Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 augustus 2020;
- de mondelinge behandeling van 1 december 2020 en de schriftelijke aantekeningen die daarvan door de griffier zijn gemaakt.
2.De feiten
2017 plaatsgevonden.
1 juli 2016. Ivaylo is daarmee niet akkoord gegaan.
3.Het geschil
NB Agro, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, te rekenen vanaf 1 januari 2018 tot en met de dag der algehele voldoening, subsidair te rekenen vanaf 1 juli 2016 tot en met de dag der algehele voldoening, alsmede Ivaylo en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van
€ 5.000,00 aan NB Agro, alsmede Ivaylo en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding.
4.De beoordeling
Vordering op grond van artikel 2:343 BW
(r.o. 4.1.).
vanIvaylo, zoals is bepaald in artikel 2:343 lid 1 BW. Ook de omstandigheid dat Ivaylo - ondanks de verwachtingen van NB Agro - uiteindelijk niet bereid bleek om de aandelen van NB Agro over te nemen, betreft geen gedraging van Ivaylo op grond waarvan de vordering op de voet van artikel 2:343 lid 1 BW kan worden toegewezen. De door NB Agro aangevoerde omstandigheden komen in er in de kern genomen op neer dat de verhouding tussen NB Agro en Ivaylo is verstoord en dat gegeven kan op zichzelf genomen niet een vordering op grond van artikel 2:343 lid 1 BW dragen. Gesteld noch gebleken is dat Ivaylo NB Agro in een onhoudbare situatie heeft gebracht (r.o. 4.2.). De vordering zal voor zover die gestoeld is op artikel 2:343 lid 1 BW dan ook worden afgewezen.
€ 2.148,00(2,0 punt× tarief € 1.074,00)