ECLI:NL:RBNNE:2020:4547

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
LEE 20/2365
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van aardbevingsschade en ontvankelijkheid bezwaar in het bestuursrecht

Op 18 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en het Instituut Mijnbouwschade Groningen als verweerder. De zaak betreft een geschil over de vergoeding van aardbevingsschade. Eiseres had eerder een schadevergoeding van €32.476,14 toegekend gekregen, maar het bezwaar tegen dit besluit werd door de verweerder kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 18 december 2020 heeft de rechtbank de argumenten van eiseres gehoord, waaronder de stelling dat zij in een zienswijze van 17 maart 2020 al bezwaar had gemaakt tegen bepaalde schadeposten. De rechtbank oordeelde echter dat deze zienswijze niet als bezwaar tegen het primaire besluit kon worden aangemerkt, omdat het bezwaar tijdig ingediend had moeten worden binnen zes weken na het besluit van 1 april 2020. Eiseres had niet tijdig bezwaar gemaakt en de rechtbank vond de aangevoerde redenen, waaronder de gevolgen van de Corona-maatregelen, niet voldoende om het verzuim als verschoonbaar te beschouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/2365

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

18 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Winterink).

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een schadevergoeding toegekend van €32.476,14.
Bij besluit van 6 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde [gemachtigde eiseres] , voorzitter van het bestuur ten tijde van de besluitvorming, en door [persoon] , de huidige voorzitter. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [persoon 1] .
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Eiseres heeft aangevoerd dat zij in de zienswijze van 17 maart 2020, dat is gericht tegen het eerste adviesrapport, al bezwaar heeft gemaakt tegen het beoordelen van de schadeposten 5 en 9 uit het adviesrapport. De rechtbank gaat niet mee in dat betoog.
2. Daarvoor is van belang dat de ingediende zienswijze op een ander stadium van de besluitvorming ziet. In aanloop naar het primaire besluit kan eiseres in een zienswijze haar reactie geven op het uitgebrachte schaderapport van de deskundige. Verweerder kan met die zienswijze rekening houden bij het voorbereiden van het besluit.
3. Als het besluit eenmaal is genomen en eiseres is het daarmee niet eens, kan zij tegen het besluit bezwaar maken. Het is niet mogelijk om bezwaar te maken tegen een besluit dat nog niet is genomen. Wat er in de zienswijze van 17 maart 2020 naar voren is gebracht, kan daarom niet gelden als bezwaar tegen het besluit van 1 april 2020.
Eiseres had zes weken de tijd, in dit geval tot en met 14 mei 2020, om op tijd bezwaar te maken tegen dit besluit.
4. Eiseres heeft niet op tijd bezwaar gemaakt. Verweerder heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om toe te lichten waarom te laat bezwaar is gemaakt. De rechtbank ziet in de omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd over de gevolgen van de Corona-maatregelen, waardoor de vereniging een tijd moest sluiten en het primaire besluit niet op tijd is gezien, geen reden om te concluderen dat het verzuim in dit geval als verschoonbaar moet worden geacht. De rechtbank is van oordeel dat verweerder een juist besluit heeft genomen door het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2020 door mr. R.L. Vucsán, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.