ECLI:NL:RBNNE:2020:4631
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen schadevergoeding voor mijnbouwschade in Groningen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Minister van Economische Zaken en Klimaat. De eiser had verzocht om schadevergoeding voor mijnbouwschade veroorzaakt door gaswinning in het Groningenveld. Het primaire besluit van de minister, gedateerd 28 januari 2019, kende een schadevergoeding van € 2.495,70 toe aan de eiser. Echter, het bezwaar van de eiser tegen dit besluit werd door de minister in het bestreden besluit van 12 april 2019 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat was ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn op 11 maart 2019 eindigde. Het bezwaarschrift van de eiser was gedateerd op 15 maart 2019 en werd pas op 22 maart 2019 door de minister ontvangen, wat betekent dat het te laat was. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder miscommunicatie met zijn echtgenote en verblijf in het buitenland, niet als verschoonbaar beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de gevolgen van deze omstandigheden voor rekening van de eiser komen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister het bezwaar van de eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is niet in het openbaar gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.