In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 15 april 2021, is het beroep van eiser tegen de weigering van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om een verklaring van geen bezwaar af te geven, ongegrond verklaard. Eiser, werkzaam als ambtenaar bij de Nationale Politie, had een verklaring van geen bezwaar nodig voor zijn vertrouwensfunctie, welke op basis van een veiligheidsonderzoek werd verstrekt. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er onvoldoende waarborgen zijn dat eiser zijn verplichtingen in de vertrouwensfunctie getrouwelijk zal vervullen. Dit oordeel is gebaseerd op de bevindingen uit het veiligheidsonderzoek, waaruit blijkt dat eiser zonder gegronde reden naslagen heeft gedaan in de politiesystemen voor privédoeleinden. De rechtbank concludeert dat dit gedrag niet-integer en niet-veiligheidsbewust is, en dat er geen reden is om aan te nemen dat de gespreksverslagen onjuistheden bevatten. Eiser's beroep op onbekendheid met de regels omtrent naslagen wordt verworpen, aangezien hij sinds 2012 in een functie werkt waarbij hij bekend moet zijn met deze regels. De rechtbank oordeelt verder dat de redelijke termijn in zowel de bestuurlijke als rechterlijke fase is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding voor eiser. De rechtbank veroordeelt verweerder en de Staat der Nederlanden tot betaling van respectievelijk € 667,- en € 333,- aan eiser, alsook tot vergoeding van de proceskosten.