heeft met betrekking tot de criminele herkomst van de bankpassen en poststukken het volgende aangevoerd. Het aanvragen van bankpas en deze vervolgens afgeven aan personen die hiermee oplichtingen plegen, levert witwassen op. Daarmee is ook het voorhanden hebben en gebruiken van de bankpas aan te merken als witwassen. Het moet voor verdachte duidelijk zijn geweest dat de poststukken een onmisbare schakel vormden in de achterliggende criminele activiteiten, waardoor deze geacht moeten worden afkomstig te zijn uit misdrijf. Verdachte had voorts wetenschap van de criminele herkomst van de bankpassen en poststukken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair en het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Inleiding
Het onderzoek Mocia is opgestart naar aanleiding van meerdere verdachte contante geldopnames bij geldautomaten in Emmen op 28 en 29 juli 2015 door medeverdachte [medeverdachte 2]. Uit het onderzoek naar de gebruikte bankrekeningen zijn vervolgens tientallen bankrekeningen op naam van (hoofdzakelijk) Bulgaarse en Spaanse personen naar voren gekomen, die werden gebruikt om geldbedragen te ontvangen, door te storten en uiteindelijk contant op te nemen. Van deze geldbedragen werd vermoed dat zij afkomstig waren van oplichting. In heel Nederland zijn tientallen aangiftes van oplichting gedaan tegen verschillende (al dan niet bestaande) incassobedrijven, die aangevers zouden hebben bewogen om geldbedragen over te maken naar bovengenoemde bankrekeningen.
Hoewel het onderzoek zich voornamelijk heeft toegespitst op de vermeende oplichtingen, is geen van de verdachten in het onderzoek uiteindelijk vervolgd wegens oplichting. Wel zijn verdachte en zijn medeverdachten gedagvaard wegens - kortgezegd - medeplegen van (dan wel medeplichtigheid aan) witwassen.
Afkomstig van enig misdrijf
Uit het dossier volgt dat op 3 december 2015 vier Bulgaarse personen zijn ingeschreven op het adres [straatnaam] te Emmen. Dit betreft het adres van verdachte. Voorts blijkt dat op 17 en 18 december 2015 vier bedrijven zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Het betroffen eenmanszaken van dezelfde vier Bulgaarse personen, die als vestigingsadres [straatnaam] te Emmen hadden opgegeven.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op verzoek van ‘[naam]’ personen heeft ingeschreven op zijn adres die daar nooit hebben verbleven. Verdachte heeft hiervoor eenmalig € 400,-- ontvangen. Ook heeft hij verschillende poststukken en pasjes op zijn adres gekregen op naam van deze personen. Een deel van de poststukken heeft verdachte laten ophalen.
Uit het politiedossier volgt dat de personen die op het adres van verdachte zijn ingeschreven, vermoedelijk katvangers zijn. Niet is gebleken dat bij de inschrijving van de Bulgaarse personen en bedrijven op het adres van verdachte of bij het openen van de bankrekeningen een misdrijf is gepleegd of dat er anderszins een misdrijf is gepleegd om de bankpassen en poststukken te verkrijgen. Dat de inschrijvingen mogelijk hebben plaatsgevonden en de rekeningen mogelijk zijn geopend op verzoek van een ander, met het enkele doel om daarmee strafbare feiten te plegen, levert op zichzelf geen misdrijf op. Dat de bankpassen en poststukken zijn gebruikt bij het plegen van een strafbaar feit, zoals oplichting of witwassen, maakt nog niet dat deze reeds daarom afkomstig zijn van enig misdrijf. [1] De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de bankpassen en poststukken van misdrijf afkomstig zijn.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 mei 2021.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 13 maart 2018 (ECLI:NL:HR:2018:327).