ECLI:NL:RBNNE:2020:522

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
C18 / 196999 PR RK 20-31
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak wegens niet verlenen van uitstel

Op 4 februari 2020 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen een wrakingsverzoek behandeld van de raadsman van een verdachte in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters O.J. Bosker, M. Brinksma en M.B.W. Venema, die de zaak behandelden. De raadsman, mr. R. van der Wal, voerde aan dat de rechtbank de schijn van vooringenomenheid had gewekt door het verzoek om uitstel van de behandeling van de zaak om medische redenen af te wijzen. Tijdens de zitting werd het wrakingsverzoek toegelicht, waarbij de raadsman stelde dat de verdachte door pijnklachten en medicatie, waaronder Diazepam, niet in staat was om de zitting bij te wonen.

De rechters hebben het wrakingsverzoek afgewezen en aangegeven dat er geen sprake was van vooringenomenheid. De voorzitter, mr. Bosker, benadrukte dat de beslissing om de behandeling niet uit te stellen uitvoerig was gemotiveerd en dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees voor partijdigheid. De officier van justitie, mr. H.J. Timmer, ondersteunde deze stelling door te stellen dat de procesbeslissing van de rechtbank aan de geldende regels voldeed.

De wrakingskamer heeft uiteindelijk geoordeeld dat het verzoek tot wraking ongegrond was en heeft de procedure in de strafzaak voortgezet. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C18 / 196999 PR RK 20-31
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
4 februari 2020
op het verzoek van
[naam] , te [woonplaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. R. van der Wal),
tot wraking van
mr. O.J. Bosker, mr. M. Brinksma en mr. M.B.W. Venema, rechters.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 4 februari 2020 met daarin het wrakingsverzoek van verzoeker. Het proces-verbaal is aan deze beslissing gehecht.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 4 februari 2020 behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
1.3.
Bij de mondelinge behandeling zijn de advocaat van verzoeker, de gewraakte rechters en de officieren van justitie, mr. O.S. von Bartveld en mr. H.J. Timmer, verschenen.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Overwegingen

