ECLI:NL:RBNNE:2020:4075

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
LEE 20-2443
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig nemen van een besluit op verzoek om informatie onder de AVG

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van Appingedam op zijn verzoek om informatie over de verwerking van zijn persoonsgegevens, zoals bedoeld in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het verzoek is op 29 april 2020 ingediend, maar verweerder heeft pas op 30 april 2020 het verzoek ontvangen. Eiser heeft op 13 juni 2020 een brief gestuurd, maar de rechtbank oordeelt dat deze brief niet kan worden aangemerkt als een geldige ingebrekestelling. De rechtbank verwijst naar artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin staat dat een ingebrekestelling moet voldoen aan bepaalde voorwaarden. De rechtbank concludeert dat de brief van eiser niet duidelijk maakt dat hij een beslissing verlangt en dat bij uitblijven daarvan een dwangsom wordt geëist. Hierdoor is niet voldaan aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser is verschenen tijdens de zitting op 30 oktober 2020, terwijl verweerder niet aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, en de griffier A.J. Kinds. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de maandag na de datum van uitspraak, en er is een mogelijkheid voor hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/2443

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2020 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Appingedam, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek om informatie over de verwerking van zijn persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van 29 april 2020.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend op 10 september 2020.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2020. Eiser is verschenen. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
Verweerder heeft het verzoek van eiser van 29 april 2020 op 30 april 2020 ontvangen. Bij brief van 26 juni 2020 is eiser meegedeeld dat het verzoek alleen in behandeling kan worden genomen bij het verstrekken van een geldig identiteitsbewijs om zeker te kunnen zijn van de identiteit van eiser (artikel 12, lid 6, van de AVG). Eiser heeft op het verzoek van verweerder niet gereageerd. Eiser heeft verweerder bij brief van 13 juni 2020, onder verwijzing naar de brief van 26 juni 2020, verzocht om voortvarend te werk te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat uit de brief van 13 juni 2020 niet duidelijk valt op te maken dat eiser een beslissing van verweerder verlangd en dat bij het uitblijven daarvan een dwangsom wordt geëist. Deze brief is een herinnering aan een lopend verzoek en de kennisgeving van de wens spoedig een beluit op dat verzoek te ontvangen.
De brief van 13 juni 2020 kan dan ook niet worden aangemerkt als een ingebrekestelling waardoor niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 6:12, tweede lid, onder b van de Awb. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland ECLI:NL:RBNHO:2020:5342. Van het verschuldigd zijn van een dwangsom kan dan geen sprake zijn.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van
A.J. Kinds, griffier op 13 november 2020. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
de griffier de rechter
(is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen)
afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.