ECLI:NL:RBNNE:2020:3449

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
18/830231-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Moldavische man wegens mensensmokkel met betrekking tot twee personen naar Nederland

Op 8 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 31-jarige Moldavische man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 148 dagen wegens mensensmokkel. De rechtbank oordeelde dat de man in de periode van 21 tot en met 22 oktober 2019 twee personen, een moeder en een kind, vanuit Duitsland naar Nederland heeft gebracht. De opgelegde straf komt overeen met de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang en het verblijf van deze personen in Nederland wederrechtelijk was. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet kon weten dat de inreis en het verblijf wederrechtelijk waren, omdat de vervoerde personen in het bezit waren van Moldavische paspoorten en asiel hadden aangevraagd. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat de verdachte uit winstbejag handelde, aangezien hij 200 euro per persoon vroeg voor het vervoer. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde de gevangenisstraf op, waarbij ook de inbeslaggenomen auto en geld verbeurd werden verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/830231-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 oktober 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 september 2020.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen M.K. Bulthuis, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2019 tot en met 22 oktober 2019
te Ter Apel, althans in Nederland en/of in Duitsland, een ander of anderen, te weten [naam 1] en/of [naam 2] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door bovengenoemde personen -in een bestelbus vanuit Duitsland naar Nederland te vervoeren en/of -over de grens te brengen en/of naar Ter Apel te brengen en/of -aldaar af te zetten in de nabijheid van het AZC en/of -aan te geven hoe ze moesten lopen en/of -te vertellen waar ze asiel moesten aanvragen, terwijl hij, verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2019 tot en met 22 oktober 2019
te Ter Apel althans in Nederland en/of Duitsland, een ander of anderen, te weten [naam 1] en/of I. [naam 2] , uit winstbejag
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door bovengenoemde personen, -in een bestelbus vanuit Duitsland naar Nederland te vervoeren en/of -over de grens te brengen en/of -naar Ter Apel te brengen en/of -aldaar af te zetten in de nabijheid van het AZC en/of -E 200,- althans een geldbedrag te laten betalen en/of -aan te geven hoe ze moesten lopen en/of -te vertellen waar ze asiel moesten aanvragen, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte wist niet dan wel kon niet redelijkerwijs vermoeden dat de inreis en het verblijf van de twee personen die hij naar Nederland vervoerde wederrechtelijk was. Verdachte stelt dat de vervoerde personen in het bezit van Moldavische paspoorten waren. Moldaviërs mogen in beginsel 90 dagen zonder visum reizen binnen de Europese Unie (tijdens de zogenaamde vrije termijn, artikel 12 Vreemdelingenwet (hierna: Vw)). Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vervoerde personen meteen na aankomst - en dus onverwijld - asiel hebben aangevraagd en dat hun verblijf ook daarmee niet wederrechtelijk is geweest.
Oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 22 oktober 2019, opgenomen op pagina 25 e.v van het dossier van de Koninklijke Marechaussee met nummer 20191205.1200.8593 d.d. 12 januari 2020, inhoudend als verklaring van verbalisant(en):
Op 22 oktober 2019 zag ik dat er een grote witte bestelbus stond aan de Nulweg in Ter Apel ter hoogte van het tankstation Q8. Deze locatie ligt vlakbij het aanmeldcentrum van Ter Apel. Ik zag dat uit de witte bestelbus twee mensen stapten met een ieder een koffer.
Ik hoorde een hoog toergeluid uit de bestelbus komen toen hij weg reed en in combinatie dat wij met onze dienstauto een hoge snelheid moesten rijden om de bestelbus bij te houden, kreeg ik de indruk dat de bestelbus snel weg wilde komen. Ik vroeg aan de inzittenden om een document te tonen als bedoeld in 4.21 Vreemdelingenbesluit. De bestuurder overhandigde mij een paspoort van Moldavië op naam van [verdachte] .
Ik hoorde dat mijn collega aan de twee uitgestapte personen vroeg om een document te tonen. Ik zag dat beiden een Aufehaltsgestattungen overhandigen. De vrouw overhandigde
een Aufenhaltsgestattung op naam van: [naam 1] . De jongen overhandigde een Aufenhaltsgestattung op naam van: [naam 2] . Ik vroeg wat zij hier kwamen doen, hun
antwoorden in het Russisch. Vanwege de taalbarrière riep ik het woord "Asiel" hierop werd
geantwoord met Yes en omhoog en omlaag schuddende hoofden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2019, opgenomen op pagina 56 e.v van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant(en):
Op 22 oktober 2019 omstreeks 01:00 uur zijn getuigen [naam 1] en [naam 2] staande gehouden op grond van de Vreemdelingenwet. Tijdens de staandehouding overhandigden zij beiden een Duits document. [naam 1] overhandigde een Duldung en [naam 2] een Aufenthaltsgestattung. Er is navraag gedaan over de actuele verblijfsstatus van getuigen in Duitsland. Uit deze informatie bleek dat zij beiden op 6 september 2019 een asielaanvraag hebben ingediend in Duitsland. Uit navraag bij de Bundespolizei blijkt dat een "Aussetzung der Abschiebung (Duldung)" verstrekt wordt aan de vreemdeling wiens procedure ten einde is en voor wie nog geen zicht is op uitzetting. Het betreft geen verblijfsvergunning, maar het verblijf wordt gedoogd in Duitsland. Het betreft geen verblijfstitel en reizen buiten Duitsland is met dit document niet toegestaan. Een Aufenhaltsgestattung betreft een document dat wordt verstrekt aan een vreemdeling die in asielprocedure zit in Duitsland. Het betreft geen verblijfstitel en reizen buiten Duitsland is met dit document niet toegestaan.
Uit bovenstaande blijkt dat getuigen ten tijde van de controle geen rechtmatig verblijf hadden in Duitsland en illegaal Nederland ingereisd zijn. De Moldavische documenten zijn door de Duitse autoriteiten ingenomen t.b.v. de asielaanvraag.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 oktober 2019, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Mijn partner belde met de chauffeur. Deze zei dat hij wat te doen had in Nederland en dat hij ons naar Nederland kon brengen. Ik moest 200 euro betalen voor de reis van Berlijn naar Ter Apel.
VV: Wanneer bent u vertrokken uit Berlijn?
AG: Op 21 oktober 2019, 12 uur in de middag.
W: Hoe heeft u de 200,- euro betaald, in wat voor briefjes?
AG: Ik heb met twee keer 100,- euro betaald. Ik heb dit in Ter Apel pas betaald.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 oktober 2019, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
De chauffeur heeft mij verteld waar ik precies asiel moest aanvragen, en dat was vlak bij het
tankstation waar wij zijn uitgestapt. Dat heb ik hem wel gevraagd. Ik heb gezegd dat ik naar Nederland ga voor een asielaanvraag.
V: Waar heeft u dat aan de chauffeur verteld?
A: Nog in Berlijn, ik zei dat ik naar Nederland wilde. Ik heb gezegd dat dit voor asiel was.
Hij zei je moet hier uitstappen en die kant oplopen en daar kun je je asiel aanvraag doen.
Ik heb geen adres van het aanmeldcentrum in Nederland, de chauffeur wist dit wel. De chauffeur gaf het adres.
V: En door beide chauffeurs is er niet gevraagd naar documenten?
A: Nee.
V: Wat heeft u betaald voor de reis?
A: 200 euro. Aan de chauffeur die ons naar Nederland bracht.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 oktober 2019, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Voordat u staande werd gehouden zaten er nog 2 personen bij u in de auto.
A: Ja, ik heb al eerder verklaard die mensen zaten wel bij mij in de auto en ik heb ze hier heen gebracht. Het zijn mensen uit Moldavië.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 oktober 2019, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Rijden er wel eens vaker vreemde mensen met je mee?
A: Ja.
V: Wat voor vergoeding krijg je hiervoor?
A: 100 euro per persoon.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 31 oktober 2019, opgenomen op pagina 113 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
A: Deze vrouw vertelde dat ze naar haar zoon ging in Nederland. En ze zei iets met asiel.
Ze vertelde iets met asiel in Ter Apel of zo iets.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2019, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op donderdag 24 oktober heb ik gecontroleerd hoeveel contant geld er bij de insluiting van verdachte [verdachte] is aangetroffen. Ik zag op de afgesloten en door verdachte ondertekende fouilleringszak staan dat er verschillende valuta in de zak bewaard werden.
Coupures: 3x100 euro

Bewijsoverwegingen

De rechtbank overweegt dat het begrip “wederrechtelijk” in de delictsomschrijving van artikel 197a Wetboek van Strafrecht (Sr) gelet op de wetsgeschiedenis dient te worden uitgelegd als “zonder enig subjectief recht of enige bevoegdheid”. De in artikel 197a Sr bedoelde hulp moet zijn verleend aan iemand die voor de toegang tot, de doorreis door of het verblijf in Nederland aan geen rechtsregel - van nationale of internationale herkomst - enige titel kan ontlenen.
In welke gevallen een vreemdeling het recht heeft om in Nederland te verblijven, is bepaald in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Artikel 8 Vw bepaalt, voor zover hier van belang, dat een vreemdeling rechtmatig verblijf heeft indien hij een verblijfstitel heeft dan wel in afwachting is van een beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, oftewel van de uitkomst van een rechtsmiddel daartegen.
Ten aanzien van de Moldavische personen die door verdachte werden vervoerd, is hiervan niet gebleken. De rechtbank overweegt dat bovendien uit de bewijsmiddelen 4 en 7 volgt dat verdachte wist dat de door hem vervoerde personen asiel wilden aanvragen in Nederland.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte eveneens wist dat de toegang van deze personen tot Nederland en het verblijf van deze personen in Nederland wederrechtelijk was. Dat de vervoerde personen na aankomst in Nederland onverwijld asiel hebben aangevraagd, laat onverlet dat in elk geval hun toegang tot Nederland en het verblijf in Nederland voorafgaand aan het indienen van een asielaanvraag wederrechtelijk was. [1]
Nu vaststaat dat de asielaanvraag het doel van de vervoerde personen was, gaat het verweer van de raadsvrouw inhoudend dat sprake was van de situatie als bedoeld in artikel 12 Vw (de zogeheten vrije termijn waarin Moldaviërs vrij mogen reizen binnen de Europese Unie) evenmin op.
Ten aanzien van feit 2 overweegt dat rechtbank dat bewezen kan worden dat verdachte
geld heeft ontvangen voor het vervoer van [naam 1] en [naam 2] naar Nederland gelet op de bewijsmiddelen 3, 4 en 8 (de verklaringen van [naam 1] en het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van drie briefjes van honderd euro), ondersteund door bewijsmiddel 6 inhoudend de verklaring van verdachte dat hij 100 euro per persoon per rit vraagt. In combinatie met de wetenschap van het doel van de reis, namelijk het aanvragen van asiel, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, zoals ten laste gelegde onder feit 2.
Concluderend verwerpt de rechtbank alle verweren van de raadsvrouw en zal de rechtbank de beide feiten bewezen verklaren.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 21 oktober 2019 tot en met 22 oktober 2019 te Ter Apel, in Nederland en in Duitsland, anderen, te weten [naam 1] en [naam 2] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, door bovengenoemde personen
- in een bestelbus vanuit Duitsland naar Nederland te vervoeren en
- over de grens te brengen en naar Ter Apel te brengen en
- aldaar af te zetten in de nabijheid van het AC en aan te geven hoe ze moesten lopen en
- te vertellen waar ze asiel moesten aanvragen,
terwijl hij, verdachte, wist dat die toegang wederrechtelijk was;
2.
hij in de periode van 21 oktober 2019 tot en met 22 oktober 2019 te Ter Apel, in Nederland en Duitsland, anderen, te weten [naam 1] en [naam 2] , uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, door bovengenoemde personen,
- in een bestelbus vanuit Duitsland naar Nederland te vervoeren en
- over de grens te brengen en
- naar Ter Apel te brengen en
- aldaar af te zetten in de nabijheid van het AC en
- E 200,- te laten betalen en
- aan te geven hoe ze moesten lopen en
- te vertellen waar ze asiel moesten aanvragen,
terwijl hij, verdachte, wist dat dat verblijf wederrechtelijk was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Het een ander behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat die toegang wederrechtelijk is, meermalen gepleegd.
2. Het aan een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten 148 dagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 augustus 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Hij heeft twee Moldaviërs - die in Duitsland uitgeprocedeerd waren - van Duitsland naar Nederland vervoerd om daar asiel te kunnen aanvragen. Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist en wordt bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit. Verdachte heeft dit uit winstbejag gedaan, namelijk om financieel voordeel te verkrijgen. De rechtbank verwijt hem dat hij geen boodschap heeft gehad aan het ontwrichtende karakter van mensensmokkel en uit eigen gewin heeft gehandeld.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld in Nederland.
De rechtbank neemt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt bij de strafoplegging. De rechtbank houdt bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf rekening met het aantal gesmokkelde personen, te weten twee, het feit dat een van hen een kind was en het feit dat verdachte uit winstbejag heeft gehandeld.
Alles overwegend is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest passend en geboden is.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto van het merk Volkswagen vatbaar voor verbeurdverklaring nu het feit met behulp van dit voertuig is begaan en verdachte bij de politie heeft aangegeven dat hij de eigenaar van het voertuig is. Dat de raadsvrouw heeft aangevoerd dat de bus geen eigendom van verdachte is, maakt dit niet anders omdat dit verweer in het licht van de zich in het dossier bevindende stukken onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank acht het inbeslaggenomen geld (tweemaal € 100,00) eveneens vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit baten van het strafbare feit betreffen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 148 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen personenauto van het merk Volkswagen en het inbeslaggenomen geld (tweemaal € 100,00).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit , voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 oktober 2020.
Mrs. Nolta en Van der Woude zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hoge Raad 25 maart 2014; ECLI:NL:HR:2014:717.