201800182/1/A3.
Datum uitspraak: 10 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Vereniging van Eigenaren VvE Park Hoog Lede I Vlaardingen, gevestigd te Vlaardingen,
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 29 november 2017 in zaak nrs. 17/6008 en 17/6135 in het geding tussen:
de vereniging
en
de raad van de gemeente Vlaardingen.
Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 2017 heeft de raad een verzoek van de vereniging om opheffing van door hem krachtens artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet opgelegde geheimhouding afgewezen.
Bij besluit van 12 oktober 2017 heeft de raad het daartegen door de vereniging gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 november 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vereniging ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vereniging hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De vereniging heeft de toestemming, bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gegeven.
De vereniging heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 augustus 2018, waar de vereniging, vertegenwoordigd door H. Op den Brouw, bijgestaan door mr. H.A. Meindersma, rechtsbijstandverlener te Blaricum, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.W. Boot, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij brief van 29 november 2016 heeft de vereniging de raad verzocht haar op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) alle documenten te verstrekken over de verkoop van grond ten behoeve van de vestiging van een medisch centrum in de wijk Park Hoog Lede te Vlaardingen en de opgelegde geheimhouding omtrent dit onderwerp op te heffen. Bij besluit van 20 december 2016 heeft de raad de brief ter gedeeltelijke afhandeling doorgezonden aan het college van burgemeester en wethouders. Het verzoek om opheffing van de door hem opgelegde geheimhouding heeft de raad bij het besluit van 26 januari 2017 afgewezen. Hiertegen heeft de vereniging bezwaar gemaakt. De raad heeft het bezwaar bij het besluit van 12 oktober 2017 onder verwijzing naar een advies van de Commissie Bezwaarschriften van 30 mei 2017 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het hiertegen door de vereniging ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2. De vereniging is het hiermee niet eens. Zij voert aan dat de rechtbank slechts een oordeel heeft gegeven over de geluidsopname van de besloten vergadering van de raadscommissie van 3 november 2016 en de notulen van de besloten raadsvergadering van 17 november 2016, terwijl zij in haar brief van 29 november 2016 heeft verzocht om verstrekking van alle relevante documenten. Zij heeft deze documenten nodig voor haar procedure tegen de ten behoeve van de vestiging van een medisch centrum verleende omgevingsvergunning.
Voorts voert zij aan dat het financiële belang van de gemeente en haar onderhandelingspositie niet worden geschaad door openbaarmaking, en de rechtbank niet op alle in dit kader aangevoerde argumenten is ingegaan. Volgens haar weegt het belang van informatieverstrekking zwaarder dan het belang van de gemeente, en had de rechtbank op de aspecten van openbaarheid en transparantie van deze zaak moeten ingaan. Hierbij beroept zij zich op de uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2263. 2.1. Artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet luidt: "De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft."
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob luidt: "Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen […] de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen[.]"
2.2. Uit het besluit van 26 januari 2017, het besluit van 12 oktober 2017 en het bijbehorende advies van 30 mei 2017 blijkt dat de raad krachtens artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet geheimhouding heeft opgelegd omtrent de geluidsopname en de notulen op grond van het in artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wob genoemde belang. Uit het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank van 14 november 2017 blijkt dat het geding tussen de vereniging en de raad in beroep beperkt was tot de weigering van de raad om de opgelegde geheimhouding omtrent de geluidsopname en de notulen op te heffen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank in de aangevallen uitspraak derhalve terecht alleen hierover een oordeel gegeven. De weigering van het college om een aantal andere documenten openbaar te maken en opgelegde geheimhouding op te heffen, is in deze zaak niet aan de orde.
In zoverre faalt het betoog.
2.3. De Afdeling is voorts van oordeel dat de rechtbank terecht het standpunt van de raad heeft onderschreven dat verstrekking van de geluidsopname en de notulen niet opweegt tegen de economische en financiële belangen van de gemeente bij geheimhouding. De Afdeling heeft van de informatie op de geluidsopname en in de notulen kennisgenomen en is met de rechtbank van oordeel dat deze de economische en financiële belangen, verband houdende met grondtransacties, van de gemeente betreft en dat verstrekking ervan de onderhandelingspositie van de gemeente ten opzichte van derden kan verzwakken. De raad mocht derhalve opheffing van de geheimhouding van de geluidsopname en de notulen weigeren. Het beroep op de uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2015 kan de vereniging niet baten, omdat daarin niet de toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob ter toetsing voorlag.
Ook in zoverre faalt het betoog.
2.4. Ter zitting van de Afdeling heeft de vereniging er nog op gewezen dat in het door de raad overgenomen advies van de Commissie Bezwaarschriften is vermeld dat de documenten openbaar worden gemaakt zodra de akte bij de notaris is gepasseerd. Omdat de akte inmiddels is gepasseerd, moet de raad de documenten derhalve openbaar maken. De Afdeling is, gelet op de context van die passage in het advies, met de raad van oordeel dat die passage een verschrijving is en dat bedoeld is te vermelden dat na het passeren van de akte de grondprijs openbaar zal worden gemaakt, zoals ook in het besluit van 26 januari 2017 staat. De grondprijs is inmiddels openbaar gemaakt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. H. Bolt, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.
w.g. Hagen w.g. Hartsuiker
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2018
620.