ECLI:NL:RBNNE:2021:1464

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
LEE 19/4110
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van schorsing van last onder dwangsom door Gedeputeerde Staten van Groningen

Op 19 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in het verzoek van Gedeputeerde Staten van Groningen (GS) om de schorsing van een last onder dwangsom ten aanzien van de ESD op te heffen. De zaak betreft een last die GS op 16 april 2019 aan ESD heeft opgelegd, waarbij ESD werd verplicht om de emissie van siliciumcarbidevezels (SiC vezels) te beëindigen zonder omgevingsvergunning. ESD heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft eerder, op 21 juni 2019, de last geschorst. GS heeft nu aangevoerd dat het essentieel is dat de last in werking treedt om ESD te dwingen een veranderingsvergunning aan te vragen voor de emissie van SiC vezels, gezien de volksgezondheid en maatschappelijke onrust. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de rechtmatigheid van de last momenteel ter beoordeling ligt bij de meervoudige kamer van de rechtbank en dat er geen aanleiding is om de schorsing op te heffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van GS afgewezen en geoordeeld dat de belangen van ESD zwaarder wegen dan die van GS. Tevens is er een proceskostenveroordeling uitgesproken, waarbij GS is veroordeeld tot betaling van € 1068,- aan ESD.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/4110
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 april 2021 als bedoeld in artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek van
Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, te Groningen,
(gemachtigde: mr. W.R. van der Velde),
In het geding tussen

ESD-SIC,

(gemachtigde: mr. M. Klijnstra).
en
Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, te Groningen,
(gemachtigde: mr. W.R. van der Velde)

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2019 (het primaire besluit) hebben GS aan ESD een last onder dwangsom opgelegd. ESD dient de emissie van siliciumcarbidevezels (hierna: SiC vezels), voor zover deze SiC vezels voldoen aan de WHO-definitie van SiC vezels, zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning in werking is, binnen 8 weken na verzending van het besluit, uiterlijk 11 juni 2019, te beëindigen en beëindigd te houden op straffe van een dwangsom van € 250.000,- per keer dat geconstateerd wordt dat niet aan de last is voldaan, tot een maximum van € 750.000,-.
ESD heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 28 mei 2019 heeft GS de begunstigingstermijn verlengd tot en met uiterlijk 25 juni 2019.
Bij uitspraak van 21 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter het besluit van 16 april 2019 geschorst. ESD is daarbij opgedragen om
  • binnen uiterlijk twee maanden, een ontvankelijke aanvraag voor een vergunning in te dienen,
  • de ter zitting toegezegde maatregelen om tot vermindering van de emissie van vezels te komen direct in te voeren en ingevoerd houden totdat op de vergunningaanvraag is beslist.
De voorzieningenrechter heeft er op gewezen dat mocht ESD niet aan deze voorwaarden voldoen het GS vrij staat om opheffing van deze voorlopige voorziening te vragen.
Op 20 augustus 2019 heeft ESD een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag betreft een aanvraag om een veranderingsvergunning voor de emissie van SiC vezels vanuit de inrichting.
Bij brief van 16 september 2019 heeft GS aan ESD verzocht de aanvraag aan te vullen.
Bij besluit van 20 november 2019 heeft GS besloten op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de aanvraag buiten behandeling te stellen. Bij brief van 25 november 2019 heeft ESD een nadere motivering gegeven.
Bij brief van 3 december 2019 heeft GS verzocht om de getroffen voorlopige voorziening, schorsing van het besluit van 16 april 2019, op te heffen. Het verzoek om opheffing van de schorsing is door de voorzieningenrechter aangehouden voor onbepaalde tijd.
Op 19 mei 2020 heeft ESD een nieuwe aanvraag voor een veranderingsvergunning ingediend. ESD heeft de aanvraag op 31 augustus 2020 ingetrokken. Volgens ESD is niet een veranderingsvergunning vereist maar een actualisatievergunning. ESD heeft op 31 augustus 2020 een verzoek gedaan om wijziging van de bij besluit van 22 maart 2005 ambtshalve gewijzigde stofvoorschriften van de vigerende verleende omgevingsvergunningen op grond van artikel 2.31, tweede lid, onder b, Wabo.
Bij besluit van 8 oktober 2020 heeft GS beslist op het bezwaarschrift tegen de last onder dwangsom.
Tegen dit besluit heeft ESD beroep ingesteld.
GS heeft op 18 december 2020 verzocht om de aanhouding van het verzoek om opheffing van de schorsing te beëindigen.
ESD heeft op 31 december 2020 een reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2021. Voor eiseres zijn verschenen mr. Klijnstra, [partij] en [partij]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. van der Velde en [partij].

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, ook ambtshalve, een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.
Ingevolge artikel 8:87, tweede lid, van de Awb zijn de artikel 8:81, tweede, derde en vierde lid, en 8:82 tot en met 8:86 van overeenkomstige toepassing. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan een verzoek om opheffing of wijziging eveneens worden gedaan door een belanghebbende die door de voorlopige voorziening rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen, door het bestuursorgaan of door het beroepsorgaan.
2.1
GS heeft aan haar verzoek om opheffing van de schorsing ten grondslag gelegd dat essentieel is dat de last onder dwangsom in werking treedt, met als doel dat ESD zo spoedig mogelijk een veranderingsvergunning aanvraagt voor de emissie van SiC-vezels. Eerst in het kader van deze aanvraag kan worden gestart met het onderzoek naar het reguleren van de emissie van de SiC vezels. In verband met de volksgezondheid en de maatschappelijke onrust achten GS het niet zorgvuldig hiermee te wachten tot de uitspraak van de meervoudige kamer. Daarbij heeft ESD volgens GS geen belangen gesteld om geen veranderingsvergunning aan te vragen.
2.2
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
De vraag, of de last onder dwangsom rechtmatig is, ligt thans ter beoordeling aan de meervoudige kamer van deze rechtbank. Het onderzoek ter zitting heeft eveneens op 30 maart 2021 plaatsgevonden, terwijl een uitspraak binnen afzienbare tijd zal volgen. De voorzieningenrechter benadrukt dat voor partijen kennelijk de focus ligt op de vraag of voor de emissie van SiC vezels een veranderingsvergunning dan wel een ambtshalve wijziging van de vergunningvoorschriften benodigd is, maar dat de kern van de onderhavige procedure en het bodemgeding de vraag is of de last rechtmatig is.
Nu een oordeel omtrent de rechtmatigheid van de last op korte termijn voorhanden zal zijn, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om, vooruitlopend op het oordeel van de meervoudige kamer, de opheffing van de schorsing thans te beëindigen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben GS geen belangen gesteld die zodanig zwaar dienen te wegen dat de uitspraak van de meervoudige kamer niet kan worden afgewacht. Evenmin is sprake van verandering van feiten of omstandigheden die nopen tot opheffing van de getroffen voorziening.
In dat verband acht de voorzieningenrechter allereerst van belang dat, zoals ook in het rapport van de StAB van 4 maart 2021 is overwogen, op basis van de door TNO uitgevoerde metingen is komen vast te staan dat het i-MTR in de omgeving van ESD niet wordt overschreden zodat geen sprake is van een direct gevaar voor de volksgezondheid.
Daarbij heeft ESD, anders dan GS stellen, gelet op de samenhang tussen het oordeel omtrent de rechtmatigheid van de last en de vraag of een veranderingsvergunning dient te worden aangevraagd dan wel de voorschriften van de vergunning ambtshalve gewijzigd moeten worden, wel een groot belang om het oordeel van de rechtbank omtrent de rechtmatigheid van de last af te wachten. In dat verband heeft ESD in aanvulling op de vergaande consequenties die het voldoen aan de last voor haar bedrijfsvoering zou hebben, aangevoerd dat zij met het indienen van een veranderingsvergunningaanvraag aansprakelijkheid voor schade zou erkennen richting GS en omwonenden.
Gelet op het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van ESD zwaarder dienen te wegen dan het belang van GS bij opheffen van de getroffen voorziening.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om opheffen van de schorsing af.
3. Er bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskoten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1068,- (1 punt voor het indienen van een reactie op het verzoek tot opheffen van de schorsing, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek tot opheffen van de schorsing af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van ESD tot een bedrag van € 1068,--, te betalen aan ESD.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.K. Heiting, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2021.
griffier voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is buiten staat om de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.