ECLI:NL:RBNNE:2021:1070

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
18/830331-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt en medeplichtigheid aan hennepteelt met vrijspraak voor diefstal van elektriciteit

In de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte, die betrokken was bij de hennepteelt in Groningen, heeft de rechtbank op 30 maart 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van hennepteelt en medeplichtigheid aan hennepteelt, terwijl hij ook werd beschuldigd van diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich samen met anderen schuldig had gemaakt aan het telen van hennep in zijn eigen woning en dat hij medeplichtig was aan de hennepteelt in de woning van zijn toenmalige partner. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk middelen had verschaft door goederen op te halen bij een growshop ten behoeve van de hennepkwekerij. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat leidde tot de bewezenverklaring van het medeplegen van hennepteelt. Echter, de rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen of medeplichtigheid aan deze diefstal. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf op van 150 uren met een proeftijd van 1 jaar, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak. De benadeelde partij, Enexis B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het feit niet bewezen was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830331-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 maart 2021 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 maart 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.T. van Dalen, advocaat te Groningen.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Zaak 4 - [straatnaam] Groningen
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016, in elk geval op of omstreeks 22 april 2016, te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk in een pand aan de [straatnaam] , heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 355 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, met elkaar, althans één van hen,
(telkens) opzettelijk in een pand aan de [straatnaam] , heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 355 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen, en/of
- door een of meermalen de benodigde goederen voor de inrichting van de hennepkwekerij en/of het telen of kweken van hennepplanten op/af te halen (bij growshop [bedrijf] aan de [straatnaam] ), en/of - op of omstreeks 22 april 2016 hennep te knippen en/of
- op of omstreeks 22 april 2016 (deze afgeknipte) hennep in tassen weg te brengen en/of te vervoeren en/of te verplaatsen;
- Pv aantreffen hennepkwekerij, map 4, zaak 4, p. 1404 ev
- Pv bevindingen waargenomen personen, map 4, zaak 4, p. 1366
- Pv sporenonderzoek, map 4, zaak 4, p. 1469
- NFI-rapport, map 4, zaak 4, p. 1473
- Pv van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , map 11, p. 410 ev
- Pv's van verhoor verdachte [verdachte] , map 11, p. 305 ev, p. 334 ev
2.
Zaak 4 - [straatnaam] Groningen
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit, althans enig goed, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, met elkaar, althans één van hen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte, waarbij die voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit, althans enig goed, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) zijn woning, te weten een pand aan de [straatnaam] te Groningen en/of de aldaar aanwezige elektriciteitsvoorziening(en) (voor de teelt/het kweken en/of het bereiden en/of het bewerken en/of het verwerken van hennep(planten) ter beschikking te stellen;
- Aangifte Enexis, map 4, zaak 4, p. 1427
- Pv aantreffen hennepkwekerij, map 4, zaak 4, p. 1404 ev
- Pv bevindingen huurauto [medeverdachte 1] , map 4, zaak 4, p. 1238
- Pv bevindingen waargenomen personen, map 4, zaak 4, p. 1366
- Pv van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , map 11, p. 410 ev
- Pv's van verhoor verdachte [verdachte] , map 11, p. 305 ev, p. 334 ev
3.
Zaak 15 - [straatnaam] Hoogezand
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Hoogezand, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk, in een pand aan het [straatnaam] , heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Hoogezand, samen, althans één van hen,
(telkens) opzettelijk, in een pand aan het [straatnaam] , heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, althans in de gemeente Groningen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- een of meermalen de benodigde goederen voor de inrichting van de hennepkwekerij en/of het telen/kweken van hennplanten op/af te halen (bij growshop [bedrijf] aan de [straatnaam] ).
- Pv aantreffen hennepkwekerij, map 7, zaak 15, p. 2691 ev
- Pv's van verhoor verdachte [verdachte] , map 7, zaak 15, p. 2638 ev, p. 2654 ev (ook opgenomen in map 11, p. 305 ev)
- Pv's van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , map 7, zaak 15, p. 2579 ev (ook opgenomen
in map 12, p. 611 ev)
- Pv van bevindingen (AH-035-01), map 4, zaak 4, p. 1234 ev
- Pv van bevindingen camerabeelden (AH 127-01), map 10, dossier camerabeelden, p. 411 ev.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair. Met betrekking tot feiten 1 en 3 betreft dit het medeplegen van telen, bewerken, verwerken en aanwezig hebben van hennep.
