ECLI:NL:RBNNE:2021:1866

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
18/850028-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen van witwassen met voorwaardelijke taakstraf

Op 10 mei 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte, geboren in 1986 te [geboorteplaats]. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van witwassen, waarbij hij samen met medeverdachten geldbedragen heeft opgenomen met bankpassen die niet op zijn naam stonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 en 29 juli 2015 in Emmen contant geld heeft opgenomen, terwijl hij wist dat deze bedragen afkomstig waren van misdrijf. De officier van justitie had veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde, en de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het medeplegen van witwassen overtuigend was, maar dat niet kon worden bewezen dat de verdachte van het plegen van witwassen een gewoonte had gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf van 80 uren, met een proeftijd van 1 jaar. Tevens is het in beslag genomen geldbedrag van € 3.810,00 verbeurd verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak, wat heeft geleid tot een lichtere straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/850028-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 10 mei 2021 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 april 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G. Meijer, advocaat te Veendam.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 28 tot en met 29 juli 2015, althans in juli 2015, in elk geval in 2015, te Emmen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen,
al dan niet van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen, (van) een voorwerp(en), te weten (telkens)
- een geldbedrag, zijnde (in totaal ongeveer) 3810 euro en/of 5000 euro, en/of
- een ABN-AMRO bankpas met rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [benadeelde partij 1] , en/of
- een ABN-AMRO bankpas met rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [benadeelde partij 2] ,
- en/of een ABN-AMRO bankpas met rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [benadeelde partij 3] ,
a. a) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had, en/of
b) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, of van dat/die voorwerp(en) gebruik gemaakt,
door (telkens), al dan niet op verzoek van (een) medeverdachte(n) of ander(en), die bankpas (met bijbehorende pincode) aan te nemen en/of onder zich te houden en/of te (doen/laten) gebruiken om uit een geldautomaat geld op te nemen, en/of
door (aldus daarmee) opgenomen geld (telkens) onder zich te (doen/laten) nemen en/of te houden en/of (vervolgens ook) af te geven aan een of meer medeverdachte(n) of ander(en),
terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of een ander (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 28 tot en met 29 juli 2015, althans in juli 2015, in elk geval in 2015, te Emmen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen,
al dan niet van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of ander(en), meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen, (van) een voorwerp(en), te weten (telkens)
- een geldbedrag, zijnde (in totaal ongeveer) 3810 euro en/of 5000 euro, en/of
- een ABN-AMRO bankpas met rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [benadeelde partij 1] , en/of
- een ABN-AMRO bankpas met rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [benadeelde partij 2] , en/of
- een ABN-AMRO bankpas met rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [benadeelde partij 3] ,
a. a) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had, en/of
b) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, of van dat/die voorwerp(en) gebruik gemaakt,
door (telkens) die bankpas (met bijbehorende pincode) aan te nemen en/of onder zich te houden en/of te (doen/laten) gebruiken om uit een of meer geldautomaat/geldautomaten (telkens) geld op te nemen of te doen/laten opnemen, en/of
door (aldus daarmee) opgenomen geld(en) (telkens) onder zich te (doen/laten) nemen en/of houden en/of (vervolgens ook) af te geven aan een of meer medeverdachte(n) of ander(en),
terwijl [medeverdachte 1] of ander(en) (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
door (telkens), al dan niet op verzoek van die [medeverdachte 1] en/of een ander(en), dat/die bankpas (met bijbehorende pincode) aan te nemen en/of onder zich te houden en/of te gebruiken om uit een geldautomaat geld op te nemen, en/of (aldus) opgenomen geld onder zich te nemen en/of houden en/of (vervolgens ook) af te geven aan die [medeverdachte 1] en/of een ander(en).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde, in de variant medeplegen van witwassen.
Hij heeft met betrekking tot de ten laste gelegde bankpassen het volgende aangevoerd. Het aanvragen van bankpassen en deze vervolgens afgeven aan personen die hiermee oplichtingen plegen, levert witwassen op. Daarmee is ook het voorhanden hebben en gebruiken van de bankpassen aan te merken als witwassen. Verdachte had wetenschap van de criminele herkomst van de bankpassen.
De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging, nu niet kan worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de geldbedragen en bankpassen van misdrijf afkomstig waren. Ook kan volgens de raadsman niet worden bewezen dat hij van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde medeplegen van witwassen wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Inleiding
Het onderzoek Mocia is opgestart naar aanleiding van meerdere verdachte contante geldopnames bij geldautomaten in Emmen op 28 en 29 juli 2015, zoals aan verdachte ten laste is gelegd. Uit het onderzoek naar de gebruikte bankrekeningen zijn vervolgens tientallen bankrekeningen op naam van (hoofdzakelijk) Bulgaarse en Spaanse personen naar voren gekomen, die werden gebruikt om geldbedragen te ontvangen, door te storten en uiteindelijk contant op te nemen. Van deze geldbedragen werd vermoed dat zij afkomstig waren van oplichting. In heel Nederland zijn tientallen aangiftes van oplichting gedaan tegen verschillende (al dan niet bestaande) incassobedrijven, die aangevers zouden hebben bewogen om geldbedragen over te maken naar bovengenoemde bankrekeningen.
Hoewel het onderzoek zich voornamelijk heeft toegespitst op de vermeende oplichtingen, is geen van de verdachten in het onderzoek uiteindelijk vervolgd wegens oplichting. Wel zijn verdachte en zijn medeverdachten gedagvaard wegens - kortgezegd - medeplegen van (dan wel medeplichtigheid aan) witwassen.
Geldbedragen - afkomstig uit enig misdrijf
Op 29 juli 2015 is door een verbalisant waargenomen dat een persoon twee keer kort achter elkaar een geldbedrag heeft opgenomen bij een geldautomaat aan de Statenweg in Emmen, met twee verschillende bankpassen. Deze persoon identificeerde zich nadien als verdachte [verdachte] en hij bleek een contant geldbedrag van € 3.810,-- en drie niet op zijn naam gestelde bankpassen bij zich te hebben. [2] Het betroffen de bankpassen van de volgende rekeningen:
  • [rekeningnummer] ten name van [benadeelde partij 1] ;
  • [rekeningnummer] ten name van [benadeelde partij 2] ;
  • [rekeningnummer] ten name van [benadeelde partij 3] .
Verdachte heeft verklaard dat hij op 28 en 29 juli 2015 geld heeft opgenomen met de bankpassen die op 29 juli 2015 bij hem zijn aangetroffen. [4]
De politie heeft vervolgens de bankafschriften van de betreffende rekeningen opgevraagd.
Daaruit is gebleken dat op 28 juli 2015 in totaal € 5.160,-- is opgenomen bij een geldautomaat aan de Baander in Emmen. Dit betreffen geldbedragen van € 1.800,-- (van rekening [rekeningnummer] ), € 1.700,-- (van rekening [rekeningnummer] ) en € 1.660,-- (van rekening [rekeningnummer] ). [5]
Op 29 juli 2015 is in totaal € 3.360,-- opgenomen bij een geldautomaat aan de Statenweg in Emmen. Dit betreffen geldbedragen van € 1.700,-- (van rekening [rekeningnummer] ) en € 1.660,-- (van rekening [rekeningnummer] ).
De rechtbank stelt op grond van de bankafschriften vast dat dat het totaalbedrag van
€ 5.160,-- op 28 juli 2015 afkomstig is van rekening [rekeningnummer] . Dit totaalbedrag is op dezelfde dag overgemaakt naar rekening [rekeningnummer] en vervolgens naar [rekeningnummer] . Al deze rekeningen staan op naam van [benadeelde partij 3] . Hierna is zichtbaar dat het bedrag van € 1.660,-- contant is opgenomen en zijn de andere twee bedragen overgemaakt naar de andere twee rekeningen, vanaf waar verdachte de bedragen contant heeft opgenomen. [6]
De rechtbank stelt voorts vast dat een bedrag van € 5.160,-- op 29 juli 2015 vanaf rekening [rekeningnummer] is overgemaakt naar rekening [rekeningnummer] . Vanaf deze rekening is het bedrag van € 1.660,-- contant opgenomen en is het bedrag van € 1.700,-- overgemaakt naar rekening [rekeningnummer] . Vanaf deze rekening heeft verdachte dit bedrag contant opgenomen. [7]
Uit de bankafschriften volgt dat rekening [rekeningnummer] op 15 juli 2015 is geopend en dat op 29 juli 2015 de laatste betaling is verricht. Onder andere de volgende af- en bijschrijvingen zijn gedaan: [8]
Datum
Rekening
Omschrijving
Af
Bij
27 juli 2015
[rekeningnummer]
kenmerk: [kenmerk]
€ 2.580,29
28 juli 2015
[rekeningnummer]
betalingskenmerk: [kenmerk]
€ 2.580,29
28 juli 2015
[rekeningnummer]
-
€ 5.160,00
28 juli 2015
[rekeningnummer]
[kenmerk]
€ 2.580,29
29 juli 2015
[rekeningnummer]
[kenmerk]
€ 2.580,29
29 juli 2015
[rekeningnummer]
spaarrekening opname
€ 5.160,00
Nu de bijschrijvingen nagenoeg gelijk zijn aan een kort daaropvolgende afschrijving, kan worden vastgesteld dat contante opnames van verdachte herleidbaar zijn tot de vier bijschrijvingen van ieder € 2.580,29.
