Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte],
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
onmisbare schakel kanhebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer hebben geleid, en (ii) ook aannemelijk is dat het zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer
met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheiddoor die mishandeling is veroorzaakt.
Het optreden van de dissectie kort nadat betrokkene slachtoffer was van botsend geweld tegen het hoofd en tractie aan de hals, maakt een causaal verband waarschijnlijk. Er zijn echter geen objectieve forensisch medische bevindingen die de waarschijnlijkheid van deze causaliteit zouden kunnen ondersteunen. Indien sprake was van een traumatische dissectie, kan deze afwijking echter niet worden gezien als indicator voor de hevigheid van de geweldsinwerking. In dit kader bezien zou de dissectie ook het gevolg kunnen zijn geweest van een andere mechanische geweldsinwerking in de uren voorafgaand aan de dissectie. Er zou dan sprake zijn geweest van een min of meer toevallige coïncidentie met het beschreven doorgemaakte geweldsincident. Dissectie kan ook na geringe (‘triviale’) geweldsinwerking optreden, terwijl deze ook ‘spontaan’ kan optreden.
Met betrekking tot de vraag of
het waarschijnlijker is dat het zwaar lichamelijk letsel is ontstaan naar aanleiding van fysiek geweld, dat wil zeggen het vermeende handgemeen tussen slachtoffer en verdachte, dan dat het letsel spontaan is ontstaan, geeft de deskundige aan dat dezevraag niet eenduidig te beantwoorden is. Aangezien de klinische manifestatie van de dissectie korte tijd na een schermutseling plaatsvond, is het waarschijnlijk dat het daarbij uitgeoefende geweld tegen hoofd en hals een causaal verband heeft met het ontstaan van de dissectie. Aangezien dissecties zouden kunnen optreden na 'triviaal' trauma, en niet bekend is of er bij het slachtoffer predisponerende factoren zijn voor het ontstaan van een dissectie, kan niet worden beoordeeld of er hevig geweld op het slachtoffer is uitgeoefend. Daarbij is het niet uit te sluiten dat de dissectie het gevolg is geweest van een mechanische geweldsinwerking in een ander kader in de uren voorafgaand aan dissectie. Er zou dan sprake zijn geweest van een min of meer toevallige coïncidentie met het beschreven doorgemaakte geweldsincident.
kanhebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg (de dissectie) hebben geleid. Ongeveer drie kwartier tot één uur na de mishandeling begon de mondhoek van het slachtoffer immers te hangen en kreeg het slachtoffer uitvalsverschijnselen in zijn linkerarm. Uit de deskundigenrapporten van het NFI en de GGD blijkt dat de vuistslag van verdachte naar haar aard geschikt is om een dissectie teweeg te brengen. Een dissectie, zoals bij het slachtoffer is geconstateerd, kan namelijk worden veroorzaakt door een geweldsintreding, ook indien deze niet fors is.
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
mishandeling
Strafbaarheid van verdachte
Strafmotivering
Benadeelde partij
1. [slachtoffer], tot een bedrag van € 35.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde partij] Bij alle schadeposten is ‘p.m.’ oftewel ‘pro memorie’ ingevuld. Ter terechtzitting is aangegeven dat de voeging enkel een signaalfunctie heeft.
1. De vordering van [slachtoffer]
2. De vordering van [benadeelde partij]
Toepassing van wetsartikelen
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.