ECLI:NL:RBNNE:2020:4630
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van mijnbouwschade en niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die schadevergoeding eiste voor mijnbouwschade, en de Minister van Economische Zaken en Klimaat. De eiser had op 24 juli 2018 een verzoek ingediend voor schadevergoeding als gevolg van mijnbouwactiviteiten in het Groningenveld. Na een schade-opname door deskundige J. Rooijakkers en een advies op 9 december 2018, heeft de minister op 7 februari 2019 een vergoeding van € 1.362,76 toegekend. Echter, het bezwaar van de eiser tegen dit besluit werd op 19 juni 2019 door de minister niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat was ingediend.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begon op de dag na de bekendmaking van het besluit. De rechtbank concludeert dat het bezwaarschrift van de eiser, dat op 26 maart 2019 werd ontvangen, te laat was, aangezien de termijn op 21 maart 2019 eindigde. De rechtbank heeft ook overwogen dat de brief van de eiser van 23 december 2018 niet als bezwaarschrift kon worden aangemerkt, omdat er op dat moment nog geen besluit was genomen.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, ondanks zijn claim dat hij met spit in bed lag. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minister het bezwaar van de eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is niet in het openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.