ECLI:NL:RBNNE:2020:4830

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
173109
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 mei 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, die lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder bipolaire-stemmingsstoornissen en verslavingsstoornissen. De officier van justitie had een verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel ingediend, maar dit verzoek was één dag te laat ingediend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze termijnoverschrijding niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek, maar tot een verkorting van de duur van de machtiging. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel toegewezen voor de duur van twee weken en zes dagen, rekening houdend met de ernst van de situatie van de betrokkene en het risico op onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.J. Baken en is op 4 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaaknummer / rekestnummer: C/17/173109 / BZ RK 20-461
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 29 mei 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam] ,
geboren op [datum]
wonende te [adres] ,
thans verblijvende bij de GGZ Friesland, locatie [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. H.C.L. Crozier, kantoorhoudende te Sneek.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 26 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Súdwest Fryslân d.d. 24 mei 2020;
  • de medische verklaring d.d. 24 mei 2020;
  • een uittreksel uit het curatele- en bewindregister;
  • gegevens over een eerder afgegeven crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft telefonisch plaatsgevonden op 29 mei 2020. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. H.C.L. Crozier;
- [naam] , psychiater en zorgverantwoordelijke;
- [naam] , verpleegkundige.
De officier van justitie heeft op voorhand aangegeven niet op de mondelinge behandeling te
zullen verschijnen.
1.3.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De betrokkenen zijn in de gelegenheid gesteld om door de rechtbank telefonisch gehoord te worden.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 29 mei 2020 betrokkenen gelijktijdig telefonisch gehoord. De rechtbank is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen.

2.De beoordeling

Ontvankelijkheid
Voordat de rechter toe komt aan een inhoudelijke beoordeling van de machtiging tot voortzetting crisismaatregel dient te worden getoetst of de officier van justitie ontvankelijk is, nu de raadsman dit primair bepleit heeft.
2.1.
Op 24 mei 2020 is er ten aanzien van betrokkene door de burgemeester van de gemeente Súdwest Fryslân een crisismaatregel afgegeven. De geldigheidsduur van deze crisismaatregel bedraagt van 24 mei 2020 16:54 uur tot en met 27 mei 16:54 uur. De officier van justitie heeft conform artikel 7:2 lid 2 Wvggz op 24 mei 2020 een afschrift van de crisismaatregel van de burgemeester ontvangen alsmede de medische verklaring. Artikel 7:7 lid 1 Wvggz bepaalt dat de officier van justitie na ontvangst van de in artikel 7:2, tweede lid, bedoelde bescheiden uiterlijk op de dag na de datum van ontvangst van deze stukken die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet is, bij de rechter een verzoekschrift indient voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel voor betrokkene. De rechtbank beslist voorts op grond van artikel 7:8 lid 3 Wvggz binnen drie dagen, te rekenen vanaf de dag na die van het indienen van het verzoekschrift van de officier van justitie. Deze termijn wordt, indien deze eindigt op een zaterdag, zondag of erkende feestdag, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet is
2.2.
De rechtbank heeft op 26 mei 2020 per post het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel ontvangen. Nu de officier van justitie op 24 mei 2020 de bescheiden als bedoeld in artikel 7:2 Wvggz heeft ontvangen had hij op grond van artikel 7:7 Wvggz uiterlijk de dag na de datum van de ontvangst van deze stukken, in dit geval 25 mei 2020, het verzoekschrift bij de rechtbank moeten indienen. De advocaat heeft dan ook geconcludeerd tot een niet-ontvankelijkheid van het verzoek nu de officier van justitie het verzoek één dag te laat heeft ingediend en daarmee niet heeft voldaan aan de wettelijke termijnen.
2.3.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat voornoemde termijnoverschrijding niet dient te leiden tot een niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
2.3.1.
De datum van ontvangst ter griffie van de rechtbank is bepalend voor het antwoord op de vraag of het verzoekschrift van de officier van justitie tijdig is ingediend. Nu het onderhavige verzoekschrift op 26 mei 2020 middels de post ter griffie is ontvangen, terwijl de officier van justitie de in artikel 7:2 Wvggz bedoelde bescheiden reeds op 24 mei 2020 had ontvangen, kan worden geconcludeerd dat het verzoek één dag te laat is ingediend.
2.3.2.
Uit de artikelsgewijze toelichting bij artikel 7:7 Wvggz in de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wvggz (kamerstuk 32399, nr. 25) blijkt dat de procedure van de artikelen 7:7 Wvggz tot en met 7:10 Wvggz overeen komt met de procedure voor een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling onder de Wet bopz. De in artikel 7:7 Wvggz genoemde termijn komt dan ook overeen met de in artikel 27 genoemde termijn van de Wet Bopz. Uit het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2016 (ECLI:NL:HR:2016:997) blijkt dat er zich onder zowel de Krankzinnigenwet als de Wet bopz een soortgelijk geval heeft voorgedaan. In dit arrest is bepaald dat het gevolg van de overschrijding van de termijn waarbinnen de officier van justitie het inleidend verzoekschrift had moeten indienen niet leidt tot een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in zijn verzoek, maar tot verkorting van de termijn waarvoor de verzochte machtiging wordt verleend, of indien de omvang van de overschrijding daartoe aanleiding geeft, tot afwijzing van het verzoek. Dat betekent dat de rechtbank bij de termijn van de voortzetting van de crisismaatregel rekening dient te houden met de verstreken termijn van één dag.
2.3.3.
Op grond van artikel 7:8 lid 2 Wvggz dient de rechtbank binnen drie dagen te beslissen. Hieraan is voldaan nu het verzoek tot voortzetting crisismaatregel op 26 mei 2020 is ontvangen en er door de rechtbank op 29 mei 2020 is beslist.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank overgaan tot de inhoudelijke beoordeling
van het verzoek.
Verdere beoordeling
Voorts kan de rechtbank slechts overgaan tot voortzetting van de crisismaatregel indien er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en er ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van een persoon als gevolg van een psychische stoornis dit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakt. Ook dient te worden getoetst of met de zorg middels de crisismaatregel het ernstig nadeel kan worden weggenomen en de crisissituatie dermate ernstig is dat de procedure voor teen zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Betrokkene dient verzet te tonen tegen deze zorg. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
2.4
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), bipolaire-stemmingsstoornissen en middel gerelateerde- en verslavingsstoornissen.
Betrokkene is al vanaf zijn vroege kindertijd bekend met ADHD en dyslexie. Vanaf 2019 is betrokkene bekend met een bipolaire-stemmingsstoornissen bij misbruik van middelen.
2.5
Deze stoornis leidt tot onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
  • ernstige materiële schade voor of van betrokkene of een ander;
  • maatschappelijke teloorgang voor of van betrokkene of een ander;
  • bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt;
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene is opgenomen met een manisch psychotisch toestandsbeeld. Vanuit dit toestandsbeeld vertoont betrokkene druk, geagiteerd en boos gedrag. Betrokkene is daarbij dusdanig verbaal en fysiek dreigend en agressief dat de beoordelend arts de woning is ontvlucht en hij een toegangsdeur tot het kantoor van de verpleegkundige heeft vernield. Ook is betrokkene seksueel ontremd. Daarbij is er sprake van paranoïde gedachten, grootheids- en betrekkingswanen en oordeels- en kritiekstoornissen. Dit leidt tot een situatie waarbij betrokkene niet voor rede vatbaar is en zich niet laat begrenzen, voornamelijk leeft in zijn waanideeën, geen besef heeft van de realiteit en continu in conflict komt met zijn omgeving. De crisissituatie is dan ook zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.6
Ondanks het verweer van de advocaat is de rechtbank, mede gelet op het standpunt van de zorgverantwoordelijke, van oordeel dat de volgende van de in de crisismaatregel genoemde zorgvormen noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. Het gaat hierbij om:
  • toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.
De rechtbank zal op verzoek van de advocaat de verzochte verplichte zorg in de vorm van het uitoefenen van toezicht op betrokkene en onderzoek aan de kleding of het lichaam van betrokkene niet toewijzen, nu dit niet langer noodzakelijk wordt geacht door de zorgverantwoordelijke. Tevens zal de rechtbank de zorgvorm waarbij het toedienen van vocht en voeding mogelijk wordt gemaakt niet toewijzen nu dit eveneens niet noodzakelijk is gebleken.
2.7.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Door en namens betrokkene is aangevoerd dat hij terug zou willen naar zijn beschermd wonen woonvorm en daar op vrijwillige basis ambulante hulpverlening wil ontvangen. Door de advocaat is dan ook geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek nu er mogelijkheden zijn in het vrijwillige traject. Op dit moment acht de rechtbank zorg in het vrijwillig kader niet voldoende bestendig. Hierbij speelt het gebrek aan ziekte besef en ziekte inzicht een rol. Doordat betrokkene niet inziet dat hij zorg nodig heeft en zijn advocaat heeft gepleit alle vormen van zorg af te wijzen (inclusief opname in een accommodatie) terwijl dit nog langer noodzakelijk is, ziet de rechtbank geen basis en mogelijkheden om passende zorg te verlenen in het vrijwillige traject.
2.8
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.9
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.10.
Nu de officier van justitie in het onderhavige geval één dag te laat het verzoek heeft ingediend zal de rechtbank, gelet op hiervoor genoemde rechtsoverwegingen 2.3.1 tot en met 2.3.3, het verzoek dan ook toewijzen voor de periode van drie weken min één dag. Dit betekent dat de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel zal verlenen, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van twee weken en zes dagen na heden.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[naam], geboren op [datum] ;
3.2.
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening (duur: twee weken en zes dagen);
  • beperken van de bewegingsvrijheid (duur: twee weken en zes dagen);
  • insluiten (duur: twee weken en zes dagen);
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen (duur: twee weken en zes dagen);
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen (duur: twee weken en zes dagen);
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen (duur: twee weken en zes dagen);
  • opnemen in een accommodatie (duur: twee weken en zes dagen).
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 18 juni 2020.
Deze beschikking is op 29 mei 2020 mondeling gegeven door mr. G.J. Baken, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door de griffier, en op 4 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
(fn:656
)
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.