In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een uitkering op grond van de Regeling uitkering chroom-6 Defensie had aangevraagd, en de staatssecretaris van Defensie. Eiser, die van 1985 tot 1989 werkzaam was bij het ministerie van Defensie, had een aanvraag ingediend omdat hij lijdt aan longemfyseem (COPD). De aanvraag werd afgewezen omdat zijn functie als warehousemanager in groep 2 van de Regeling viel, wat betekent dat er sprake was van indirecte (achtergrond)blootstelling aan chroom-6, en niet van directe blootstelling zoals vereist voor een uitkering.
De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht had geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor de uitkering, omdat de Regeling vereist dat de aandoening alleen in combinatie met een functie in groep 1 kan leiden tot een uitkering. Eiser had niet aangetoond dat hij in een hogere mate was blootgesteld aan chroom-6 dan normaal voor zijn functie. De rechtbank volgde de weegfactoren die door de onafhankelijke deskundige waren genoemd en concludeerde dat de rapportage van eiser geen grond bood om aan deze weegfactoren te twijfelen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op de maandag na de uitspraakdatum, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.