3.3.2Bewijsmiddelen
De aangeefster heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1988 en ben bij [kapperszaak] gestart in maart 2015. Ik had op 13 januari 2016 mijn operatie en die vrijdag daarna heb ik de laatste keer bij [kapperszaak] gewerkt. Ze zijn altijd goed voor me geweest, behalve de laatste maanden.
Ze sloegen me op de kont, vooral [broer verdachte] . Met de vingers tegen mijn kont aan slaan ook. Zo tikken. Het gebeurde echt heel vaak. Ik durfde niet te zeggen dat ik het niet wilde. Ik was bang om mijn stageplek kwijt te raken.
[verdachte] heeft mij gekust en gezegd dat ik het tegen niemand mocht zeggen. Een dag of twee dagen ervoor had hij me bij de keel gepakt. Ik ben naar de keuken gelopen en [verdachte] liep met me mee. Hij gaf me eerst een kusje op mijn wang en ging zo steeds verder naar mijn mond. Ik stond bij de deur die half open stond en hij stond voor me. Hij hield me vast bij mijn schouders en mijn hoofd. Ik wilde me losmaken, maar hij hield me stevig vast. Toen hij losliet, moest ik eigenlijk naar de winkel toe om boodschappen te doen. Hij stond buiten, want hij was eerder buiten. Toen zei hij: ‘ [slachtoffer] kom eens’, en toen liep ik naar hem toe en toen zei hij tegen me dat ik het tegen niemand mocht vertellen. De volgende dag heeft hij tegen mij gezegd dat hij de hele dag aan mij gedacht had. De kus van [verdachte] was ongeveer vier maanden geleden, denk ik. Ik denk dat het voor de herfstvakantie was, maar dat weet ik niet zeker. Het begon met het slaan en zo op de kont en na die kus werd het alleen maar erger.
[verdachte] zei ook dat ik op Kim Kardashian leek op de foto die op zijn telefoon stond van mij. We hebben camera’s hangen en blijkbaar heeft hij een screenshot genomen. De camera heeft achter me gehangen toen dat gebeurde, want het was mijn achterzijde. Bij die foto heeft hij gezegd: ‘Zo lijk je op Kim Kardashian.’ Hij zei ook dat ik een mooi lichaam had.De foto stond op zijn telefoon, omdat ze op die manier naar het camerasysteem kunnen kijken. Hij haalde die foto gauw weg, omdat zijn vrouw het niet mocht zien.
[verdachte] had gezegd of ik met hem naar het thermaalbad wilde. Ik heb nee gezegd en tegen hem gezegd dat hij een vrouw had. Hij zei toen tegen me: ‘Maar die is zwanger.’ En samen zeiden ze dat ik geen vriendje had, want ik was van hun. [verdachte] zei in het begin of ik net zoveel borsten had als [medewerker] . Hij had daar een foto van. [medewerker] werkte er toen ook nog in de keuken en die was wat dikker. Toen dacht ik er niet zo bij na, maar nu dit allemaal gebeurd is, denk ik daar anders over. Ik dacht: ‘Goh, waar ben je mee bezig?’ Maar ik gaf er nooit echt antwoord op.
Ik dacht midden februari 2016 klaar te zijn met de stage, omdat ik de uren had. De school is erg duur, dus hoe eerder ik kon gaan werken hoe beter. Ik heb gezegd dat hij me kon betalen als kapster en dat wilde hij niet. Ik heb gezegd dat ik wilde stoppen voor stage. Eerst was het goed en ik was even weg. Toen ik terug kwam, mocht het niet meer. Ik vond dat raar. Ik heb gezegd dat ik 16 uren volgens contract zou komen en niet langer. Het klikte niet meer.
Ik had 13 januari 2016 mijn operatie. Ik ben die vrijdag, dus anderhalve week na mijn operatie, naar mijn stage-adres gegaan en werd die dag erg schor. [broer verdachte] wilde praten en zei dat hij school gemaild had, omdat ik er nooit was. Ik hoef met vakantie niet persé te komen en ik mag dan wel, maar onbetaald doe ik dat niet. Hij zei dat ik moest veranderen en meer mijn best moest doen. Dat ik anders weg kon gaan. [verdachte] praatte niet meer met me. Ik kon niet meer lopen en alles werd wazig. [verdachte] riep me, dat hoorde ik. Mijn vader is me op komen halen. Buiten hoorde ik één van de broers nog roepen, maar ik ben naar buiten naar mijn vader gegaan.
