1.11.Verweerder heeft het informatieverzoek (1.10.) bij brief van 18 april 2019 herhaald, waarna hij op 13 mei 2019 de informatiebeschikking heeft genomen (hierna: de tweede informatiebeschikking). Daarin heeft verweerder onder meer het volgende geschreven:
“
In verband met het behandelen van het bezwaarschrift tegen de definitieve aanslag 2014 van cliënte [eiseres] , burgerservicenummer [nummer] heb ik u op 27 maart 2019 en nogmaals door middel van een rappel op 18 april 2019 gevraagd om
inlichtingen en/of (de inhoud van) gegevensdragers die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van cliënte. U hebt niet aan dit informatieverzoek voldaan.
Het gaat om de volgende vragen en verzoeken:
- De opdrachtovereenkomst tussen uw cliënte en [X] (hierna:
[X] ).
- De bewijsstukken dat [X] de bouwvergunning heeft aangevraagd.
- De bewijsstukken dat [X] de aannemer heeft geselecteerd.
- De bewijsstukken dat [X] de vergunningen heeft aangevraagd.
- De bewijsstukken dat [X] de contacten met de aannemer/bouwvakkers heeft
onderhouden.
- De bewijsstukken dat [X] toezicht heeft gehouden op de werkzaamheden.
- Het overzicht, of indien er geen overzicht is de eventuele losse bescheiden, en de
bewijsstukken van de kosten (architect, vergunning, verbouwing etc).
- Welke werkzaamheden heeft [eiseres] in het kader van de projectontwikkeling
met betrekking tot de ontwikkeling van 14 appartementen in het pand aan [adres]
verricht? In dat kader verzoek k u mij in ieder geval de agenda(’s) van uw cliënte
over het jaar 2013 en 2014 toe te sturen.
- Alle facturen die [X] in het kader van de bovengenoemde werkzaamheden aan uw
cliënte heeft verzonden.
- Alle betalingsbewijzen waaruit blijkt dat uw cliënte [X] voor de bovengenoemde
werkzaamheden heeft betaald.
- Alle overige facturen en betalingsbewijzen inzake de verrichte werkzaamheden aan het
pand aan [adres] .
- Alle bouwtekeningen en taxatierapporten van voornoemd pand, zowel de oude als de
nieuwe situatie.
- De huurovereenkomsten.
- De Woz beschikkingen over 2013 en 2014.
Nu u niet of niet volledig op ons verzoek hebt gereageerd, ontvangt u hierbij deze informatiebeschikking. De informatiebeschikking is gebaseerd op artikel 52a van de Algemene wet rijksbelastingen.”
2. In geschil het antwoord op de vraag of verweerder de tweede informatiebeschikking mocht nemen.
3. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend en voert daartoe – kort gezegd – aan dat verweerder in de fase van bezwaar tegen de (definitieve) aanslag de tweede informatiebeschikking inzake het belastingjaar 2014 niet had mogen nemen, omdat hij reeds voor hetzelfde belastingjaar in de aanslagregelende fase van de voorlopige aanslag de eerste informatiebeschikking heeft genomen (zie 1.6.). Het feit dat deze eerste informatiebeschikking zag op een voorlopige aanslag en de tweede op een (definitieve) aanslag doet daar naar de mening van eiseres niet aan af, evenmin als het feit dat de eerste informatiebeschikking door de rechtbank is vernietigd en niet is komen te vervallen in de zin van artikel 52a, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
4. Verweerder beantwoordt voormelde vraag bevestigend en voert daartoe – kort gezegd – aan dat de eerste informatiebeschikking niet is vervallen op grond van artikel 52a, derde lid, van de AWR. De vernietiging van de eerste informatiebeschikking door de rechtbank staat er dan ook niet aan in de weg dat verweerder de tweede informatiebeschikking mocht nemen.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder in de bezwaarfase een informatiebeschikking kan nemen.Hieraan kunnen twee dingen in de weg staan. Ten eerste kunnen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur eraan in de weg staan dat verweerder in de bezwaarfase een (tweede) informatiebeschikking neemt.Ten tweede mag verweerder in de bezwaarfase geen (tweede) identieke informatiebeschikking nemen in geval hij met betrekking tot hetzelfde belastingjaar reeds eerder een informatiebeschikking heeft genomen die is vervallen op grond van artikel 52a, derde lid, van de AWR.
6. In de motivering van haar beroep heeft eiseres uitdrukkelijk de schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur uitgesloten van de gronden van beroep. Vernietiging van de tweede informatiebeschikking vanwege schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is daarom niet aan de orde. Daarnaast is de eerste informatiebeschikking niet vervallen op grond van artikel 52a, derde lid, van de AWR. Naar het oordeel van de rechtbank kan onderhavig geval waarin de eerste informatiebeschikking ten gevolge van een rechterlijke uitspraak is vernietigd, ook niet worden gelijkgesteld met de situatie waarin een informatiebeschikking is genomen die ten gevolge van artikel 52a, derde lid, van de AWR is komen te vervallen. Dit betekent dat er in dit geval geen rechtsregel is die eraan in de weg staat dat verweerder in de fase van bezwaar tegen de (definitieve) aanslag (opnieuw) een informatiebeschikking heeft genomen. De beroepsgronden van eiseres falen. Het beroep van eiseres tegen de tweede informatiebeschikking is ongegrond.
7. De rechtbank zal eiseres op grond van artikel 27e, tweede lid, van de AWR een nieuwe termijn stellen om alsnog de gevraagde gegevens, zoals vermeld in de tweede informatiebeschikking, aan verweerder te verstrekken. De rechtbank acht een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dag waarop deze uitspraak onherroepelijk is geworden, passend.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.