ECLI:NL:RBNNE:2020:4490

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
18/750039-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit in Súdwest Fryslân

Op 17 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich als medeplichtige schuldig heeft gemaakt aan het telen van 822 hennepplanten. De verdachte heeft zijn mestkelder ter beschikking gesteld voor de hennepteelt en gedoogde de aanleg van een illegale elektriciteitsaansluiting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk aanwezig was bij de hennepplanten en dat hij medeplichtig was aan de diefstal van elektriciteit. De zaak kwam ter terechtzitting op 3 december 2020, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.R. Paardekooper, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. E. Jepkema. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende wetenschap had van de hennepteelt en de illegale elektriciteitsafname, en dat hij daarmee een bijdrage heeft geleverd aan de drugscriminaliteit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar de bewezenverklaring van de subsidiaire feiten is gehandhaafd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750039-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 december 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R. Paardekooper, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 16 mei 2018 te [plaats] , in elk geval in de gemeente Súdwest Fryslân (in een gierkelder en/of mestkelder bij een erf gelegen aan de [straatnaam] ) met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 822 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 16 mei 2018 te [plaats] , in elk geval in de gemeente Súdwest Fryslân, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen een gierkelder en/of mestkelder bij een erf gelegen aan de [straatnaam] voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij, op of omstreeks 16 mei 2018 te [plaats] , in elk geval in de gemeente gemeente Súdwest Fryslân, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een of meer ruimtes in een gierkelder en/of mestkelder bij een erf gelegen aan de [straatnaam] ) een grote hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 822 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april tot en met 16 mei 2018, te [plaats] , althans in de gemeente Súdwest Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een) woning(en) aan de [straatnaam] aldaar heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking door die elektriciteit buiten de meter om af te nemen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks augustus 2016 tot en met 16 mei 2018 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [straatnaam] heeft weggenomen eenheden elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., waarbij die onbekend gebleven perso(o)n(en) de/het weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, bij en/of tot het plegen van
welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van augustus 2016 tot en met 16 mei 2018 te [plaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) een gierkelder en/of mestkelder op voornoemd erf ter beschikking te stellen en/of toe te staan dan wel te gedogen dat er op zijn perceel rechtstreeks op de aansluitkabel/hoofdkabel, buiten de elektriciteitsmeter om, een illegale elektriciteitsaansluiting werd gemaakt ten behoeve van een aldaar aanwezige hennepkwekerij en/of te gedogen dat deze aansluiting was gemaakt en/of toe te staan dan wel te gedogen dat er zwaardere hoofdzekeringen geplaatst waren in de meterkast dan met Liander N.V. contractueel overeengekomen en geïnstalleerd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 3. primair en heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1., 2. en 3. subsidiair.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1. bevat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen op basis waarvan betoogd kan worden dat het opzet van verdachte was gericht op het verschaffen van gelegenheid tot of het behulpzaam zijn bij hennepteelt. Het enkele ter beschikking stellen van een ruimte is onvoldoende voor medeplichtigheid, zie het arrest van de Hoge Raad van 19 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1812. Verdachte heeft de situatie op zijn beloop gelaten en heeft niet opgetreden uit angst. Omstandigheden die er op duiden dat actieve gedragingen van verdachte gelegenheid verschaften tot hennepteelt zijn er niet. Omstandigheden die er op duiden dat actieve gedragingen van verdachte behulpzaamheid opleveren bij hennepteelt zijn er evenmin. Tevens is er geen sprake van passieve medeplichtigheid. De enkele bekendheid van verdachte met de hennepteelt is niet voldoende voor het doen ontstaan van een rechtsplicht voor verdachte tot het beletten of (doen) beëindigen daarvan.
Ten aanzien van feit 2. kan, gelet op de omstandigheden, geen medeplegen van het aanwezig hebben van hennep bewezen worden. Verdachte wist waar de hennep op zijn erf zat en kon daar in theorie bij, maar hij had daar niets mee te maken en wilde dat ook niet. Ook kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte de hennep als pleger aanwezig had vanwege gebrek aan beschikkingsmacht. De hennepplanten waren niet van verdachte, de hennepkwekerij was niet door hem aangelegd en onderhouden, over de aanwezigheid van de hennepplanten had hij niets te zeggen en hij heeft er geen voordeel van gehad. Het ontbrak verdachte aan enige macht over de hennep.
