2.2De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
De vraag, of de last onder dwangsom rechtmatig is, ligt thans ter beoordeling aan de meervoudige kamer van deze rechtbank. Het onderzoek ter zitting heeft eveneens op 30 maart 2021 plaatsgevonden, terwijl een uitspraak binnen afzienbare tijd zal volgen. De voorzieningenrechter benadrukt dat voor partijen kennelijk de focus ligt op de vraag of voor de emissie van SiC vezels een veranderingsvergunning dan wel een ambtshalve wijziging van de vergunningvoorschriften benodigd is, maar dat de kern van de onderhavige procedure en het bodemgeding de vraag is of de last rechtmatig is.
Nu een oordeel omtrent de rechtmatigheid van de last op korte termijn voorhanden zal zijn, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om, vooruitlopend op het oordeel van de meervoudige kamer, de opheffing van de schorsing thans te beëindigen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben GS geen belangen gesteld die zodanig zwaar dienen te wegen dat de uitspraak van de meervoudige kamer niet kan worden afgewacht. Evenmin is sprake van verandering van feiten of omstandigheden die nopen tot opheffing van de getroffen voorziening.
In dat verband acht de voorzieningenrechter allereerst van belang dat, zoals ook in het rapport van de StAB van 4 maart 2021 is overwogen, op basis van de door TNO uitgevoerde metingen is komen vast te staan dat het i-MTR in de omgeving van ESD niet wordt overschreden zodat geen sprake is van een direct gevaar voor de volksgezondheid.
Daarbij heeft ESD, anders dan GS stellen, gelet op de samenhang tussen het oordeel omtrent de rechtmatigheid van de last en de vraag of een veranderingsvergunning dient te worden aangevraagd dan wel de voorschriften van de vergunning ambtshalve gewijzigd moeten worden, wel een groot belang om het oordeel van de rechtbank omtrent de rechtmatigheid van de last af te wachten. In dat verband heeft ESD in aanvulling op de vergaande consequenties die het voldoen aan de last voor haar bedrijfsvoering zou hebben, aangevoerd dat zij met het indienen van een veranderingsvergunningaanvraag aansprakelijkheid voor schade zou erkennen richting GS en omwonenden.
Gelet op het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van ESD zwaarder dienen te wegen dan het belang van GS bij opheffen van de getroffen voorziening.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om opheffen van de schorsing af.
3. Er bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskoten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1068,- (1 punt voor het indienen van een reactie op het verzoek tot opheffen van de schorsing, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- wijst het verzoek tot opheffen van de schorsing af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van ESD tot een bedrag van € 1068,--, te betalen aan ESD.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.K. Heiting, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2021.
griffier voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is buiten staat om de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: