ECLI:NL:RBNNE:2020:4791

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
8555485
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding wegens tekortkomingen in de nakoming van een aannemingsovereenkomst

In deze zaak vordert eiser, [eiser], vervangende schadevergoeding van gedaagde, [gedaagde], wegens tekortkomingen in de nakoming van een aannemingsovereenkomst voor het plaatsen van een badkamer. De overeenkomst werd op 29 oktober 2018 gesloten, en de werkzaamheden werden in februari 2019 uitgevoerd. Eiser heeft na oplevering van het werk diverse gebreken geconstateerd en heeft gedaagde in een e-mail op 27 februari 2019 op de hoogte gesteld van zijn onvrede over de kwaliteit van het geleverde werk. Gedaagde heeft aangeboden om de gebreken te herstellen, maar eiser heeft dit aanbod afgewezen en vordert nu schadevergoeding. De kantonrechter oordeelt dat de omzetting van de verbintenis tot nakoming in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden, omdat gedaagde niet in verzuim is geraakt. Eiser heeft gedaagde geen redelijke termijn voor herstel geboden en de ontbindingsverklaring was niet rechtsgeldig, aangezien er geen blijvende onmogelijkheid tot nakoming was. De vordering van eiser tot vervangende schadevergoeding wordt afgewezen, en gedaagde wordt in reconventie veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag van € 1.482,01.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer/rolnummer: 8555485 / CV EXPL 20-3761
vonnis van de kantonrechter d.d. 1 december 2020
inzake
[eiser],
wonende te [adres] ,
eiser,
gemachtigde: A. Lubbers,
tegen
[gedaagde] ,
wonende en kantoorhoudende te [adres] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D. Boonstra, werkzaam bij Stichting Univé Rechtshulp.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
PROCESGANG
De bij vonnis van 21 juli 2020 gelaste comparitie is gehouden op 26 oktober 2020. Partijen en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
Voorafgaand aan de comparitie heeft [eiser] een conclusie van antwoord in reconventie genomen.
Nadat partijen er niet in waren geslaagd een schikking te bereiken, is de behandeling gesloten en uitspraak bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De vaststaande feiten

1.1.
De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die tussen partijen vaststaan omdat ze enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of niet voldoende zijn betwist.
1.2.
Partijen hebben op 29 oktober 2018 een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten met betrekking tot het plaatsen van een badkamer in de (nieuwbouw)woning van [eiser] aan de [adres] .
1.3.
[gedaagde] heeft op 16 juli 2018 een offerte uitgebracht voor het plaatsen van de badkamer voor een bedrag van € 4.982,00 inclusief btw.
1.4.
[eiser] is bij e-mail van 25 oktober 2018 akkoord gegaan met deze offerte. Het tegelwerk en het sanitair is door [eiser] aan [gedaagde] aangeleverd.
1.5.
De werkzaamheden hebben plaatsgevonden in februari 2019. [gedaagde] heeft het werk op 27 februari 2019 afgerond.
1.6.
[eiser] heeft in totaal een bedrag van € 3.000,00 aan [gedaagde] voldaan.
1.7.
Bij e-mail van 27 februari 2019 heeft [eiser] aan [gedaagde] onder meer het volgende kenbaar gemaakt:

Zoals ik je vanmiddag al te kennen gaf, zijn wij echt zeer ontevreden over het geleverde werk aan onze badkamer.
Overal waar je kijkt mankeert er eigenlijk wel iets.
-Tegels die verspringen
-Voegen die niet aansluiten
-Oneffenheden in de betegeling
-Overmatig/slordig kitwerk
- Hoekprofielen die op geen enkele tegel aansluiten
-Mozaïek dat golvend over de ombouw van de wc gaat
Tijdens het installeren hebben wij ook al meerdere keren ons ongenoegen kenbaar gemaakt over het afslijpen van de tegels.
(…)
Samenvattend: mijn hele badkamer zit vol met tegels waarvan de print afgerafeld is en elke hoeklijn is van boven tot onder met een dikke laag afgekit.
(…)
Wij zijn een toch wel behoorlijk bedrag voor het installeren van de badkamer ( 5000 euro ) overeengekomen. Voor dit bedrag mogen wij ons inziens vakmanschap verwachten.
Gezien je vorige herstelpoging van het tegelwerk ook weer niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd, zul je begrijpen dat wij er ook geen vertrouwen meer in hebben dat jij bovengenoemde punten wel naar behoren kunt herstellen.
1.8.
In de e-mail van 3 maart 2019 heeft [eiser] nog een aantal punten genoemd die volgens hem gebrekkig zijn. Daarnaast heeft hij zijn eerdere voorstel ingetrokken en kenbaar gemaakt dat hij € 3.000,00 van [gedaagde] retour wil ontvangen, voor het herstellen van de badkamer.
1.9.
[gedaagde] heeft op 3 maart 2019 een schriftelijke reactie gegeven. Hij heeft onder meer het volgende aan [eiser] medegedeeld:

Tijdens de eerste werkzaamheden van het tegelwerk heb ik u en uw partner deelgenoot gemaakt van de problemen met de tegels.
  • Maatverschillen van 2 tot 3 mm. De tegels zijn niet haaks en vierkant. (…) De maatverschillen heb ik aangewezen in de reeds geplakte tegels. U bent hiermede accoord gegaan. (…)
  • Tevens heb ik op dat moment ook laten zien dat de tegels niet over de snijlijn braken. (…)
  • De door u genoemde zaagkanten, ( buiten hoeken met tegelprofiel ) heb ik een voorbeeld kitvoeg gemaakt en na uw goedkeuring de badkamer zo afgewerkt.
(…)
Bij deze meld ik dat ik de opleverpunten volgens opdracht wil oplossen.
De door u geclaimde bedrag ga ik ook niet mee accoord. Omdat we dit alles in samenspraak hebben uitgevoerd. En tot op de laatste dag geen aanmerking heb gehad en zelfs nog de complimenten van uw partner te hebben ontvangen.
1.10.
Op 15 maart 2019 heeft de gemachtigde van [eiser] in een brief aan [gedaagde] kenbaar gemaakt dat [eiser] geen vertrouwen meer heeft in het vakmanschap van [gedaagde] en dat hij zijn aanbod om herstelwerkzaamheden uit te voeren afwijst. In die brief wordt namens [eiser] opnieuw gevraagd om terugbetaling van € 3.000,00 tegen finale kwijting.
1.11.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft hierop bij schrijven van 28 maart 2019 gereageerd waarbij [gedaagde] heeft aangegeven dat [eiser] hem nog een redelijke termijn had moeten bieden om de gebreken te herstellen. [gedaagde] heeft nogmaals aangeboden de opleverpunten te herstellen. Verder heeft [gedaagde] aangegeven dat bij het verwerken van de tegels bleek dat de tegels niet helemaal haaks waren en moeilijk te snijden bleken, maar dat [gedaagde] van [eiser] door mocht gaan met zijn werkzaamheden. [gedaagde] heeft [eiser] verzocht binnen 14 dagen het nog openstaande bedrag van € 1.482,01 te voldoen.
1.12.
[eiser] heeft aan [naam] Bouwadviseurs B.V. (hierna: [naam] ) de opdracht gegeven een rapport op te stellen van de werkzaamheden aan de badkamer. [naam] heeft op 12 november 2019 de badkamer geïnspecteerd. [gedaagde] was hierbij niet aanwezig, hij was er niet voor uitgenodigd. In het rapport van 18 november 2019 staat onder meer het volgende:

Doel van de opname is het beoordelen van de kwaliteit van het geleverde werk. Ik beoordeel het werk op basis van de richtlijnen van ‘goed en deugdelijk werk’ en minimale eisten van vakmanschap.
De volgende tekortkomingen zijn door mij ter plaatste geconstateerd:
1. Stekende tegels
De tegels van de kopse kant van de douchewand steken voorbij de tegelstrip.
(…)
2. Mozaïek tegelwerk douchehok
Van een mozaïektegel mist een stukje.
(…)
3. Ontbrekende stukjes voegwerk mozaïek
In het voegwerk van de mozaïektegels zitten enkele kleine gaatjes.
(…)
4. Waterleidingen boven de vloer
De warm- en koudwaterleidingen voor de douchekraan komen vanuit de vloer. Bij de overgang tussen vloer en wand steken ze iets voorbij de wand. De vloertegels in de douchehoek zijn onthecht. (…)
5. Verspringende tegels
Voor de kwaliteit van het tegelwerk gaan wij uit van Groep 2. Hier mag het onderling verschil t.o.v. tussen twee naast elkaar gelegen tegels maximaal 1,5 mm bedragen. (…) Bij de linkerzijde douchewand is dit niet het geval.
(…)
6. Breedte kitnaad
De naad tussen de tegels van de douchewand en wand boven het toilet is 12 mm. De snijtegel is niet mooi en recht gesneden. Een naad van 4-5 mm in een dergelijke binnenhoek is maximaal. (…)
7. Kitwerk hoekstrips
Het is niet de bedoeling dat een aansluiting tegelwerk met hoekstrip wordt afgekit. Het kitwerk scheurt al op enkele plaatsen.
(…)
8. Toiletpot
De toiletpot zit niet volledig vast aan de achterwand. (…)
9. Geberit bedieningspaneel
Het bedieningspaneel ontbreekt (…)
10. Onthecht tegelwerk
De tegels klinken hol en liggen daardoor gedeeltelijk los. Dit duidt op onvoldoende hechting met de ondergrond. (…)
11. Oneffenheid toiletombouw
(…) Direct na de tegelstrip loop het tegelwerk van de mozaiektegels weg, met als gevolg een storend zichtbare knik in het tegelwerk.
(…)
12. Kitwerk
De kwaliteit van het kitwerk laat te wensen over. Het kitwerk zit de ene keer tussen de tegels en de andere keer op de tegels. De tegels zijn niet netjes afgemest.
(…)
13. Kleur kitwerk
De kleur van het kitwerk bij de afsluiting plafond met tegelwerk is donkerder van kleur. Hierdoor wordt de naad nog beter geaccentueerd. (…)
14. Dagkanten kozijn
De tegelstrip in de dagkant is niet netjes aangebracht. Het tegelwerk loopt zichtbaar storend weg.
(…)
15. Kwaliteit van de tegels
Er was nog een pak tegels over. Deze tegels zijn door mij op kwaliteit beoordeeld. Er is nagenoeg geen afwijking in breedte van of kromming in de tegels aangetroffen.
16. Loszittende kraan
De kraan van de wastafel zit niet goed vast. Er is aan de onderzijde geen bevestigingsschroef aangetroffen.
(…)
Herstelkosten
Op basis van bovenstaand hersteladvies adviseer ik een offerte op te vragen bij een vakkundige tegelzetter. (…)
1.13.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft bij e-mail van 27 februari 2020 op het expertiserapport gereageerd. [gedaagde] heeft aangegeven dat hij niet is uitgenodigd om bij de opname aanwezig te zijn, waardoor het rapport niet onafhankelijk is. Verder heeft [gedaagde] nogmaals aangegeven niet in gebreke te zijn gesteld en aangeboden de gebreken te herstellen waarbij hij de punten genoemd in het expertiserapport als uitgangspunt zal nemen.
1.14.
Vervolgens heeft er tussen partijen een correspondentiewisseling plaatsgevonden waarbij beide partijen hun standpunten herhalen.

2.De vorderingen

2.1.
[eiser] vordert in conventie voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
I. tot betaling van € 7.053,12 aan hoofdsom en € 1.057,97 aan buitengerechtelijke incassokosten;
II. in de kosten van het geding, begroot op in totaal € 521,67.
2.2.
[gedaagde] heeft in reconventie gevorderd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen tot betaling van:
€ 1.482,01, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum van verzuim, zijnde 15 maart 2019, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
de buitengerechtelijke incassokosten van € 222,30;
de kosten van dit geding, waaronder begrepen kosten salaris gemachtigde, alsmede de nakosten conform liquidatietarief, en- voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen 14 dagen na vonnis plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening..
3.
Het standpunt van [eiser]
3.1.
[eiser] heeft gesteld dat de kwaliteit van het door [gedaagde] geleverde werk slecht is. Volgens [eiser] heeft hij [gedaagde] tijdens de werkzaamheden herhaaldelijk erop gewezen dat hij ontevreden is. Een herstelpoging van [gedaagde] heeft niet het door [eiser] gewenste resultaat opgeleverd. Omdat [eiser] , gelet op de kwaliteit van het geleverde werk, in alle redelijkheid van [gedaagde] geen goed resultaat mag verwachten, kan van [eiser] niet worden gevergd dat hij [gedaagde] alsnog in de gelegenheid stelt de gebreken te herstellen.

4.Het standpunt van [gedaagde]

4.1.
heeft aangevoerd dat hij, hoewel hij dit steeds heeft aangeboden, nooit in de gelegenheid is gesteld om de gebreken te herstellen. [gedaagde] is nooit in gebreke gesteld en is daarom niet in verzuim geraakt. Nu [gedaagde] niet in verzuim is geraakt, is [eiser] niet bevoegd tot de omzetting in vervangende schadevergoeding. Verder heeft [gedaagde] [eiser] direct gewaarschuwd dat de door [eiser] aangeleverde tegels moeilijk te snijden bleken en dat deze niet helemaal haaks waren. Daarnaast week de maat van de verscheidene tegels 2 tot 3 mm af. [eiser] is er vervolgens mee akkoord gegaan dat [gedaagde] de tegels ging zagen. Na ontvangst van het expertiserapport heeft [gedaagde] nogmaals aangeboden om alle gebreken te herstellen. [eiser] heeft hem echter wederom geen kans geboden dit te doen.
4.2.
De omzettingsverklaring treft geen doel. [eiser] moet daarom het openstaande bedrag van € 1.482,01 aan [gedaagde] voldoen. Dit bedrag heeft [gedaagde] dan ook in reconventie gevorderd.

5.Beoordeling

in conventie
5.1.
[eiser] heeft een schadevergoeding gevorderd van in totaal € 7.053,12. Dit bedrag bestaat uit € 5.743,87 aan herstelkosten, € 560,75 voor nieuwe tegels, € 298,50 voor nieuw glasmozaïek en € 450,00 aan expertisekosten. [eiser] legt aan deze vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Er zijn volgens [eiser] gebreken geconstateerd in het door [gedaagde] verrichte werk.
5.2.
De kantonrechter begrijpt dat [eiser] schadevergoeding vordert op grond van artikel 6:87 BW nu hij heeft gesteld dat hij [gedaagde] niet meer wil toelaten om herstelwerkzaamheden te verrichten. Op grond van artikel 6:87 lid 1 BW kan, voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, de oorspronkelijke verbintenis tot nakoming worden omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding, wanneer de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser hem schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert.
5.3.
In deze procedure moet derhalve beoordeeld worden of de omzetting in vervangende schadevergoeding rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. Voor de toewijsbaarheid van een vordering tot schadevergoeding is vereist dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming en verzuim aan de zijde van de schuldenaar. In het geval sprake is van een omzettingsbepaling dient de schuldenaar op het moment van de omzetting in verzuim te zijn. In het onderhavige geval kan de brief van 15 maart 2019 van de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] worden aangemerkt als ontbindingsverklaring. In deze brief heeft [eiser] immers kenbaar gemaakt geen vertrouwen meer te hebben in het vakmanschap van [gedaagde] en dat hij terugbetaling wenst van het bedrag van € 3.000,00 dat hij aan [gedaagde] heeft betaald.
5.4.
Allereerst overweegt de kantonrechter dat niet gebleken is dat op het moment dat de ontbindingsverklaring werd uitgebracht sprake was van een blijvende onmogelijkheid van nakoming aan de kant van [gedaagde] . [gedaagde] heeft ook herhaaldelijk aangeboden de gebreken te herstellen. De reden dat herstel nog niet heeft plaatsgevonden, is dat [eiser] wegens een gebrek aan vertrouwen ervoor kiest [gedaagde] niet meer toe te laten tot het verrichten van deze werkzaamheden. Van ingetreden verzuim vanwege blijvende onmogelijkheid is dus geen sprake en van een situatie zoals bedoeld in artikel 6:83 BW ook niet, zodat in beginsel aan de eisen van artikel 6:82 BW moet zijn voldaan wil verzuim intreden.
5.5.
Op grond van artikel 6:82 lid 1 BW treedt verzuim in, wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld door middel van een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] [gedaagde] geen schriftelijke aanmaning tot nakoming heeft gestuurd, zodat aan dit vereiste niet is voldaan. [eiser] heeft weliswaar gesteld dat hij [gedaagde] mondeling de gelegenheid heeft gegeven tot herstel, maar dit is door [gedaagde] betwist en niet nader door [eiser] onderbouwd. Er moet daarom geconcludeerd worden dat [gedaagde] niet in gebreke is gesteld en hij op deze manier niet in verzuim is geraakt.
5.6.
[eiser] heeft zich er echter op beroepen dat van hem niet kan worden gevergd dat hij [gedaagde] toelaat tot herstelwerkzaamheden. Hij heeft in dat verband verwezen naar de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 mei 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:4051). Het hof heeft in die uitspraak overwogen dat de in de artikelen 6:81 BW tot en met 6:83 BW genoemde omstandigheden, op grond waarvan het verzuim intreedt, niet limitatief zijn. In dit verband heeft het hof mede gewezen op artikel 7:759 BW. Dat artikel bepaalt dat de opdrachtgever de aannemer gelegenheid moet bieden gebreken te herstellen die na oplevering zijn gebleken, tenzij dit in verband met de omstandigheden niet van hem kan worden gevergd. Hierbij kan gedacht worden aan gebleken onbekwaamheid van de aannemer waardoor geen goed resultaat van de herstelwerkzaamheden is te verwachten. Dat laatste is volgens [eiser] het geval.
5.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan in deze zaak echter geen sprake. In het door [eiser] overgelegde expertiserapport staan weliswaar meerdere punten genoemd die hersteld zouden moeten worden, maar uit het rapport volgt niet dat [gedaagde] zulk kwalitatief slecht werk heeft geleverd dat hij als onbekwaam moet worden aangemerkt en dat daarom van hem ook geen goed herstel te verwachten is. Ook aan dit beroep van [eiser] zal de kantonrechter derhalve voorbij gaan.
5.8.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen moet dus worden geoordeeld dat [gedaagde] niet in verzuim is komen te verkeren. De omzetting in vervangende schadevergoeding heeft daardoor niet rechtsgeldig plaatsgevonden. Het gevolg daarvan is dat de vordering van [eiser] tot vervangende schadevergoeding zal worden afgewezen.
