Op 16 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De zaak betreft een beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek om inzage in persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Eiser had op 26 oktober 2019 beroep ingesteld, waarna de rechtbank op 7 februari 2020 het beroep gegrond verklaarde en een dwangsom oplegde aan opposante. Tegen deze uitspraak heeft opposante verzet ingesteld.
De rechtbank heeft in deze verzetprocedure beoordeeld of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. De rechtbank concludeert dat de brief van eiser van 27 augustus 2019 niet kan worden aangemerkt als een ingebrekestelling, omdat deze niet voldoet aan de eisen die aan een ingebrekestelling worden gesteld. Eiser heeft niet duidelijk gemaakt dat hij opposante maande om binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelt dat de eerdere uitspraak ten onrechte is gedaan en dat het verzet gegrond is. De rechtbank hervat het onderzoek in de stand waarin het zich bevond voordat de eerdere uitspraak werd gedaan. Uiteindelijk wordt het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier.