Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[veroordeelde] ,
Procesverloop
De raadsman heeft verzocht om de gijzeling achterwege te laten, nu veroordeelde schulden heeft en reeds onder bewind staat.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 14 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een vrouw uit Drachten, die samen met haar man schuldig werd bevonden aan mensenhandel en het medeplegen van witwassen. De rechtbank legde haar een gevangenisstraf op van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De feiten betroffen de uitbuiting van een licht verstandelijk beperkte jongeman, die door de vrouw in huis was genomen. Het slachtoffer verrichtte veel huishoudelijke taken en ontving hiervoor geen vergoeding, terwijl de veroordeelde en haar man zijn salaris beheerden en gebruikten voor hun eigen gezin.
De rechtbank oordeelde dat de vrouw ook voordeel had genoten van de mensenhandel door middel van het witwassen van de verdiensten. De officier van justitie had een vordering ingediend tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij een bedrag van € 39.097,07 werd gevorderd. De rechtbank stelde het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 20.667,30, dat de vrouw aan de staat moest terugbetalen. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde en haar medeveroordeelde hoofdelijk aansprakelijk waren voor dit bedrag.
De rechtbank weigerde het verzoek van de raadsman om de gijzeling achterwege te laten, omdat niet was aangetoond dat de veroordeelde niet in staat zou zijn om het bedrag terug te betalen. De uitspraak werd gedaan in het kader van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.