ECLI:NL:RBNNE:2021:1106

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
8947712 AR VER 20-83
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een gemeentesecretaris en de toekenning van bovenwettelijke WW-rechten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een gemeentesecretaris, die werkzaam was bij de Gemeente Tynaarlo. De Gemeente had op 28 december 2020 een verzoekschrift ingediend tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst, na een periode van schorsing van de gemeentesecretaris. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een onherstelbare vertrouwensbreuk tussen de gemeentesecretaris en het managementteam, wat de voortzetting van de arbeidsrelatie onmogelijk maakte. De kantonrechter heeft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 april 2021 toegewezen, met inachtneming van de wettelijke bepalingen omtrent de transitievergoeding en de bovenwettelijke WW-rechten. De rechter volgde daarbij de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep met betrekking tot de toekenning van een bovenwettelijke WW-uitkering aan topfunctionarissen in de publieke sector. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gemeentesecretaris recht heeft op een transitievergoeding van €19.000,- en dat deze uitkering niet valt onder de Wet Normering Topinkomens (WNT). Tevens is vastgesteld dat de gemeentesecretaris recht heeft op aanvullende en bovenwettelijke WW-rechten, met de mogelijkheid van afkoop.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer.: 8947712 AR VER 20-83
beschikking van de kantonrechter van 3 maart 2021
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE TYNAARLO,
zetelend te Vries,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. D. Lacevic te Groningen,
tegen
[verwerende partij],
wonende te [woonplaats]
verwerende partij,
gemachtigde: mr. P.A. Boontje te Amsterdam,
Partijen zullen hierna de Gemeente en [verwerende partij] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
De Gemeente heeft op 28 december 2020 een verzoekschrift strekkende tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend.
1.2.
Op 5 januari 2021 is het verweerschrift van [verwerende partij] binnengekomen.
1.3.
Op 3 februari 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter zitting naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[verwerende partij] is per 1 augustus 2014 bij de Gemeente als gemeentesecretaris aangetreden.
2.2.
Tot 1 januari 2020 had [verwerende partij] een aanstelling op basis van het ambtenarenrecht. Op gemeenteambtenaren was destijds de rechtspositieregeling CAR/UWO van toepassing. Door de WNRA (WetNormalisering Rechtspositie Ambtenaren) is de aanstelling van [verwerende partij] per 1 januari 2020 omgezet in een civiele arbeidsovereenkomst als bedoeld in titel 10 van boek 7 BW. Op de arbeidsovereenkomst is sindsdien van toepassing de Cao Gemeenten.
2.3.
In de Cao gemeenten is in artikel 10.24 het volgende bepaald:
"1. De werkgever die het voornemen heeft om de kantonrechter te vragen de arbeidsovereenkomst met een werknemer op grond van een verstoorde arbeidsverhouding te ontbinden, treft voor die werknemer een passende regeling.
2. De werkgever betrekt bij het bepalen van de passende regeling voor zover dat redelijk en billijk is, de inhoud van paragraaf 1 en 2 van hoofdstuk 10 en 7:673 BW over de toekenning van een transitievergoeding."
2.4.
Als gemeentesecretaris geeft [verwerende partij] leiding aan een managementteam die bestaat uit vijf (concern-)managers en drie (concern-)adviseurs.
2.5.
Vier van de vijf managers hebben in november 2020 aangegeven dat er sprake was van een onherstelbare vertrouwensbreuk tussen hen en [verwerende partij] en dat er geen basis meer bestond om met [verwerende partij] als gemeentesecretaris te werken vanuit hun positie als manager.
2.6.
Op verzoek van de burgemeester heeft de ondernemingsraad een advies uitgebracht. De ondernemingsraad heeft aangegeven dat hij zich herkent in de bezwaren die door de managers naar voren zijn gebracht en dat hij van oordeel is dat het vertrek van [verwerende partij] als gemeentesecretaris noodzakelijk is.
2.7.
De Gemeente heeft [verwerende partij] geschorst op 20 november 2020. Op
25 november 2020 heeft het College van Burgemeester & Wethouders het formele besluit genomen om de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] te ontbinden.

3.Het verzoek

3.1.