Hij heeft ten aanzien van feit 2 het volgende aangevoerd. Verdachte had een kwekerij in zijn woning en daarbij vindt veelal diefstal van stroom plaats. Verdachte is verantwoordelijk voor zijn eigen woning. Er is onvoldoende gebleken van een dwangsituatie, zoals verdachte heeft verklaard. Verdachte moet dus hebben geweten dat er diefstal van stroom plaatsvond.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 3 het volgende aangevoerd. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij wist van de kwekerij in de woning van zijn toenmalige vriendin, medeverdachte [medeverdachte 2] , en dat hij daarvoor meerdere malen de daarvoor benodigde goederen heeft opgehaald. De verklaringen van verdachte met betrekking tot de dwang/bedreiging door onbekend gebleven personen zijn ongeloofwaardig, nu deze onvoldoende concreet zijn en onvoldoende overeenkomen met de verklaringen hieromtrent van medeverdachte [medeverdachte 2] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het telen van hennep. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte onder druk een hennepkwekerij in zijn woning liet bouwen, maar dat hij hier zelf een zeer kleine rol in heeft gespeeld. Hoewel verdachte dit wel bij de politie heeft verklaard, ontkent hij dat hij hennep heeft geknipt. Verdachte had destijds bij het ondertekenen van zijn verklaring zijn leesbril niet bij zich. Het aanwezig hebben van hennepplanten kan wel worden bewezen.
Ten aanzien van de diefstal van stroom (feit 2) heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen. De subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid kan wel worden bewezen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman betoogd dat vrijspraak dient te volgen voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde, nu niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de kwekerij in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] . Opzet op het telen of aanwezig hebben van hennep kan dus niet worden bewezen. Daarnaast heeft verdachte geen bijdrage geleverd aan de kwekerij.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 (hennepteelt [straatnaam] te Groningen)
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 mei 2016 (V-007-10), opgenomen op pagina 305 e.v. van map 11 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2015256689 (onderzoek Liriope) d.d. 11 juli 2017, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Wat hebben onze collega’s vandaag volgens jou aangetroffen in jouw woning aan de [straatnaam] ?
A: Het stond vol met hennep. Die [medeverdachte 3] . Zij regelt dat allemaal voor die mensen.
V: Je vertelde dat je wel sms’jes kreeg, van die jongens, dat je wat moest ophalen. Wat moest je dan doen?
A: Dat is bij de groothandel, daar moest ik dan heen. Die groothandel zit aan de [straatnaam] . Dan stonden daar dozen klaar, of voeding, dat moest ik dan naar mijn huis aan de [straatnaam] brengen.
V: Wie heeft de kwekerij onderhouden?
A: Ik denk dat meisje.
V: Waarom denk je dat?
A: Omdat dat de enige was die daar kwam.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 juni 2016 (V-007-12), opgenomen op pagina 334 e.v. van map 11 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Je bent op 22 april 2016 gezien met tassen. Op de foto’s is te zien dat je 's ochtends al binnen kwam. Hoe verklaar je dat?
A: Ja, we waren aan het knippen geweest, dat moest. We moesten meehelpen van [medeverdachte 1] , van [medeverdachte 3] , van die jongens die er achter zitten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2016 (AH-094-01), opgenomen op pagina 1404 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 31 mei 2016 vond een doorzoeking plaats aan de [straatnaam] te Groningen. Er bleek een hennepkwekerij te zijn aangelegd op de zolderverdieping. Op het adres [straatnaam] , Groningen, staat [verdachte] inschreven.
Na het binnentreden zag ik het volgende. Op zolder was een overloop gecreëerd en aan beide kanten van de overloop was een kweekruimte ingericht. In rechter kweekruimte stonden 238 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 110 cm. In de linker kweekruimte stonden 117 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 110 cm. Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 19 mei 2016 (AH-060-01), opgenomen op pagina 1366 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 13 mei 2016 keek ik camerabeelden uit die heimelijk opgenomen waren van de portiek die toegang geeft tot het adres [straatnaam] te Groningen. Hieronder ziet u een overzicht van de bijzonderheden die ik gezien heb.
22-04-2016
7.49
uur: [verdachte] met vrouw, hond en tas naar binnen.
8.01
uur: [medeverdachte 1] gaat met grote witte tassen naar binnen.
8.12
uur: [medeverdachte 3] met schoudertas naar binnen.
18.37
uur: [medeverdachte 1] met Lidl-tas in de hand belt aan.
18.38
uur: [medeverdachte 3] doet open en loopt met twee grote zwarte tassen naar buiten. [verdachte] komt er met een grote zwarte tas achteraan.
20.52
uur: [medeverdachte 1] doet de deur open met een sleutel en gaat naar binnen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2016 (AH-049-01), opgenomen op pagina 1379 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 22 april 2016 omstreeks 18.30 uur zag ik dat [medeverdachte 1] richting de portiek van [straatnaam] te Groningen liep. Ik zag dat [medeverdachte 1] aanbelde, vervolgens de toegangsdeur tot het portiek opengedaan werd en dat [medeverdachte 1] de plastic zak overhandigde aan iemand. Ik zag dat [medeverdachte 1] daarna wenkte en dat er twee vrouwen en een man uit de portiek kwamen lopen. Ik zag dat deze personen rechtstreeks naar zijn auto liepen met alle drie een grote zwarte tas in de hand. Een persoon die voorop liep had zelfs twee tassen vast. [medeverdachte 1] is na de overdracht van de tassen direct weggereden. Van de drie personen die uit de portiek kwamen lopen herkende ik een man onmiskenbaar als [verdachte] . De andere twee personen betroffen dames, een van middelbare leeftijd en een jongere dame. Het onderzoeksteam heeft de pasfoto van [medeverdachte 3] opgevraagd bij de Gemeente Appingedam en deze vergeleken met de filmopname van de onbekende jonge vrouw die met de zwarte tassen uit de portiek kwam lopen in de [straatnaam] . Gezien het uiterlijk, postuur en vorm van het gezicht komt het onderzoeksteam tot de conclusie dat de onbekende jonge vrouw [medeverdachte 3] betreft.
6. Een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen van 1 juni 2016 (FTO-002-01), opgenomen op pagina 1469 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Tijdens de zoeking aan de [straatnaam] te Groningen heb ik de hennepkwekerij op biologische sporen(dragers) onderzocht.
Op de zolderverdieping waren twee ruimtes gebouwd waarin zich de kweekruimtes bevonden. Op de overloop tussen deze twee ruimtes heb ik peuken aangetroffen en veiliggesteld (SIN AAET1112NL, SIN AAET1113NL en SIN AAET1114NL).
Op een slaapkamer werden diverse vuilniszakken met daarin kleding en hennepresten aangetroffen. Op twee broeken die in één van deze vuilniszakken zaten heb ik bloed aangetroffen en veiliggesteld (SIN AAET1115NL).
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2016.06.13.104, van 9 juli 2016 opgemaakt door A.I. Berghout, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige (FTO-002-02), opgenomen op pagina 1473 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Tabel 1: Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans
AAET1112NL#01
[medeverdachte 1]
kleiner dan één op één miljard
AAET1113NL#01
[medeverdachte 1]
kleiner dan één op één miljard
AAET1114NL#01
[medeverdachte 1]
kleiner dan één op één miljard
AAET1115NL#01
[verdachte]
kleiner dan één op één miljard
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van 6 december 2016 (AH-127-01), opgenomen op pagina 411 e.v. van map 10 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij hebben de camerabeelden van de panden aan de [straatnaam] te Groningen van de periode van 1 maart 2016 tot en met 28 mei 2016 bekeken en geanalyseerd. Hieronder geven wij een overzicht van de data van aanwezigheid en de door ons waargenomen bijzonderheden.
[verdachte] komt meerdere malen per week aan de [straatnaam] .
Aanwezigheid maart 2016 op de beelden vastgesteld op: 1, 5, 9, 11, 12, 14, 15, 17, 19, 29.
Aanwezigheid april 2016 op de beelden vastgesteld op: 6, 8.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 juni 2016 (V-008-14), opgenomen op pagina 410 e.v. van map 11 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
V: Wat wil je over de [straatnaam] in Groningen vertellen?
A: Dat het [verdachte] zijn eigen kwekerij was. Hij heeft mij gevraagd of ik hem een beetje wilde helpen. Ik heb hem toen een aantal keer geholpen.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 19 augustus 2016 (AH-122-01), opgenomen op pagina 1238 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Door het onderzoeksteam zijn de track en trace gegevens opgevraagd van een aantal auto's die verdachte [medeverdachte 1] gehuurd heeft. De track en trace gegevens van de volgende auto's en huurperioden kwamen ons ter beschikking:
Huurperiode 04-01-2016 t/m 02-02-2016, auto met kenteken 4-TNG-03.
Huurperiode 02-02-2016 t/m 11-04-2016, auto met kenteken 4-TNG-04.
Huurperiode 22-04-2016 t/m 29-04-2016, auto met kenteken 4-TNG-03.
Uit de gegevens blijkt dat de volgende locatie meerdere malen wordt aangedaan:
[straatnaam] nabij [nummer] te Groningen. Wordt in januari vrijwel iedere dag bezocht, in totaal 31 maal en soms meerdere malen per dag. Wordt in de periode van 3 februari tot 11 april 15 maal bezocht waarvan op sommige dagen ook weer meerdere malen per dag.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 juli 2016 (AH-108-01), opgenomen op pagina 1374 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 22 juli 2016 keek ik camerabeelden uit die heimelijk opgenomen waren van de portiek die toegang geeft tot het adres [straatnaam] te Groningen. Hieronder ziet u een overzicht van de bijzonderheden die ik gezien heb.
24 april 2016
12:40 uur de observatiecamera neemt waar dat verdachte [medeverdachte 3] voor de portiek loopt.
13:14 uur verdachte mevrouw [medeverdachte 3] verlaat de portiek.
26 april 2016
14:19 uur verdachte mevrouw [medeverdachte 3] loopt met een plastic tas, die gezien de vorm ergens mee gevuld moet zijn de portiek binnen. Te zien is dat ze met een sleutel de portiekdeur openmaakt.
15:04 uur verdachte mevrouw [medeverdachte 3] verlaat de portiek zonder plastic tas.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Verdachte heeft zijn woning ter beschikking gesteld voor hennepteelt. Hij heeft ter terechtzitting ontkend dat hij op 22 april 2016 met anderen hennep heeft geknipt. Bij de politie heeft verdachte echter wel bekend dat op die dag heeft geknipt, samen met medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . De rechtbank gaat uit van het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van verhoor, dat ook door verdachte is ondertekend. Deze gang van zaken wordt ook ondersteund door de camerabeelden. Hieruit volgt onder meer dat verdachte op 22 april 2016 gedurende de hele dag in zijn woning aanwezig is geweest. Ook medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zijn ’s ochtends de woning binnengekomen. Rond 18:30 uur heeft verdachte met medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in totaal vier tassen met hennep in de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] gelegd. Dat verdachte werkzaam is geweest in de kwekerij, volgt ook uit het feit dat zijn DNA is aangetroffen op een broek, die in een vuilniszak met daarin ook hennepresten is aangetroffen. Daarnaast heeft verdachte zeer regelmatig goederen ten behoeve van de hennepkwekerij in zijn woning bij [bedrijf] aan de [straatnaam] opgehaald. Tot slot heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte eigenaar is van de hennepkwekerij.
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank ook betrokkenheid van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 3] volgt uit de camerabeelden dat zij ook op 24 en 26 april 2016 in de woning is geweest, waarbij zij kennelijk over een sleutel van de woning beschikte. Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 3] regelmatig in de woning kwam om de hennepkwekerij te onderhouden. De rechtbank acht deze verklaring geloofwaardig, mede gelet op het feit dat verdachte vaker bij de woning is gezien dan alleen op de knipdag en er in haar eigen woning twee dozen met assimilatielampen en sealbags zijn aangetroffen. Deze goederen worden veelal gebruikt in de hennepteelt. Uit de track & trace-gegevens van de huurauto’s van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dat hij in de maanden januari tot en met april 2016 zeer regelmatig heeft stilgestaan in de buurt van de woning aan de [straatnaam] . Uit de camerabeelden van 22 april 2016 volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] na het knippen de tassen met hennep heeft weggebracht en dat hij kennelijk over een sleutel van de woning beschikte. Daarnaast is zijn DNA aangetroffen in de hennepkwekerij op een drietal sigarettenpeuken.
