In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van Appingedam op zijn verzoek om informatie over de verwerking van zijn persoonsgegevens, zoals bedoeld in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het verzoek is op 29 april 2020 ingediend, maar verweerder heeft pas op 30 april 2020 het verzoek ontvangen. Eiser heeft op 13 juni 2020 een brief gestuurd, maar de rechtbank oordeelt dat deze brief niet kan worden aangemerkt als een geldige ingebrekestelling. De rechtbank verwijst naar artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin staat dat een ingebrekestelling moet voldoen aan bepaalde voorwaarden. De rechtbank concludeert dat de brief van eiser niet duidelijk maakt dat hij een beslissing verlangt en dat bij uitblijven daarvan een dwangsom wordt geëist. Hierdoor is niet voldaan aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser is verschenen tijdens de zitting op 30 oktober 2020, terwijl verweerder niet aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, en de griffier A.J. Kinds. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de maandag na de datum van uitspraak, en er is een mogelijkheid voor hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.