Op 22 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 augustus 2017 in Groningen, door middel van geweld en andere feitelijkheden, de aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De verdachte heeft de aangeefster, zijn nichtje, geknuffeld, haar borsten aangeraakt en haar tegen de billen geslagen terwijl zij zich in een kwetsbare positie bevond in de badkamer van zijn woning. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de omstandigheden waaronder de handelingen plaatsvonden, als bewijs voor de aanranding geaccepteerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren met een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat de handelingen van de verdachte als ontuchtig moeten worden gekwalificeerd, gezien de context en de aard van de gedragingen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, gedeeltelijk toegewezen, waarbij de materiële schade en een deel van de immateriële schade zijn erkend. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding voor het overige afgewezen, maar heeft de verdachte wel verplicht om de schade aan de benadeelde partij te vergoeden.