Hoewel het voor de rechtbank niet duidelijk is geworden wat de exacte rolverdeling was tussen verdachte en zijn medeverdachten, oordeelt de rechtbank op grond van het voorgaande dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van het telen en verwerken van hennep bewezen.
Feit 2 (diefstal stroom [straatnaam] te Groningen)
De rechtbank acht feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Bij het ontmantelen van de hennepkwekerij is gebleken dat de elektriciteitsmeter was gemanipuleerd, waardoor de afgenomen elektriciteit niet (volledig) werd geregistreerd.
De verklaring van verdachte dat hij geen weet had van de gemanipuleerde elektriciteitsmeter wordt door de inhoud van het dossier niet weerlegd. Nu bewijs voor medeplegen van of medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit ontbreekt, zal de rechtbank hem van dit feit vrijspreken.
Feit 3 (hennepteelt [straatnaam] te Hoogezand)
De rechtbank acht feit 3 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier volgt dat er een niet meer in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen in de woning van de toenmalige partner van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte heeft verklaard dat hij niet de eigenaar was van de hennepkwekerij, maar dat hij wel eens goederen ten behoeve van de kwekerij heeft opgehaald bij [bedrijf] en dit naar de woning heeft gebracht. Uit het dossier volgt niet dat verdachte anderszins een bijdrage heeft geleverd aan de hennepkwekerij.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het onder 2 primair ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
De rechtbank past met betrekking tot feit 3 subsidiair de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 juni 2016 (V-007-11), opgenomen op pagina 321 e.v. van map 11 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2015256689 (onderzoek Liriope) d.d. 11 juli 2017, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: In de woning aan [straatnaam] te Hoogezand is gisteren een ontmantelde hennepkwekerij aangetroffen. Wanneer is deze opgebouwd?
A: Begin van dit jaar.
V: Hoeveel planten stonden hierin?
A: Ik schat 75 tot 100 totaal.
V: Wanneer heb je hem leeggehaald?
A: 3 week geleden ongeveer.
V: Heb je ook spullen naar Hoogezand gebracht?
A: Ja, dat kwam ook van dezelfde growshop. Ik heb Hornbachdozen bij de growshop gehaald. Qua gewicht denk ik aan aarde. Voeding stokken.. ik weet niet wat ze allemaal gebruikten.
V: Je bent dus meerdere keren geweest bij de growshop voor spullen voor Hoogezand?
A: Ja.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 21 juni 2016, opgenomen op pagina 2691 e.v. van map 7 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij hebben een onderzoek ingesteld, op het adres [straatnaam] te Hoogezand. Op dit adres staat ingeschreven: [medeverdachte 2] .
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij aanwezig was. De hennepkwekerij was niet in werking. Op eerste verdieping in een van de slaapkamers aan de linkerzijde lagen twee gebruikte koolstoffilters en een slakkenhuis. Er waren diverse indicatoren dat er een hennepkwekerij in deze ruimte had gezeten. In een van de andere kamers op de eerste verdieping diverse elektra ten behoeve van een kwekerij. Op de zolder troffen wij een niet inwerking zijnde hennepkwekerij aan. Er stonden op de grond van deze zolder 20 tot 30 vuilniszakken met gebruikte potgrond. In een van de aangetroffen vuilniszakken zaten verschimmelde afgeknipte hennepstekken. Door ons werd de hennepkwekerij ontmanteld. In totaal werd in beslag genomen:
28 stuks assimilatielampen
3 stuks afzuiginstallaties
4 stuks koolstoffilters
1. stuks tijdschakelaars
1. stuks waterpompen
4 stuks verwarmingselementen
2 stuks thermostaten
2 stuks ventilatieapparatuur
8 stuks groeimiddel
28 stuks transformatoren
7 stuks knipbenodigdheden
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van 6 december 2016 (AH-127-01), opgenomen op pagina 411 e.v. van map 10 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij hebben de camerabeelden van de panden aan de [straatnaam] te Groningen van de periode van 1 maart 2016 tot en met 28 mei 2016 bekeken en geanalyseerd. Hieronder geven wij een overzicht van de data van aanwezigheid en de door ons waargenomen bijzonderheden.