De Gemeente verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, op zo'n kort mogelijke termijn doch wel in overeenstemming met artikel 7:671b lid 9 onder a BW, met dien verstande dat dit verzoek uitsluitend wordt toegewezen indien tevens de verzoeken onder 2 en 3 worden toegewezen;
2. voor recht te verklaren dat [verwerende partij] recht heeft op betaling van de wettelijke transitievergoeding ex artikel 7:673 BW, gelijk aan €19.000,- en dat deze uitkering niet is aan te merken als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband in de zin van de Wet Normering Topinkomen (WNT) nu deze uitkering onder de uitzondering van artikel 1.1 sub i valt;
3. voor recht te verklaren dat [verwerende partij] op grond van artikel 10:24 Cao Gemeenten recht heeft op de bovenwettelijke WW rechten (aanvullende en bovenwettelijke uitkeringen) zoals opgenomen in het hoofdstuk 10 van cao gemeenten, met de mogelijkheid van afkoop tegen 30% van de totale (potentiële) waarde van deze uitkeringen en dat deze uitkeringen niet zijn aan te merken als uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband in de zin van WNT nu deze uitkeringen onder de uitzondering van artikel 1.1 sub i WNT vallen.
3.2.
[verwerende partij] refereert zich ten aanzien van de verzoeken van de Gemeente aan het oordeel van de kantonrechter.
3.3.
De kantonrechter zal hierna, voor zover van belang, nader ingaan op de standpunten van partijen.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt is dat een werkgever op grond van het bepaalde in artikel 7:671b BW de kantonrechter kan verzoeken de arbeidsovereenkomst met een werknemer te ontbinden op een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 BW. De kantonrechter kan dit verzoek slechts inwilligen als aan de voorwaarden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst is voldaan en als er geen opzegverboden gelden. In dit geval is er geen sprake van een opzegverbod.
4.2.
Partijen zijn het erover eens zijn dat de arbeidsrelatie inmiddels ernstig en onherstelbaar is verstoord. Dit maakt de positie en het verdere functioneren van [verwerende partij], als gemeentesecretaris, onmogelijk. Herplaatsing van [verwerende partij] ligt, vanwege de functie die hij thans bij de Gemeente betrekt, niet in de rede. Gelet hierop kan het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, mits de voorwaarden waaronder dit verzoek is ingediend, zijn vervuld, worden toegewezen. De Gemeente heeft verzocht het verzoek tot ontbinding alleen toe te wijzen indien in rechte wordt vastgesteld dat [verwerende partij] - van wie het salaris door de Wet Normering Topinkomens wordt genormeerd - bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst recht heeft op de wettelijke transitievergoeding ex artikel 7:673 Burgerlijk Wetboek (BW), alsmede de boven- en nawettelijke uitkeringen bedoeld in hoofdstuk 10 van de cao Gemeenten, met de mogelijkheid van afkoop tegen 30% van de totale waarde van de aanspraken.
4.3.
In dat kader is van belang of de door de Gemeente aan [verwerende partij] te betalen transitievergoeding, alsmede aanvullende en nawettelijke WW-uitkering onder de uitzondering van artikel 1.1 sub i van de Wet Normering Topinkomens vallen en niet door de WTN worden genormeerd. In artikel 1.1 sub i WNT zijn uitkeringen die voortvloeien uit een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst, een van toepassing zijnde collectieve regeling of uit een wettelijk voorschrift van WNT uitgesloten. In artikel 4 lid 2 van het Uitvoeringsbesluit WNT is hieraan toegevoegd dat de uitzondering alleen geldt voor zover de uitkering rechtstreeks, dwingend en eenduidig daaruit voortvloeit
4.4.
Voor de aan [verwerende partij] te betalen transitievergoeding geldt dat deze voortvloeit uit een wettelijk voorschrift (artikel 7:673 lid 1 onderdeel a BW) en daardoor onder de uitzondering valt van artikel 1.1. sub i WNT. Aan de voorwaarden van
artikel 7:673 lid 1 BW is in het onderhavige geval voldaan. De arbeidsovereenkomst wordt op verzoek van de Gemeente ontbonden, de arbeidsovereenkomst/dienstbetrekking met [verwerende partij] heeft ten minste 24 maanden geduurd en er is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen van [verwerende partij]. De verzochte verklaring voor recht op dit punt ligt daarom voor toewijzing gereed.
4.5.