Ten aanzien van de bijschrijvingen vanaf rekeningen [rekeningnummer] en [rekeningnummer] is aangifte van oplichting gedaan. [9]
[benadeelde partij 4] heeft aangifte gedaan van oplichting door een persoon die zich voordeed als werknemer van het bedrijf [bedrijf] . Zij diende direct een openstaande factuur van de Bedrijvengids te betalen, alsmede de dagvaardingskosten die zij later zou terugkrijgen. Als zij niet zou betalen, zou beslaglegging volgen en zou zij worden gedagvaard. Daarna heeft zij een e-mail ontvangen met betaalgegevens en heeft zij het totaalbedrag van € 2.580,29 voldaan vanaf rekening [rekeningnummer] .
Aangeefster stelt dat zij geen openstaande facturen had bij de Bedrijvengids en dat het bedrag niet is teruggestort.
[benadeelde partij 5] heeft ook aangifte gedaan van oplichting door een persoon die zich voordeed als werknemer van het bedrijf [bedrijf] . Deze persoon zou aangever telefonisch hebben benaderd en hebben gezegd dat er een factuur open stond die aangever moest betalen, omdat er anders een rechtszaak zou worden aangespannen. Aangever heeft vervolgens een e-mailbericht ontvangen, waarin stond dat de openstaande factuur alsmede de dagvaardingskosten moesten worden voldaan. De dagvaardingskosten zouden later worden teruggestort. Aangever heeft het totaalbedrag van € 2.580,29 voldaan vanaf rekening [rekeningnummer] . Aangever heeft vervolgens geen contact meer kunnen krijgen en er is geen bedrag teruggestort.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de bedragen die door deze twee aangevers zijn overgemaakt en vervolgens, na doorstorting op verschillende rekeningen, zijn opgenomen door verdachte, van misdrijf (oplichting) afkomstig zijn.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de twee andere bedragen ook van misdrijven afkomstig zijn. Ten aanzien van deze bedragen is geen aangifte gedaan. Wel kan worden vastgesteld dat de bedragen een gelijke hoogte en een vergelijkbare omschrijving hebben en dat kort na de bijschrijvingen de bedragen op dezelfde wijze worden doorgestort en op dezelfde dag contant worden opgenomen. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de rekening is gebruikt voor legale doeleinden, gelet op de af- en bijschrijvingen die enkel in een periode van twee weken hebben plaatsgevonden. Het merendeel van de bijschrijvingen betreft vergelijkbare bedragen met een betalingskenmerk. Bovendien zijn de rekeninghouders van deze rekening en de rekeningen die zijn gebruikt voor het doorstorten van de bedragen, allen personen die zich in 2015 hebben uitgeschreven uit de basisregistratie personen. Ook volgt uit de verklaring van medeverdachte [benadeelde partij 9] dat hij verschillende personen heeft betaald om zich in te schrijven en rekeningen te openen. Het is daarom aannemelijk dat de rekeninghouder een katvanger is.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de geldbedragen die door verdachte zijn opgenomen van misdrijf (oplichting) afkomstig zijn.
Bankpassen - niet afkomstig uit enig misdrijf
Uit het politiedossier volgt dat de rekeninghouders die aan de bankpassen zijn verbonden vermoedelijk katvangers zijn. Niet is gebleken dat de bankrekeningen door andere personen dan de rekeninghouders zijn geopend, of dat er anderszins een misdrijf is gepleegd om de bankrekeningen te openen of de daarbij behorende bankpassen te verkrijgen. Dat de rekeningen mogelijk zijn geopend op verzoek van een ander, met het enkele doel om daarmee strafbare feiten te plegen, levert op zichzelf geen misdrijf op. Dat de bankpassen zijn gebruikt bij het plegen van een strafbaar feit, zoals oplichting of witwassen, maakt nog niet dat deze reeds daarom afkomstig zijn van enig misdrijf. [10] De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de bankpassen van misdrijf afkomstig zijn.
