1.2.Op 26 november 2018 heeft eiseres het volgende verzoek ingediend:
Met een beroep op Wet openbaarheid van bestuur verzoek ik u mij kopieën te zenden van alle documenten (mails en brieven, bijvoorbeeld van of aan de gemeente Leeuwarden of de eigenaren van de woonarken, gespreksverslagen, concept- overeenkomsten et cetera) die betrekking hebben op de mogelijke realisatie van drie permanente ligplaatsen aan de [locatie1] . In ieder geval ontvang ik graag een kopie van uw DB-besluit waarin u instemt met het aangaan van overeenkomsten (koop? huur?) over de voorgenomen ligplaatsen aan de [locatie1] en de verkoop c.q. verhuur van daarbij behorende landgronden."
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het Wob-verzoek ingewilligd ten aanzien van de notulen van de vergadering van het algemeen bestuur van 24 november 2016, het verslag van deze vergadering, waarin het besluit tot het aangaan van de koopovereenkomst is opgenomen, en het daaraan ten grondslag liggende voorstel. Openbaarmaking van de koopovereenkomst is na heroverweging geweigerd.
In het bestreden besluit is verwezen naar het primaire besluit. Daaraan is het volgende toegevoegd (voor zover relevant):
"In uw bezwaarschrift stelt u dat een inventarisatie had moeten worden opgesteld en dat vervolgens per document (onderdeel) had moeten worden aangegeven of er sprake is van openbaarheid, dan wel dat een weigeringsgrond van toepassing is en de daarbij behorende belangenafweging. Het dagelijks bestuur is van oordeel dat de door u voorgestane benadering in de onderhavige situatie niet behoeft te worden gevolgd.
[…]
Voor zover uw WOB-verzoek en uw bezwaarschrift zich evenwel mede richten op de koopovereenkomst, blijft het dagelijks bestuur zich – in aanvulling op haar besluit van 7 maart 2019 – op het standpunt stellen dat de aangegeven weigeringsgronden, afzonderlijk en/of in onderlinge samenhang beschouwd, daarop van toepassing zijn.
[…]
Met betrekking tot de in artikel 10, lid 1, aanhef en sub c, WOB opgenomen weigeringsgrond blijft het dagelijks bestuur zich op het standpunt stellen dat het besluit en de koopovereenkomst gegevens omtrent de bedrijfsvoering en de marktpositie van de wederpartij bevatten, die door de GVM [de rechtbank leest: Grouster Vastgoed Maatschappij] vertrouwelijk met Marrekrite zijn gedeeld. Openbaarmaking van deze gegevens zou de positie van de wederpartij schaden, zodat Marrekrite daaraan haar medewerking niet kan verlenen.
Met betrekking tot de in artikel 10, lid 2, aanhef en sub b, WOB opgenomen weigeringsgrond blijft het dagelijks bestuur zich op het standpunt stellen dat openbaarmaking de armslag van Marrekrite inzake haar afstotingsbeleid zou compromitteren. Door met betrekking tot lopende transacties gegevens openbaar te maken zou Marrekrite zich immers, ten nadele van haar eigen positie, in de kaart laten kijken.
Nu uw WOB-verzoek en uw bezwaarschrift zich richten op een belang dat buiten het terrein van de Marrekrite ligt – het is immers, zoals hierboven reeds aangegeven, niet aan Marrekrite om te bepalen of op het over te dragen perceel ligplaatsen voor recreatie-arken mogen worden gecreëerd – kan dat belang sowieso niet opwegen tegen de integriteit van haar afstotingsbeleid.
Met betrekking tot de in artikel 10, lid 2, aanhef en sub g, WOB opgenomen uitzonderingsgrond blijft liet dagelijks bestuur zich op het standpunt stellen dat uw WOB verzoek en uw bezwaarschrift geplaatst moeten worden in de context van het ontstane geschil tussen, enerzijds, de gemeente Leeuwarden, Marrekrite en de GVM, en, anderzijds, uw cliënte. Reeds in augustus 2017 heeft uw cliënte het standpunt ingenomen dat de verplaatsing van de recreatie-arken naar [locatie2] – waar, nota bene, uw cliënte de belangen vertegenwoordigt van de [leden] – met alle mogelijke middelen moet worden geblokkeerd.
[…]"
3. Op grond van artikel 1, aanhef en onderdeel a., van de Wob wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder "document": een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
Op grond van onderdeel b. wordt verstaan onder "bestuurlijke aangelegenheid": een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.
Op grond van artikel 2, eerste lid, verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
Op grond van artikel 3, eerste lid, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Op grond van het derde lid behoeft de verzoeker bij zijn verzoek geen belang te stellen.
Op grond van het vierde lid verzoekt het bestuursorgaan, indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, de verzoeker zo spoedig mogelijk om zijn verzoek te preciseren en is het hem daarbij behulpzaam.
Op grond van het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Op grond van artikel 4 wordt, indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, de verzoeker zo nodig naar dat orgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel c., blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onderdeel b., blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen.
Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onderdeel g., blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
4. Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat het de vraag is of het verzoek ontvankelijk is. Hij werpt de vraag op of het WOB-verzoek van eiseres de openbaarmaking van de verzochte informatie voor een ieder nastreeft. Uit het verzoek en omstandigheden beschreven in het verweerschrift blijkt immers dat eiseres daarmee enkel en alleen haar eigen privébelang nastreeft, dat wil zeggen de in haar gebundelde privébelangen van de [leden] , dat uitsluitend gericht is op het torpederen van de verplaatsing van de drie recreatiearken.