In deze zaak heeft eiser op 23 mei 2019 een aanvraag ingediend voor schadevergoeding op basis van het Besluit mijnbouwschade Groningen, met betrekking tot een bedrijfsverzamelgebouw waar hij eigenaar is van meerdere units. Na de aardbeving op 22 mei 2019 heeft eiser schade geconstateerd in de vorm van scheuren in de vloeren van de units. Eiser heeft zijn aanvraag later gewijzigd naar een aanvraag op grond van de Regeling Stuwmeer TCMG, waarbij hij een eenmalige vergoeding van € 5.000,- heeft aangevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen onderscheid heeft gemaakt tussen de schade per unit in zijn aanvraag en dat verweerder hem op de mogelijkheid heeft gewezen om de aanvraag via de Regeling af te handelen.
De rechtbank oordeelt dat de keuze van eiser om zijn aanvraag te wijzigen naar de Regeling betekent dat zijn gehele aanvraag in één keer kon worden afgehandeld. De stelling van eiser dat verweerder per unit een dossier moest aanmaken, vindt geen steun in de Regeling. De rechtbank concludeert dat eiser door het maken van bezwaar niet in een slechtere positie is gekomen en dat verweerder niet verplicht was om de onafhankelijke bezwaaradviescommissie in te schakelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Verweerder heeft tijdens de procedure aangegeven bereid te zijn om de besluiten in te trekken en de aanvraag opnieuw te behandelen indien eiser dat wenst.