(Opzet)witwassen
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte wist dan wel redelijkerwijs kon vermoeden dat de contant opgenomen geldbedragen afkomstig waren van misdrijf.
Verdachte heeft verklaard dat hij tot en met het opnemen van het geld niet wist of vermoedde dat het geld van misdrijf afkomstig was.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij door ‘ [naam 1] ’ is gevraagd om geld op te nemen met de bankpassen. Verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte 1] herkend als [naam 1] . Hij heeft bankpassen op naam van andere personen en briefjes met daarop de bijbehorende pincodes gekregen. [11] Hoewel verdachte bij de rechter-commissaris in 2021 minder duidelijk heeft verklaard wie hij bedoelde met ‘ [naam 1] ’ en dat hij mogelijk personen door elkaar heeft gehaald, heeft verdachte ter terechtzitting uiteindelijk bevestigd dat medeverdachte [medeverdachte 1] de [naam 1] is over wie hij heeft verklaard bij de politie. Verdachte sprak [naam 1] wel eens, maar hij kende hem niet heel goed. Aan hem was verteld dat hij de bedragen moest pinnen voor de personen aan wie de passen toebehoorden. Zij zouden op vakantie in het buitenland zijn en daar het geld zelf kunnen opnemen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij op 28 juli 2015 geld heeft opgenomen en dat hij dit die dag aan [naam 2] , het neefje van [naam 1] , heeft afgegeven. Het geld dat hij op 29 juli 2015 had opgenomen, moest hij nog afgeven aan [naam 2] , maar dit is in beslag genomen. [12] Uiteindelijk heeft verdachte in totaal € 8.520,-- contant opgenomen in twee dagen tijd.
De verbalisant die verdachte heeft zien pinnen, heeft omschreven dat verdachte de gehele tijd dat hij bij de geldautomaat stond, een deel van zijn gezicht bedekte met de kraag van zijn vest. Ook had verdachte een zonnebril op. [13] Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte moeite deed om onherkenbaar te zijn bij de geldautomaat.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder de voorgaande omstandigheden bewust de ogen heeft gesloten voor de niet legale herkomst van de geldbedragen en daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bedragen die hij contant heeft opgenomen van misdrijf afkomstig waren. Aldus is sprake geweest van wetenschap als bedoeld in artikel 420bis Sr.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat medeplegen kan worden bewezen. Uit de verklaring van verdachte volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] de initiatiefnemer van het opnemen van de geldbedragen is geweest en dat hij (al dan niet met tussenkomst van zijn neefje [naam 2] ) verdachte van de bankpassen met pincodes heeft voorzien. Daarmee is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (in ieder geval) medeverdachte [medeverdachte 1] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen meermalen een geldbedrag voorhanden heeft gehad en dat hij hiervan de herkomst heeft verhuld, terwijl hij wist dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig was.
Geen gewoonte
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Verdachte zal daarom van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 28 tot en met 29 juli 2015 te Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n),
(van) een voorwerp, te weten een geldbedrag,
a. a) de herkomst heeft verhuld en
b) voorhanden heeft gehad,
door telkens uit een geldautomaat geld op te nemen,
terwijl hij telkens wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde medeplegen van witwassen wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie ten aanzien van witwassen en hij heeft een korting van 20% op de taakstraf toegepast om tegemoet te komen aan de forse overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het achterwege laten van oplegging van een straf of maatregel, nu daartoe na zes jaren geen strafvorderlijk belang meer is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen door meerdere malen geldbedragen van in totaal € 8.520,-- contant op te nemen bij een geldautomaat, terwijl deze bedragen afkomstig waren uit misdrijf. Verdachte gebruikte hierbij verschillende bankpassen die samen met de bijbehorende pincodes door medeverdachte [medeverdachte 1] werden verstrekt. Verdachte heeft vervolgens (een deel van) het geld afgestaan aan een medeverdachte. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en meer specifiek het vertrouwen van de burger in het handelsverkeer. Ook bevordert het handelen van verdachte het plegen van delicten. Door het (faciliteren van het) wegsluizen van crimineel geld wordt de opsporing van onderliggende misdrijven bemoeilijkt. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank is gelet op de ernst van het feit van oordeel dat hierop een straf dient te volgen. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS ten aanzien van fraude. De rechtbank gaat uit van de hoogte van het opgenomen geldbedrag van in totaal € 8.520,--. Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS is voor een benadelingsbedrag tot € 10.000,-- een gevangenisstraf van 1 week tot 2 maanden of een taakstraf passend.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf in aanzienlijke mate rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is aangevangen op de dag van inverzekeringstelling, te weten op 29 juli 2015. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met ruim 3 jaren en 9 maanden overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding tot gevolg moet hebben dat er geen gevangenisstraf wordt opgelegd en dat de taakstraf in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd, met een beperkte proeftijd.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht, alles afwegende, oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf van 80 uren met een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden.

