Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De verdere procesgang
- het tussenvonnis van 4 augustus 2020;
- de akte uitlating prejudiciële vragen van [eiser conventie/verweerder in reconventie] ;
- de akte uitlating prejudiciële vragen van [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] (met een aanvullende productie);
- de akte uitlating van [eiser conventie/verweerder in reconventie] over genoemde productie.
2.De verdere beoordeling
Kamerstukken II1999/00, 26089, 6, p 47 heeft aangegeven - dat als een uitspraak van de huurcommissie ‘splitsbaar’ is, de eiser in reconventie na de termijn van acht weken geen vordering meer kan instellen die ziet op een ander (beslis)punt dan waartegen in conventie is opgekomen?
Kamerstukken II1999/00, 26089, 6, p 47 heeft aangegeven - dat een uitspraak van de huurcommissie splitsbaar kan zijn en, indien dat zo is, dat voor de splitsbaarheid van de uitspraak van de huurcommissie alleen van belang is hetgeen hieromtrent (in conventie) is gevorderd of dient de ‘splitsbaarheid’ van een uitspraak op een andere wijze te worden vastgesteld?
3.De beslissing
Kamerstukken II1999/00, 26089, 6, p 47 heeft aangegeven - dat als een uitspraak van de huurcommissie ‘splitsbaar’ is, de eiser in reconventie na de termijn van acht weken geen vordering meer kan instellen die ziet op een ander (beslis)punt dan waartegen in conventie is opgekomen?