ECLI:NL:RBNNE:2020:571

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
17/885040-10 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde ontnemingsprocedure na voldoen aan schikkingsvoorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 februari 2020 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die in een eerdere strafzaak was veroordeeld voor het aanwezig hebben van een hennepkwekerij. De officier van justitie had op 15 december 2014 gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde zou vaststellen en hem zou verplichten tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.441.463,50. Na een lange procedure, waarin het onderzoek meerdere keren is aangehouden, heeft de veroordeelde op 27 januari 2020 voldaan aan de voorwaarden van een ontnemingsschikking, door een bedrag van € 433.571,49 te betalen. De rechtbank heeft vervolgens de vraag beoordeeld wat de consequenties zijn van het voldoen aan de schikkingsvoorwaarden, nu de ontnemingsvordering al was ingediend. De rechtbank heeft zich hierbij aangesloten bij een eerder arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd geoordeeld dat de ontnemingszaak van rechtswege is geëindigd wanneer aan de voorwaarden van de schikking is voldaan. De rechtbank heeft dan ook beslist dat de ontnemingsprocedure van rechtswege is geëindigd, waarmee de zaak is afgesloten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 17/885040-10 (ontneming)
Beslissing van de meervoudige kamer, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 10 februari 2020 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1952 te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
adres: [straatnaam], [woonplaats],
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 15 december 2014 bij de rechtbank Noord-Nederland schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel (als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sv)) van veroordeelde wordt geschat en aan hem de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.441.463,50 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 17/885040-10 voortvloeiende wederrechtelijk verkregen voordeel.
Op 19 december 2012 is veroordeelde door de politierechter van de rechtbank Leeuwarden (thans rechtbank Noord-Nederland) in de onderliggende strafzaak veroordeeld tot straf ter zake van het aanwezig hebben van (een) hennep(kwekerij).
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 24 maart 2015 het onderzoek in de ontnemingszaak aangehouden voor onbepaalde tijd voor nader onderzoek (onder meer het horen van veroordeelde en het uitwisselen van schriftelijke standpunten).
Het onderzoek is vervolgens hervat ter terechtzitting van 27 januari 2020. Voorafgaand aan deze zitting heeft de officier van justitie aan de rechtbank laten weten dat inmiddels een ontnemingsschikking (als bedoeld in artikel 511c Sv) met veroordeelde is getroffen en dat veroordeelde aan de voorwaarden van die schikking heeft voldaan.
Veroordeelde is niet verschenen. Het openbaar ministerie is vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Beoordeling

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot vaststelling dat de ontnemingsprocedure van rechtswege is geëindigd. De veroordeelde heeft immers voldaan aan de voorwaarden van de hem aangeboden schikking door betaling van € 433.571,49.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat binnen de rechtspraak verschillend wordt beslist op de vraag wat de consequentie moet zijn van het voldoen aan de schikkingsvoorwaarden door een veroordeelde, indien de vordering reeds is ingediend.
In het verleden is gekozen voor een declaratoir vonnis waarin wordt verstaan dat de zaak van rechtswege is geëindigd, maar ook voor het niet-ontvankelijk verklaren van de officier van justitie in de ontnemingsvordering.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] heeft bij uitspraak van 6 september 2019 uitdrukkelijk overwogen dat zij van oordeel is dat moet worden verstaan dat de ontnemingszaak van rechtswege is geëindigd.
De rechtbank zal overeenkomstig voornoemd arrest van het gerechtshof beslissen. Zoals uit het procesverloop blijkt is voldaan aan de voorwaarden voor vaststelling dat de ontnemingsprocedure van rechtswege is geëindigd, te weten:
- veroordeelde is (onherroepelijk) veroordeeld wegens een strafbaar feit;
- er is sprake van een aanhangige ontnemingsvordering;
- er is een schikkingsovereenkomst;
- veroordeelde heeft aan de voorwaarden van de schikkingsovereenkomst voldaan. [2]

Beslissing

De rechtbank:
Verstaat dat de zaak van rechtswege is geëindigd.
Deze uitspraak is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 februari 2020.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 6 september 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7248.
2.Brief van het Centraal Justitieel Incassobureau d.d. 12 oktober 2016.