Met betrekking tot de aanvullende en nawettelijke WW uitkering overweegt de kantonrechter dat artikel 24 van de cao Gemeenten bepaalt dat de werkgever die het voornemen heeft om de kantonrechter te vragen de arbeidsovereenkomst met de werknemer op grond van een verstoorde arbeidsverhouding te ontbinden, voor die werknemer een passende regeling moet treffen. Bij die passende regeling betrekt de werkgever, voor zover dat redelijk en billijk is, kort gezegd de aanvullende en nawettelijke WW-regeling uit hoofdstuk 10 van de cao.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat voor de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren op gemeenteambtenaren de rechtspositieregeling CAR/UWO van toepassing was, waarin in artikel 10d:4 een bijna identieke tekst als het huidige artikel 10:24 van de Cao Gemeenten was opgenomen met betrekking tot het treffen van een passende regeling voor een ambtenaar die onder meer ontslagen wordt wegens een verstoorde arbeidsverhouding. De Centrale Raad van Beroep heeft onder het regime van de CAR/UWO geoordeeld dat de passende regeling, waarin de wachtgeldregeling moest worden betrokken, viel onder de uitzondering bedoeld in artikel 1 sub 1 WNT, alsmede dat een eenmalige afkoop van de uitkeringsrechten die voortvloeien uit de CAR/UWO moest worden geacht rechtstreeks, dwingend en eenduidig uit de rechtspositieregeling voort te vloeien, mits werd uitgegaan van de gebruikelijke afkoopwaarde (CRvB 29 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:216 en CRvB 29 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1924). De topfunctionaris had bij een ontslag in beginsel recht op een werkloosheidsuitkering, een aanvullende uitkering en - als het ontslag gelegen was in de werksfeer en niet grotendeels aan de topfunctionaris zelf te wijten was - een na-wettelijke uitkering.
4.7.
Uit de Wnra kan niet worden afgeleid dat met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren een materiële wijzing op het punt van de bovenwettelijke WW uitkeringen voor ambtenaren heeft willen aanbrengen. De inhoud van de cao Gemeenten is primair het resultaat van een technische vertaalslag en niet van een nieuw onderhandelingsresultaat. Dit wijst op continuïteit van de inhoud van de rechten en verplichtingen die aan de cao kunnen worden ontleend. De wetgever heeft onder het overgangsrecht bij de Wnra ook de eis van continuïteit gelegd. Uitgangspunt is dat op individueel niveau de ambtenaar normaliseert met integraal behoud van zijn rechten en aanspraken. (Artikel 14 lid 1 Ambtenarenwet). Dit leidt tot de conclusie dat de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep op dit punt, door de kantonrechter wordt gevolgd en ook thans geldt dat de door de Gemeente getroffen passende regeling waarin aan [verwerende partij] een aanvullende en nawettelijke WW-uitkering wordt toegekend onder de uitzondering van artikel 1.1 i WNT valt. De verzochte verklaring voor recht op dit punt ligt daarom voor toewijzing gereed.
4.8.
Nu de voorwaarden waaronder de Gemeente heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] te ontbinden zijn vervuld, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbinden, met toepassing van artikel 7:671b lid 9 onder a, met ingang van
1 april 2021. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, een en ander met behoud van een termijn van tenminste één maand.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2021;
5.2.
verklaart voor recht dat [verwerende partij] recht heeft op betaling van de wettelijke transitievergoeding ex artikel 7:673 BW, gelijk aan € 19.000,-, alsmede dat deze uitkering niet is aan te merken als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband in de zin van de WTN nu deze uitkering onder de uitzondering van artikel 1.1 sub i WNT valt;
5.3.
verklaart voor recht dat [verwerende partij] op grond van artikel 10:24 Cao Gemeenten recht heeft op de bovenwettelijke WW rechten (aanvullende en bovenwettelijke uitkeringen) zoals opgenomen in hoofdstuk 10 van de Cao Gemeenten, met de mogelijkheid van afkoop tegen 30% van de totale (potentiële) waarde van deze uitkeringen en dat deze uitkeringen niet zijn aan te merken als uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband in de zin van de WNT nu deze uitkeringen onder de uitzondering van artikel 1.1 sub i WNT vallen;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven te Assen en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2021 door
mr. A. van der Meer, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c: 353/md