2.1.
Bij de Afdeling strafrecht van deze rechtbank, locatie Groningen, is een strafzaak aanhangig met als parketnummer 18/850108-17. Op 4 februari 2020 heeft in deze zaak een zitting plaatsgevonden van de meervoudige kamer met mr. Bosker als voorzitter en
mr. Brinksma en mr. Venema als leden.
2.2.
Uit het onder 1.1. genoemde proces-verbaal blijkt dat, nadat de voorzitter van de meervoudige strafkamer, mr. Bosker, op de zitting van 4 februari 2020 het onderzoek naar de feiten en de ondervraging van verzoeker heeft aangevangen, mr. Van der Wal, de raadsman van verzoeker, het woord heeft genomen en de rechtbank heeft gewraakt op de in het proces-verbaal van 4 februari 2020 genoemde gronden. Verzoeker voert in de kern aan dat met de beslissing van de rechtbank op het verzoek om de behandeling van de zaak van verzoeker vanwege medische redenen op 4 februari 2020 uit te stellen toch doorgang te laten vinden de schijn van vooringenomenheid is gewekt dan wel dat bij verzoeker de vrees voor partijdigheid bestaat. Ter zitting heeft mr. Van der Wal het verzoek om wraking toegelicht.
2.3.
De rechters berusten niet in de wraking en zij verzoeken het wrakingsverzoek af te wijzen. De voorzitter voert hiertoe het volgende aan. In de procesbeslissing is uitvoerig en gemotiveerd ingegaan op het verzoek van mr. Van der Wal om de behandeling van de zaak van verzoeker om medische redenen uit te stellen. Uit die procesbeslissing blijkt niet van vooringenomenheid dan wel de schijn daarvan, aldus de voorzitter. Uit de inhoud van de verklaring van arts [naam] van 25 januari 2020 valt volgens de voorzitter niet af te leiden dat de zitting van 4 februari 2020 vanwege medische redenen van verzoeker geen doorgang zou kunnen vinden en dat verzoeker medisch gezien in staat moet worden geacht de zitting bij te wonen. De voorzitter wijst er daarbij op dat het gaat om een procesbeslissing en dat het niet eens zijn daarmee onvoldoende grond is voor wraking.
2.4.
De officier van justitie, mr. H.J. Timmer, heeft ter zitting naar voren gebracht dat in de procesbeslissing van de rechtbank inzake de afwijzing van het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak van verzoeker, is getoetst aan de geldende regels. Uit die procesbeslissing blijkt geen schijn van vooringenomenheid jegens verzoeker.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan een rechter die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De rechtbank onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade leidt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De beslissing van de rechters waarop het wrakingsverzoek is gebaseerd is een procesbeslissing. Daarin treedt de wrakingskamer in beginsel niet. Alleen wanneer een procesbeslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat het oordeel van de rechter alleen kan voortvloeien uit een vooringenomenheid jegens verzoeker, althans dat de bij hem bestaande vrees daarvoor naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer op grond van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet gebleken. Daarbij is van belang dat de feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, dan ook geen grond opleveren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en derhalve geen grond voor wraking vormen.
3.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechters, de officieren van justitie, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Strafrecht en de waarnemend president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 18/850108-17 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is ter zitting gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, en
mr. A.M.A.M. Kager en mr. A. Jongsma, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door
mr. E.A. Ruiter, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.
proces-verbaal
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850108-17
proces-verbaal van het op 4 februari 2020 ter openbare terechtzitting gedane verzoek tot wraking in de zaak tegen
[naam],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Tegenwoordig:
mr. O.J. Bosker, voorzitter,
mr. M. Brinksma en mr. M.B.W. Venema, rechters,
mr. O.S. von Bartheld en mr. H.J. Timmer, officieren van justitie en
A.W. ten Have-Imminga, griffier.
De verdachte is wel verschenen.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. R. van der Wal, advocaat te Hengelo.
De voorzitter vermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De voorzitter vangt aan met het onderzoek naar de feiten en de ondervraging van verdachte.
De raadsman neemt het woord en wraakt de rechtbank op de volgende grond:
Schijn van vooringenomenheid, hetgeen blijkt uit het volgende:
- Door de arts is duidelijk aangegeven dat sprake is van ziekte. Cliënt kan niet lang zitten en dat is wel vereist tijdens een inhoudelijke behandeling. Een korte pauze biedt geen soelaas, ook dan zal cliënt zitten of staan… terwijl cliënt nu juist plat moet liggen.
- Het concentratievermogen van cliënt is beperkt. Dat valt ook op te maken uit de medische rapportage. Het staat er ook met zoveel woorden:
“Dat patiënt mentaal niet helemaal bij de les is, lijkt logisch gezien zijn pijnklachten, de fysieke beperkingen en het gebruik van pijnmedicatie waaronder Diazepam.”
- Gisterenavond heb ik hier nog met de arts over gebeld en hij heeft dit nogmaals bevestigd; cliënt is niet in staat om zich lang te concentreren, door pijnklachten en medicijnen waaronder Diazepam.
- Om zich goed te kunnen verdedigen is vereist dat cliënt mentaal bij de les is. Om te beoordelen of cliënt wel of niet helemaal bij de les is, is medische expertise vereist. Niet is gebleken dat de rechtbank zich heeft laten voorlichten door een medisch deskundige.
- De opinie van de rechtbank is niet gestoeld op deskundig advies, bijvoorbeeld van een arts, maar is leken inzicht die mogelijk kennelijk wordt beïnvloed door de wens van een snelle voortgang van een proces.
- De verdediging interpreteert het standpunt van de rechtbank dan ook dat de rechtbank een (goed onderbouwde) verklaring van cliënt niet noodzakelijk acht om een beslissing te kunnen nemen in deze zaak. Dit is namelijk wel degelijk mogelijk, ook binnen afzienbare tijd door zittingsdagen te plannen in de periode waarin verhinderdata zijn opgevraagd. Overigens is het Harka dossier er ook in de zaak tegen de medeverdachten in een half uur doorheen gejast, waarmee het belang van zorgvuldigheid duidelijk moet wijken voor een snelle afhandeling.
- Het dossier zoals het er nu ligt is kennelijk voldoende en een verklaring van de hoofdpersonen, de verdachten, acht de rechtbank niet van belang. Hiermee is de schijn van vooringenomenheid gewekt.
Bovenstaande grond is door de voorzitter/griffier aan de raadsman voorgelezen en deze heeft desgevraagd bevestigd dat dit de grond is voor zijn verzoek tot wraking, en plaatst zijn handtekening hieronder.
handtekening raadsman:
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.