Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Overwegingen
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat de procedures in de hoofdzaken (met zaaknummers C/18/195121 / FA RK
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft verzoeker op 4 februari 2020 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. F. Brekelmans, de rechter die betrokken was bij verschillende civiele procedures waarin verzoeker als vader partij was. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat mr. Brekelmans vooringenomen was, omdat zij een beslissing had genomen in een eerdere procedure die verzoeker niet beviel. Deze beslissing was mede gebaseerd op een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, waartegen verzoeker een klacht had ingediend. Verzoeker stelde dat mr. Brekelmans op de hoogte was van deze klacht, maar desondanks het rapport had betrokken in haar beoordeling. Tijdens de zitting van de wrakingskamer op 10 maart 2020 was mr. Brekelmans afwezig, en verzoeker en zijn advocaat hebben hun standpunt toegelicht.
De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet kon worden toegewezen, omdat de gronden voor wraking niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn. Verzoeker had de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de beslissing van mr. Brekelmans, maar het wrakingsverzoek was geen geschikt middel om deze beslissing aan te vechten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, omdat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid van mr. Brekelmans objectief gerechtvaardigd maakten. De procedures in de hoofdzaken zullen worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 16 maart 2020.