Ten aanzien van feit 3. is er geen sprake van medeplegen en evenmin van medeplichtigheid. Verdachte wist van de kabel, maar heeft niet gezien waar, wanneer en hoe de kabel is aangelegd. Bovendien is er stroom gestolen om een hennepkwekerij draaiend te houden die niet van verdachte was en waarmee hij niets van doen had. Gelet hierop kan niet gesproken worden van medeplichtigheid bij gekwalificeerde diefstal. Ditzelfde geldt ten aanzien van passieve medeplichtigheid.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van het onder 3. primair ten laste gelegde
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank feit 3. primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring ten aanzien van feiten 1., 2. en 3. subsidiair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 3 december 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik wist van de elektriciteitsaansluiting in de slaapkamer. [medeverdachte] heeft deze aangelegd. Hij wilde de stroom buiten de meter om regelen. [medeverdachte] was voor mij het enige aanspreekpunt, ik had niets van doen met die andere personen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 mei 2018, opgenomen op pagina 81 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019003315 van 7 januari 2019, inhoudend als verklaring van verbalisanten:
Op 16 mei 2018 bevonden wij, verbalisanten, ons op de locatie [straatnaam] te [plaats] . Wij waren belast met het ontmantelen van een hennepkwekerij. Ik zag op een gegeven moment een man achter de koeien lopen. Ik hoorde de man zeggen dat hij [verdachte] heette. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , vroeg [verdachte] of hij de hennepkwekerij wilde tonen. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hoorden [verdachte] zeggen loop maar mee. Wij zagen dat [verdachte] achter de trekker langs liep, in de richting van de aparte ruimte in de hal. Wij zagen dat hij een deur van de kast opende en een accuboormachine uit de kast pakte. Wij zagen dat hij met de accuboormachine een schroef uit een houten plaat schroefde. Wij zagen dat hij de houtenplaat opende. Wij zagen dat hij enkele handeling verrichte achter de houtenplaat. Wij hoorden hem zeggen "even wachten" kort hierop hoorde wij een geluid. Hierop zagen wij dat [verdachte] weer richting de trekker liep, dat hij de stal verliet en naar een deksel op de grond wees. Wij zagen dat een deksel op een kier stond. Wij zagen dat [verdachte] de deksel opende. Wij zagen dat er onder de deksel een trap stond. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , ben via de trap naar beneden gelopen. Aldaar trof ik een inwerkingzijde hennepkwekerij aan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 13 juni 2018, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisanten:
Omstreeks 09.15 uur waren wij op de [straatnaam] , [plaats] . In voornoemde woning werd op 16 mei 2018 binnengetreden. Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was. De hennepkwekerij werd aangetroffen in een mestkelder onder een vrijstaande veestal. In totaal waren er 3 in werking zijnde kweekruimtes met in totaal 822 hennepplanten.
De stroomvoorziening van de kwekerij is onderzocht door M04, fraude-inspecteur bij de
netwerkbeheerder Liander, in aanwezigheid van ons, verbalisanten. Hierbij zagen wij dat de
stroomvoorziening ten behoeve van de kwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat, er rechtstreeks op de aansluitkabel/hoofdkabel een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage om deze van elektriciteit te voorzien. Wij zagen tevens dat er zwaardere hoofdzekeringen geplaatst waren. Hierdoor kon Liander N.V. niet de juiste tarievenregeling toepassen.
