ECLI:NL:RBNNE:2021:1096
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens onvoldoende bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure met parketnummer 18/830331-17. De officier van justitie had op 3 juli 2019 een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij een bedrag van € 33.436,06 werd geëist. Tijdens de behandeling op 2 maart 2021 werd dit bedrag verlaagd tot € 7.331,26. De rechtbank diende te beoordelen of de veroordeelde daadwerkelijk voordeel had genoten uit de opbrengst van een hennepkwekerij, waar hij bij betrokken was.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de hennepkwekerij. De rechtbank baseerde haar oordeel op de beschikbare bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting. Er waren sterke aanwijzingen dat de hennepkwekerij onderdeel was van een grotere organisatie, en de veroordeelde had slechts een uitvoerende rol. Hierdoor was het niet aannemelijk dat hij de opbrengst van de oogst als voordeel had verkregen.
De rechtbank concludeerde dat de vordering van de officier van justitie moest worden afgewezen, omdat er geen concrete aanknopingspunten waren voor een schatting van het voordeel dat de veroordeelde zou hebben verkregen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de uitspraak werd openbaar gedaan op dezelfde dag.