Maandag ben ik naar de mentor gegaan en ze zei dat ze een mail van [broer verdachte] had gehad. Dat wist ik al. Ik zei tegen haar dat ik er niet meer naar toe zou gaan en ze zei dat ik nog veel uren moest. Ik kreeg diezelfde dag een gesprek met iemand van school die dit soort problemen regelt. Ik moest het weer uitleggen en mocht er niet meer heen en moest me ziek melden op stage.
Ik heb het als eerste verteld aan mijn vriendin [vriendin slachtoffer] . Ik weet dat het een vrijdagavond was en donker. Ik denk dat het een maand na de kus van [verdachte] was. Ik was klaar met werken en we gingen wat eten en ze vroeg me waarom ik zo stil was. Ik durfde niet goed en zei dat ook tegen haar. Ik heb haar toch verteld over [verdachte] die me kuste en ze schrok ervan. Vaak gingen onze gesprekken daarover en hoe ik ermee om kon gaan. Ik kon niet meer slapen ervan en ze zei dat ik het tegen mijn moeder moest zeggen.
Een week voor de operatie vertelde ik het tegen mijn moeder. Er zat zo’n tijd tussen, omdat ik niet durfde. Mijn moeder heeft zoveel geld voor de school betaald, ik wilde haar niet teleurstellen. Hoe moest ik het haar vertellen? Uiteindelijk ben ik naast mijn moeder gaan staan en ging ik hard lachen, daarna huilen. Ik vertelde haar wat er gebeurd was en ze was boos, maar niet op mij. Ze wilde meteen iets gaan doen, maar dat mocht van mij niet. De operatie moest nog komen.
Ik heb het dus eerst tegen [vriendin slachtoffer] verteld, toen tegen mijn moeder en na de operatie heb ik het op school en tegen mijn zus verteld.
Getuige [vriendin slachtoffer] heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
[verdachte] en [broer verdachte] zijn heel versierderig, jaloers en gladjes. Ik herken dat gedrag en dat zag ik terug in hoe ze tegen [slachtoffer] deden. Ik praat nu over het begin van de tweede stage van [slachtoffer] , na de zomervakantie in 2015.
Op een dag zaten we na haar stage in de friettent. Dat was dik drie maanden geleden, ik denk eind 2015. Ik vroeg haar wat er was. Ik ken haar sinds groep 4, sinds die tijd zijn we vriendinnen. Ik zag al langer dat er iets met haar was, ze was wat stiller. Ze had al eens gezegd dat ze geen zin had in de stage. Ze vertelde dat [verdachte] bij haar in de keuken had gestaan en heel dicht bij haar was gekomen en haar gekust had op haar wang. Ik zag aan [slachtoffer] dat ze er van geschrokken was, het deed haar echt wat. Ik heb haar gezegd dat ze het tegen haar moeder moest vertellen. Ze gaf duidelijk aan dat ze niet meer terug naar stage wilde.
Ik ben wel eens in de kapsalon geweest. Eén keer was helemaal niet fijn, want toen was ik op [slachtoffer] aan het wachten. Ik had een broek met scheuren aan en [broer verdachte] was opmerkingen aan het maken over scheuren die ik in mijn broek had. Hij kwam langs mij zitten en legde zijn hand op mijn knie. Ik zei toen letterlijk: ‘What the fuck doe jij?’ Hij praatte er gelijk overheen en haalde zijn hand weg.
Getuige [medestagiare 1] heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb bijna twee jaar stage gelopen bij [kapperszaak] , bij de broers [broer verdachte] en [verdachte] . In het begin was het normaal, maar na een jaar begonnen ze me ‘op te nemen’. Ze waren wel erg aanrakerig en knuffelig en handtastelijk. Ze waren heel kusserig. Hun opmerkingen waren inderdaad wel wat vergaand, ze maakten ook opmerkingen over mijn uiterlijk. Als ik binnen kwam, keken ze echt naar me en dan zeiden ze vaak dat ik er goed uit zag. Of als ik een nieuwe broek aan had, dan zeiden ze: ‘Je hebt een goeie kont in die broek.’ En: ‘Draai eens een rondje.’ Dat soort dingen. Het voelde wel eens als een vleeskeuring. Het was niet fijn.
Ze deden dat allebei, zowel [verdachte] als [broer verdachte] . Als ik bijvoorbeeld op de bank zat, dan legde zowel [verdachte] als [broer verdachte] altijd een hand op mijn been, net iets te lang. Ik voelde me dan wel ongemakkelijk en stond op en ging dan weg. Ze zijn echt hetzelfde in hun doen en laten. Hun opmerkingen en aanrakingen waren eigenlijk, toen ik er over na ging denken, nét iets te vaak en nét iets te veel.
Ik maakte er maar niet teveel gezeur over, omdat ik dat er niet bij wilde hebben. Ik wilde mijn stageplaats behouden. Ik dacht, als ik er wat van zeg, dan ben ik mijn plek kwijt.
Ik heb nooit iets bij [slachtoffer] gezien. Wel dat knuffelige. Je kon zien dat ze zich ongemakkelijk voelde. Ik kon het aan haar lichaamshouding of aan haar ogen zien.
Getuige [medestagiare 2] heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Sinds ongeveer een jaar loop ik stage bij [kapperszaak] . Ik ben door mijn baas [broer verdachte] lichamelijk aangeraakt. Ik bedoel dat hij zijn hand tegen mijn billen sloeg. Dat gebeurde soms een paar keer op één dag en soms een hele tijd niet. Ook vroeg hij of ik bij hem op schoot wilde komen zitten. Ik heb dat één keer gedaan, maar daarna nooit meer. Ook kwam hij wel eens bij me staan en draagt zich lief/klef en zegt dat ik een mooi meisje ben. Dat gedrag van [broer verdachte] is iets van de laatste vijf maanden. Ik heb van dit gedrag niets durven zeggen, omdat ik bang was voor problemen tijdens mijn stage. [verdachte] deed wel normaal tegen mij. Ik weet dat hij wel ziet wat [broer verdachte] doet bij mij, maar hij zegt er niks van.
Getuige [trajectbegeleider] heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als trajectbegeleider op het ROC Nijmegen. Als er iets met een leerling aan de hand is, komt die eerst bij de mentor. Van [slachtoffer] is dat [mentor slachtoffer] . Ik fungeer als een soort ‘poort’ en kijk naar de zorg die er op dat moment nodig is.
Op 26 januari 2016 kwam [mentor slachtoffer] bij me en zei dat ze een leerling had waar iets ergs mee aan de hand was en die heel verdrietig was en graag met mij wilde praten. Ze zijn die dag samen bij mij gekomen. [slachtoffer] was bang, vond het moeilijk om te praten. Toen ik [slachtoffer] sprak, was ze al een paar dagen niet meer op de stageplek geweest.
De verdachte heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn broer en ik hebben een kapperszaak die [kapperszaak] heet. Deze zaak staat op naam van mij en mijn broer. Omdat wij van jongs af aan in het vak zitten, is het zo dat wij onze stagiaires zo veel mogelijk proberen te ondersteunen. Een voormalige stagiaire [slachtoffer] heeft aangifte gedaan.
Wat ik me kan herinneren is dat ik op de camerabeelden zag dat er schoongemaakt was in de zaak toen ik er niet was en dat ik toen een foto van die beelden heb gemaakt, waar zij op stond, en die naar haar gestuurd heb zo van: ‘Hé, jij bent op de zaak.’ Ik weet niet meer of ik haar die foto heb gestuurd of getoond.
Het thermaalbad bezoek ik wel eens met mijn vrouw.
3.3.3De bewezenverklaring
De rechtbank kan het bewijs dat de verdachte het feit heeft begaan, niet uitsluitend aannemen op de verklaring van één getuige (art. 342 lid 2 Sv). Deze bepaling heeft betrekking op de bewezenverklaring als geheel. Zij vereist dus niet dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund. De bepaling waarborgt daarnaast een deugdelijke bewijsbeslissing. De feiten en omstandigheden die één getuige noemt, moeten daarom voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Tegen deze achtergrond zal de rechtbank het bewijs waarderen.
De feiten en omstandigheden die [slachtoffer] noemt, vinden volgens de rechtbank inderdaad voldoende steun in ander bewijsmateriaal. Getuigen [medestagiare 1] en [medestagiare 2] waren net als [slachtoffer] werkzaam als stagiaire bij [kapperszaak] . Hun verklaringen vertonen treffende gelijkenissen met de verklaring van [slachtoffer] : de omgang was aanvankelijk prettig en werd gaandeweg steeds onaangenamer, het was een combinatie van seksueel getinte opmerkingen en ongewenste lichamelijke intimiteiten, en zij lieten veel gebeuren omdat ze hun stage wilden afronden. Zelfs getuige [vriendin slachtoffer] , die als klant en vriendin maar af en toe daar was, verklaart over een soortgelijk voorval.
De verschillende stagiaires hebben deels overeenkomstige situaties meegemaakt. Zij hebben deze gebeurtenissen ieder op hun eigen manier beleefd en reflecteren daarop vanuit hun afzonderlijke persoonlijkheden. Zo zegt [medestagiare 1] dat zij alleen naar de politie is gegaan omdat [slachtoffer] een goede vriendin is. Vervolgens benadrukt zij echter bij herhaling dat ze het minder zwaar opneemt dan [slachtoffer] , hoewel ze zich ook diverse opmerkingen en aanrakingen uit eigen ervaring kan herinneren. Zij lijkt dus niet naar de politie te zijn gegaan om [slachtoffer] ’s aangifte uit vriendschap te bevestigen. Uit haar verklaring spreekt wel dezelfde sfeer die ook [slachtoffer] omschrijft. Dit gegeven draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank.