5.9.
[eiser] heeft in zijn conclusie van antwoord in reconventie melding gemaakt van ontbinding van de overeenkomst. Voor zover [eiser] heeft bedoeld dat de overeenkomst vatbaar is voor ontbinding, overweegt de kantonrechter dat [eiser] geen ontbinding heeft gevorderd en ook niet is gebleken dat hij de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden heeft. Los daarvan, een vordering tot ontbinding is onverenigbaar is met een vordering tot schadevergoeding op grond van artikel 6:87 BW. Een schuldeiser kan immers ofwel ontbinding, ofwel vervangende schadevergoeding vorderen, maar niet beide. In geval van ontbinding is er immers geen verplichting tot nakoming meer die kan worden omgezet. De kantonrechter zal het beroep op ontbinding, voor zover [eiser] dat bedoeld heeft te doen, dan ook verder onbesproken laten.
5.10.
Nu de vordering van [eiser] tot vervangende schadevergoeding is afgewezen, zullen de daarmee samenhangende vorderingen tot vergoeding van de expertisekosten en de buitengerechtelijke incassokosten zullen eveneens worden afgewezen.
in reconventie
5.11.
In reconventie heeft [gedaagde] betaling van € 1.482,01 gevorderd. [gedaagde] legt daaraan ten grondslag dat hij de geoffreerde werkzaamheden heeft uitgevoerd, zodat [eiser] gehouden is de op hem rustende verbintenis tot betaling van de afgesproken aanneemsom na te komen. Omdat [eiser] € 3.000,00 heeft betaald, resteert nog het gevorderde bedrag.
5.12.
[eiser] heeft geen andere stellingen betrokken in conventie dan in reconventie. Hij betwist niet dat [gedaagde] de overeengekomen werkzaamheden heeft uitgevoerd, maar hij vindt kort gezegd dat hij al meer dan genoeg betaald heeft aan [gedaagde] , gezien de kwaliteit van het geleverde werk.
5.13.
De kantonrechter overweegt als volgt. Kennelijk is [eiser] in de veronderstelling dat hij het restant van de aanneemsom niet meer hoeft te betalen omdat hij een omzettingsverklaring heeft uitgebracht. Dit is echter geen valide stellingname. Ook als [eiser] op goede grond een omzettingsverklaring had uitgebracht dan maakt dit niet dat hij van zijn eigen verplichting om [eiser] het overeengekomen bedrag te betalen was bevrijd. Met andere woorden bij de omzetting van de verbintenis tot nakoming in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding blijven de overige verbintenissen, waaronder die tot betaling van het afgesproken bedrag, in stand. Een partij kan wèl van zijn verplichting tot betaling worden bevrijd als hij een succesvol beroep kan doen op (partiele) ontbinding van de overeenkomst. In conventie is al besproken dat ontbinding - hoe dan ook - in deze zaak niet aan de orde is, aangezien er geen sprake is van verzuim aan de zijde van [gedaagde] . Nu [eiser] niet heeft betwist dat de betreffende werkzaamheden door [gedaagde] zijn verricht en hij geen andere verweren heeft aangevoerd die -indien valide - zouden kunnen leiden tot afwijzing van het gevorderde, zal deze vordering worden toegewezen. De gevorderde rente over dit bedrag zal eveneens worden toegewezen.
5.14.
De vordering ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet is gebleken dat in de aanmaning aan [eiser] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven, ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals is voorgeschreven in artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
5.15.
[eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De meegevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals bij de beslissing nader is omschreven.
BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie
wijst de vorderingen van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] tevens in de kosten van het geding in conventie, aan de zijde van [gedaagde] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 600,00 voor salaris van de gemachtigde, alsmede € 120,00 aan nakosten, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na uitspraak van dit vonnis voor het geval de kosten alsdan niet zijn betaald;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van € 1.482,01, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 maart 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [eiser] tevens in de kosten van het geding in reconventie, aan de zijde van [gedaagde] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 360,00 voor salaris van de gemachtigde, alsmede € 90,00 aan nakosten, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na uitspraak van dit vonnis voor het geval de kosten alsdan niet zijn betaald;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. L.T. de Jonge, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 401