In beslag genomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het geldbedrag en alle vorderingen op de bankrekeningen waarop beslag is gelegd verbeurd dienen te worden verklaard. Ten aanzien van de scooter en het geldbedrag, die niet op de beslaglijst zijn vermeld, kan de rechtbank een beslissing nemen of kan buiten het bestek van deze strafzaak een afdoening plaatsvinden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om teruggave van de scooter en het geldbedrag van € 950,-- die bij de doorzoeking in de woning van verdachte in beslag zijn genomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in beslag genomen geldbedrag van € 3.810,-- vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit een voorwerp betreft met betrekking tot welke het feit is begaan en dit toebehoort aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen vorderingen op de bankrekeningen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring ten aanzien van verdachte, nu geen van de gevallen in artikel 33a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht aan de orde is. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vorderingen op de bankrekeningen moet worden bewaard ten behoeve van de tot nu toe onbekend gebleven rechthebbende.
Uit het dossier volgt dat onder verdachte conservatoir beslag als bedoeld in artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering is gelegd op een scooter met kenteken [kenteken] en een geldbedrag van € 950,--. Nu de rechtbank hiertoe niet is gehouden, zal zij zal over deze voorwerpen geen beslissing nemen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.

Verklaart verbeurd het in beslag genomen geldbedrag van € 3.810,00.

Gelast de bewaringvan de in beslag genomen vorderingen op navolgende bankrekeningen, ten behoeve van de rechthebbende:
  • [rekeningnummer] t.n.v. [benadeelde partij 6] - € 5.182,98
  • [rekeningnummer] t.n.v. [benadeelde partij 7] - € 3.609,65
  • [rekeningnummer] t.n.v. [benadeelde partij 7] - € 5.300,00
  • [rekeningnummer] t.n.v. [benadeelde partij 1] - € 2.681,60
  • [rekeningnummer] t.n.v. [benadeelde partij 8] - € 385,70
  • [rekeningnummer] t.n.v. [benadeelde partij 9] - € 2.583,02
  • [rekeningnummer] t.n.v. [benadeelde partij 2] - € 1.786,34
  • [rekeningnummer] t.n.v. [benadeelde partij 6] - € 2.580,33
  • [rekeningnummer] t.n.v. [benadeelde partij 10] - € 3.170,54
  • [rekeningnummer] t.n.v. [benadeelde partij 11] - € 569,22
  • [rekeningnummer] t.n.v. [benadeelde partij 12] - € 2.250,00
  • [rekeningnummer] - € 2.584,93
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 mei 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit ambtsedige processen-verbaal, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met dossiernummers 2015220135 en 2016151404 (onderzoek Mocia) d.d. 17 augustus 2017.
2.Proces-verbaal van aanhouding, pagina 106 e.v.
3.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 871 e.v.
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 april 2021.
5.Processen-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, resp. pagina’s 1209, 1240 en 1279 e.v.
6.Processen-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, resp. pagina’s 2094, 2087 en 1279 e.v.
7.Processen-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, resp. pagina’s 2094, 1279 en 1209 e.v.
8.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, pagina 2094 e.v.
9.Processen-verbaal van aangifte, resp. pagina 508 en pagina 501 e.v.
10.Vgl. Hoge Raad 13 maart 2018 (ECLI:NL:HR:2018:327).
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 169 e.v.
12.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 april 2021.
13.Proces-verbaal van aanhouding, pagina 106 e.v.