De getuigen [medestagiare 1] , [medestagiare 2] en [vriendin slachtoffer] zeggen niet dat zij de ontucht bij [slachtoffer] daadwerkelijk zelf hebben waargenomen. Het is echter niet vereist dat de verweten handelingen als zodanig worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. De verklaring van [slachtoffer] hoeft slechts op onderdelen steun te vinden in bewijsmiddelen uit een andere bron. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn als een getuige uit eigen waarneming verklaart over de emotionele of fysieke toestand van het slachtoffer vlak nadat een strafbaar feit plaatsvond. Ook dit is volgens de rechtbank het geval.
In dit verband speelt de volgorde van gebeurtenissen een belangrijke rol. De officier van justitie en de raadsman suggereren namelijk allebei een oorzakelijk verband tussen [kapperszaak] klachten en [slachtoffer] ’s verklaringen. De richting daarvan beïnvloedt immers de zeggingskracht van de waargenomen emoties. Volgens de officier van justitie zijn [kapperszaak] klachten het gevolg van [slachtoffer] ’s verklaringen, volgens de raadsman zijn [slachtoffer] ’s verklaringen het gevolg van [kapperszaak] klachten. De rechtbank concludeert op basis van de stukken als volgt.
Aangeefster [slachtoffer] heeft getuige [vriendin slachtoffer] het eerst verteld over het gedrag van de verdachte. Geen van beiden kan de exacte datum van dit gesprek noemen. [slachtoffer] plaatst de kus vier maanden voor 9 februari 2016 en het gesprek een maand later. [vriendin slachtoffer] meent dat het ruim drie maanden voor 23 maart 2016 was en dus eind 2015. De rechtbank stelt vast dat de eerste e-mail in het dossier van [kapperszaak] aan [slachtoffer] ’s mentor dateert van 21 januari 2016. Dat is dus minstens een maand later. Van eerdere klachten over [slachtoffer] ’s functioneren is niets gebleken. Daarom zal de rechtbank [slachtoffer] ’s ‘disclosure’ aan [vriendin slachtoffer] voor het bewijs gebruiken. [vriendin slachtoffer] kent [slachtoffer] van jongs af aan en zag dat er iets aan de hand was. Toen [slachtoffer] ongeveer een maand na de kus zei wat er was gebeurd, zag [vriendin slachtoffer] dat het [slachtoffer] echt wat deed en dat zij ervan geschrokken was. [slachtoffer] verklaart zelf dat het na die kus alleen maar erger was geworden. De rechtbank is dus van oordeel dat [slachtoffer] ’s verklaring ook in dit opzicht steun vindt in [vriendin slachtoffer] ’ verklaring.
Dat geldt ook voor de verklaring van [trajectbegeleider] . Zij geeft die weliswaar pas op 7 april 2016, maar baseert zich daarbij op haar notities over het gesprek van 26 januari 2016. [trajectbegeleider] heeft als trajectbegeleider de taak om te zorgen voor leerlingen met problemen. In die hoedanigheid constateert zij dat [slachtoffer] bang was en het moeilijk vond om te praten. Ook deze waarneming ondersteunt [slachtoffer] ’s verklaring.
De rechtbank oordeelt dan ook dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende steunt vindt in ander bewijsmateriaal. Zij acht dus bewezen dat de verdachte heeft gedaan wat [slachtoffer] hem verwijt. Met de officier van justitie en de raadsman oordeelt de rechtbank dat van enige (dreiging met) geweld of een andere feitelijkheid niet is gebleken. Zij zal de verdachte daarom vrijspreken van de primair tenlastegelegde aanranding. Wel acht de rechtbank bewezen dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 4 februari 2016 als stagebegeleider en (mede)eigenaar van stagebedrijf [kapperszaak] meermalen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige stagiaire [slachtoffer] , door haar tegen de billen te slaan of te tikken en haar te kussen. De beschreven feiten zijn immers handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en kwalificeren dus als ontucht. [slachtoffer] was met haar zeventien jaar bovendien minderjarig toen deze ontucht plaatsvond. Tot slot heeft de verdachte verklaard dat het bedrijf mede op zijn naam staat en dat hij stagiaires zoveel mogelijk ondersteunt. Daarmee zijn alle bestanddelen van het subsidiair tenlastegelegde misdrijf vervuld.