Als verdachten zijn aangemerkt:
Verdachte 1 [verdachte]
Verdachte 2 [medeverdachte]
4. Een geschrift, inhoudende een aangifte door Liander d.d. 1 juni 2018, opgenomen op pagina 248 e.v. van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Pleegplaats: [plaats]
Adres: [straatnaam]
Op verzoek van de politie te Heerenveen is op 16 mei 2018 door fraudespecialist M04 van
Liander N.V., een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting die eigendom is van Liander N.V. en die zich bevindt in bovengenoemd perceel. Als in deze aangifte wordt gesproken over hennepplantage en/of hennepplanten, hennepstekjes,
hennepstekkerij en/of hennepresten, kan ik mededelen dat voornoemde fraudespecialist en
politieambtenaar de heer [verbalisant 3] hebben verklaard dat zij dit herkenden aan de hen bekende kleur en vormgeving en dat zij daarbij de hen bekende, typische, geur van hennep roken. De fraudespecialist constateerde op 16 mei 2018 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan:
De fraudespecialist zag dat rechtstreeks op de aansluitkabel/hoofdkabel een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Voorts heeft hij vastgesteld dat het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming was met de installatie. De fraudespecialist zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Hij zag dat er zwaardere hoofdzekeringen geplaatst waren. Contractueel hoort er 3 x 35 amp. contractwaarde in te zitten. Hij zag dat er nu zekeringen met een waarde van 3 x 50 amp. aangetroffen zekeringen geplaatst waren. Door voorstaande werd schade en hinder veroorzaakt aan Liander N.V., omdat de juiste tarievenregeling niet kon worden toegepast. Voorts was het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming met de installatie. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De aangetroffen teelt was tenminste acht weken oud.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 17 mei 2018, opgenomen op pagina 194 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Waar woon je?
A: [straatnaam] te [plaats]
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 18 mei 2018, opgenomen op pagina 203 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Betaald [medeverdachte] nu wel?
A: Nee, ik ben er spuugzat mee.
V: Is dat de reden dat die kwekerij daar zit?
A: Ja, dat heeft er wel mee te maken ja. Als hij dan winst maakt kan hij mij betalen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 11 september 2018, opgenomen op pagina 207 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
A: Die hennepkwekerij is daar gekomen. Dat is [medeverdachte] zijn handel.
V: Hoe merkte je dat het serieus werd?
A: Toen hij die kabel heeft aangelegd om de stroom af te tappen. Hij wilde dit achter de meter langs doen maar dat wilde ik niet. Toen zei hij dan doe ik het buiten. Ik weet niet precies wanneer dit is gebeurd. In 2016 hebben ze de kabel aangelegd. Ik denk in augustus van 2016.
V: Sinds wanneer gebruikt hij de kelder?
A: Ik denk ook sinds 2016. [medeverdachte] is in 2017 geopereerd en hersteld. Toen ging hij met die kwekerij aan de slag.
V: De putdeksel ging op een speciale manier open. Had [medeverdachte] dit ook geregeld of was dit al zo?
A: Dit had [medeverdachte] gemaakt. Ik zag hoe dit in zijn werk ging. Ik had hem dat wel zien doen. Ik had er weet van.
V: Kwamen er nog meer mensen in de kelder?
A: Ja.
V: Wat is [medeverdachte] zijn volledige naam?
A: [medeverdachte]
V: Heb jij ook gezien dat de installaties naar binnen werden gebracht?
A: Ja als ik op het erf liep wel.
V: Ben je er weleens in geweest met [medeverdachte] ?
A: Ja ik ben er weleens in geweest met [medeverdachte] . Toen had [medeverdachte] er een tent in staan met plantjes. Dat waren een stuk of 3/4 plantjes om te kijken hoe het ging met het klimaat.
A: Hij heeft altijd een achterstand in geld bij mij. Hij meende dat hij in de kelder wat centjes kon verdienen om mij te betalen.
V: Maar ergens ben je akkoord gegaan?
A: Ja ik wil niet dwars zijn. Hij heeft mij ook altijd geholpen op de boerderij. Hij wilde wat proberen met een tentje. Hij zet er dan plantjes in, na een paar weken hield hij die er uit en nam die dan mee. Die stonden er dan 2 a 3 weken in.
V: Wist je dat het hennep was?
A: Eerst niet later wel.
V: Het komt er dus op neer dat hij een betaal achterstand had bij jou, hij wilde een tentje met hennepstekken plaatsen in jou gierkelder en kon jou dan betalen.
A: Klopt.
V: Wie heeft de hennepkwekerij ingericht c.q. aangelegd?
A: [medeverdachte]
V: Wanneer ging het lopen?
A: Ik weet het niet precies, eind vorig jaar begin dit jaar.
V: Wie heeft de elektrische installatie aangelegd?
A: Een man van Liander. Buiten de meter. Ik kwam thuis van het melken en toen kwam ik een Liander busje tegen. Ik kwam op de boerderij en toen zei [medeverdachte] dat die gast het had aangesloten.
Bewijsoverwegingen rechtbank ten aanzien van feiten 1., 2. en 3. subsidiair
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat hij, ondanks dat hij eigenaar was van de mestkelder, geen beschikkingsmacht over deze ruimte had. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat [medeverdachte] zich zoveel macht had toegeëigend dat verdachte het niet meer voor het zeggen had op zijn eigen erf. Het feit dat verdachte wist dat [medeverdachte] in zijn mestkelder hennep teelde en daarvoor een illegale stroomaansluiting had laten realiseren, kan volgens de raadsman niet leiden tot medeplichtigheid aan het telen van hennep, medeplichtigheid tot diefstal van stroom en het (mede)plegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict).
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de hennepteelt in zijn mestkelder gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Er stonden paarden van [medeverdachte] gestald op de boerderij van verdachte. [medeverdachte] liep achter met het betalen van de paarden en wilde door middel van een hennepkwekerij op het terrein van verdachte geld verdienen, waarmee hij verdachte kon betalen voor de paarden. De politie heeft verdachte gevraagd of dit de reden was dat de hennepkwekerij op zijn erf zat. Verdachte heeft daarop geantwoord dat dit er mee te maken had, zodat verdachte van de winst betaald kon worden. [medeverdachte] is vervolgens begonnen met het telen van een aantal hennepplanten en in augustus 2016 is een illegale elektriciteitssluiting aangelegd. Het telen werd steeds meer en verdachte zag [medeverdachte] regelmatig met onbekend gebleven personen op zijn terrein.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank in het dossier geen aanwijzingen om aan te nemen dat verdachte geen beschikkingsmacht meer had over de mestkelder waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. Verdachte was eigenaar van het perceel, wist wat er in zijn mestkelder gebeurde, stond dat toe en had daar toegang toe. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] hem met de opbrengst zou betalen voor de stalling van de paarden en verdachte is degene geweest die de politie heeft laten zien op welke - ingewikkelde - wijze de toegang tot de mestkelder was geregeld. Uit de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene volgt naar het oordeel van de rechtbank dan ook dat verdachte wist wat er zich op zijn terrein afspeelde en dat willens en wetens heeft laten gebeuren. Verdachte had dus wetenschap van en beschikkingsmacht over de hennepkwekerij in zijn mestkelder. Op grond hiervan acht de rechtbank feit 1. wettig en overtuigend bewezen, inhoudende dat verdachte medeplichtig is geweest aan het telen van hennep door zijn mestkelder hiervoor ter beschikking te stellen.
In het verlengde hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte medeplichtig is geweest aan de onder feit 3. ten laste gelegde diefstal van elektriciteit. Verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachte] had gesproken over de aanleg van een illegale elektriciteitsaansluiting. Daarbij heeft verdachte tegen [medeverdachte] gezegd dat hij niet wilde dat dit achter de meter om werd gedaan, waarna dit op een andere manier is gedaan. Het opzet op de diefstal van elektriciteit is daarmee gegeven.
Voor een bewezenverklaring van feit 2., het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten in de zin van artikel 3, onder C, van de Opiumwet, moet blijken dat bij verdachte - een zekere mate van - wetenschap bestond ten aanzien van de aanwezigheid van die planten en dat deze zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden. Uit de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene volgt dat verdachte wist dat er een hennepkwekerij in zijn mestkelder zat. Verdachte is de eigenaar van de mestkelder, deze bevond zich op zijn terrein en hij had daar toegang toe. De rechtbank is ten aanzien van feit 2. dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1., 2. en 3. subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 april 2018 tot en met 16 mei 2018 te [plaats] , in de gemeente Súdwest-Fryslân, in een mestkelder bij een erf gelegen aan de [straatnaam] , opzettelijk heeft/hebben geteeld, een hoeveelheid van in totaal 822 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 april 2018 tot en met 16 mei 2018 te [plaats] , in de gemeente Súdwest-Fryslân, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door aan die persoon/personen een mestkelder bij een erf gelegen aan de [straatnaam] voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen.
2.
hij, op 16 mei 2018 te [plaats] , in de gemeente Súdwest-Fryslân, opzettelijk aanwezig heeft gehad, in ruimtes in een mestkelder bij een erf gelegen aan de [straatnaam] , een hoeveelheid van in totaal 822 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3. subsidiair
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen omstreeks augustus 2016 tot en met 16 mei 2018 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [straatnaam] heeft weggenomen eenheden elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V., waarbij die perso(o)n(en) het weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van augustus 2016 tot en met 16 mei 2018 te [plaats] , opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door aan die perso(o)n(en) een mestkelder op voornoemd erf ter beschikking te stellen en te gedogen dat er op zijn perceel rechtstreeks op de aansluitkabel/hoofdkabel, buiten de elektriciteitsmeter om, een illegale elektriciteitsaansluiting werd gemaakt ten behoeve van een aldaar aanwezige hennepkwekerij en te gedogen dat deze aansluiting was gemaakt en te gedogen dat er zwaardere hoofdzekeringen geplaatst waren in de meterkast dan met Liander N.V. contractueel overeengekomen en geïnstalleerd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
3. subsidiair Medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1., 2. en 3. subsidiair wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor vrijspraak. Subsidiair, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman gepleit voor oplegging van een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Reclassering Nederland van 9 april 2020, de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich als medeplichtige schuldig gemaakt aan het telen van 822 hennepplanten door zijn mestkelder daarvoor ter beschikking te stellen, en aan diefstal van stroom door te gedogen dat een illegale elektriciteitsaansluiting werd aangelegd. Tevens heeft verdachte deze 822 hennepplanten opzettelijk aanwezig gehad. Het telen van hennep is een lucratieve aangelegenheid waarmee in korte tijd veel geld kan worden verdiend. De illegale teelt van en de handel in hennep veroorzaken veel overlast en schade in de samenleving en genereren op hun beurt andere strafbare feiten. Door het illegaal aftappen van elektriciteit is bovendien een (brand)gevaarlijke situatie ontstaan. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Tevens houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop, omdat de feiten dateren van ruim twee jaar geleden.
De rechtbank zal ook rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte zijn leven op orde heeft. Hij werkt zelfstandig als boer en melker. Zowel zijn dagbesteding als zijn gezin zijn beschermende factoren. Door geraadpleegde referenten wordt hij omschreven als eerlijk, betrouwbaar en plichtsgetrouw. De reclassering schat het risico op recidive als laag in en het onderzoek leverde geen indicaties op voor hulpverlening en/of reclasseringstoezicht. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zeer naïef is geweest en zich onvoldoende bewust is geweest van de gevaren die zijn handelen hebben meegebracht en het grote criminele circuit dat met hennepkwekerijen is gemoeid. Verdachte is geen initiatiefnemer en zijn rol in de hennepteelt is beperkt. Uit het dossier en ook ter zitting is duidelijk geworden dat de ontdekking van de hennepkwekerij voor verdachte grote gevolgen heeft gehad. Verdachte heeft zijn boerderij een aantal maanden zonder stroom moeten runnen, terwijl zijn gezin elders onderdak zocht. Ook moet verdachte een bedrag van bijna € 30.000,00 aan Liander betalen.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en zal zij verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 80 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 48, 49, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 2. en 3. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. M.R. de Vries en mr. H.G. Punt, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2020.
Mr. H.G. Punt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.