[verdachte] komt meerdere malen per week aan de [straatnaam] . Rijdt in de witte Peugeot van verdachte mevrouw [medeverdachte 2] .
Aanwezigheid maart 2016 op de beelden vastgesteld op: 1, 5, 9, 11, 12, 14, 15, 17, 19, 29.
Aanwezigheid april 2016 op de beelden vastgesteld op: 6, 8.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij pas op de hoogte raakte van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] , op het moment dat de politie de hennepkwekerij ontdekte. De rechtbank gaat echter uit van de eerder door verdachte afgelegde verklaring bij de politie, waaruit volgt dat verdachte wel wetenschap had van deze hennepkwekerij en hij daarvoor goederen heeft opgehaald bij [bedrijf] . Uit de camerabeelden volgt ook dat verdachte hier regelmatig is geweest met de auto van medeverdachte [medeverdachte 2] .
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het verschaffen van gelegenheid en middelen als opzet op de hennepteelt.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 primair en 3 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk in een pand aan de [straatnaam] heeft geteeld en verwerkt, een hoeveelheid van in totaal ongeveer 355 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Hoogezand, opzettelijk, in een pand aan het [straatnaam] , heeft geteeld, een aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Groningen opzettelijk middelen heeft verschaft door meermalen de benodigde goederen voor de inrichting van de hennepkwekerij en/of het telen van hennepplanten op te halen bij growshop [bedrijf] aan de [straatnaam] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
3. medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair wordt veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat een gevangenisstraf als uitgangspunt geldt, maar dat een taakstraf wordt geëist om tegemoet te komen aan de forse overschrijding van de redelijke termijn. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de eis ook rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Subsidiair heeft hij gepleit voor oplegging van een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 24 februari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het telen van hennep in zijn eigen woning en hij heeft zich schuldig gemaakt als medeplichtigheid aan hennepteelt in de woning van zijn toenmalige partner, door goederen op te halen bij een growshop ten behoeve van de hennepkwekerij. Daarmee heeft hij de illegale handel in hennep in stand gehouden. Daarnaast is hennep bij gebruik niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar ook - direct en indirect - de oorzaak van diverse vormen van criminaliteit.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. De rechtbank gaat met betrekking tot feit 1 uit van het telen van in totaal 355 hennepplanten. Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS is voor het telen van dit aantal planten een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand passend. Met betrekking tot feit 2 gaat de rechtbank uit van 75 tot 100 hennepplanten, waarvoor een geldboete van € 1.000,-- passend wordt geacht. Gelet op de financiële situatie van verdachte en de bewezen verklaarde medeplichtigheid, zal de rechtbank een taakstraf van 30 uren als uitgangspunt nemen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf in aanzienlijke mate rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is aangevangen op de dag van inverzekeringstelling, te weten op 31 mei 2016. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met 2 jaren en 10 maanden overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding tot gevolg moet hebben dat er geen gevangenisstraf wordt opgelegd en dat de taakstraf in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd, met een beperkte proeftijd.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht, alles afwegende, oplegging van een voorwaardelijke taakstraf van 150 uren met een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden.

Benadeelde partij

Enexis B.V. heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.523,26 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 400,-- ter vergoeding van de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De raadsvrouw van Enexis B.V. heeft ter terechtzitting meegedeeld dat verdachte reeds € 620,-- heeft voldaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met uitzondering van posten 3 en 10 met betrekking tot de gasmeter en het gasverbruik en het reeds door verdachte betaalde bedrag, tot een bedrag van € 2.987,87.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 48, 49, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Ten aanzien van feit 2:
Bepaalt dat de benadeelde partij
Enexis B.V.in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.