ECLI:NL:RBNNE:2020:3320

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
18/740043-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen en poging tot diefstal met geweld door aanhangers van SC Heerenveen

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 24 september 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met vier medeverdachten, allen aanhangers van SC Heerenveen, een supporter van Fortuna Sittard heeft aangevallen. De verdachte is veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en poging tot diefstal in vereniging vergezeld van geweld. De feiten vonden plaats op 31 augustus 2019 in Heerenveen, waar de verdachte en zijn medeverdachten de Fortuna Sittard supporter van achteren aanvielen, vermoedend dat hij een spandoek bij zich had. Het slachtoffer werd geslagen en geschopt terwijl hij op de grond lag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij opzet had op de dood van het slachtoffer, maar dat er wel sprake was van openlijk geweld. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, en moet een schadevergoeding van € 2.500,00 aan het slachtoffer betalen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, omdat de schade een rechtstreeks gevolg was van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/740043-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 september 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam 1] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 september 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.R. Stoeten, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 augustus 2019 te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans
alleen, die [slachtoffer] -nadat die [slachtoffer] met kracht in zijn rug was geduwd of getrapt, in elk geval nadat die [slachtoffer] naar de grond was gewerkt,
- ( meermalen) met kracht tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 31 augustus 2019 te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen, openlijk, te weten op of aan de openbare de Minckelersstate, in elk geval op of aan een openbare weg of op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in het centrum achter een aldaar gevestigd winkelbedrijf van [bedrijfsnaam] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] snel van achteren te benaderen en
-met kracht in zijn rug te duwen en/of te trappen, in elk geval die [slachtoffer] naar de grond te werken en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen het hoofd te schoppen en/of te trappen en/of
-die [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen een of meer (andere) plaats(en) van zijn lichaam te schoppen en/of trappen en/of te stompen en/of te slaan en/of
-met kracht aan de rugtas/rugzak van die [slachtoffer] te rukken en/of te trekken, terwijl dit door hem, verdachte, gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten schaafwonden op meerdere plaatsen van het lichaam, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2 A. hij op of omstreeks 31 augustus 2019 te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon en/of blikjes bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer] snel van achteren heeft benaderd en
-met kracht in zijn rug heeft geduwd of getrapt, in elk geval die [slachtoffer] naar de grond heeft gewerkt en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of
-die [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen een of meer (andere) plaats(en) van zijn lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen en/of
-met kracht aan de rugtas/rugzak van die [slachtoffer] heeft gerukt en/of getrokken;
en/of
B. hij op of omstreeks 31 augustus 2019 te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een telefoon en/of blikjes bier en/of chips en/of een spandoek(en) en/of (een) ander(e) [naam voetbalclub 1] attribu(u)t(en), althans de rugtas/rugzak en/of (een deel van) de inhoud daarvan, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer] snel van achteren heeft benaderd en -met kracht in zijn rug heeft geduwd of getrapt, in elk geval die [slachtoffer] naar de grond heeft gewerkt en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of
-die [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen een of meer (andere) plaats(en) van zijn lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen en/of
-met kracht aan de rugtas/rugzak van die [slachtoffer] heeft gerukt en/of getrokken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, alleen tengevolge van de van zijn wil onafhankelijke omstandigheid dat die [slachtoffer] geen spandoek(en) en/of (een) ander(e) [naam voetbalclub 1] attribu(u)t(en) bij zich had, althans geen goed(eren) van hun/zijn gading, in elk geval alleen tengevolge van een van zijn wil onafhankelijke omstandigheid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. primair en 2A en B ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedetailleerde verklaring van getuige [getuige 1] sluit aan bij de beschrijving van de beelden door de politie. Er is sprake van een situatie waarbij verdachte en zijn medeverdachten met zijn allen achter de [naam voetbalclub 1] supporters zijn aangegaan, omdat ze vermoedden dat zij een [naam voetbalclub 1] attribuut bij zich zouden hebben, dat ze wilden afpakken. Uit de camerabeelden blijkt dat [medeverdachte 1] voorop loopt, daarna [medeverdachte 2] , daarna [medeverdachte 3] , direct gevolgd door verdachte en [medeverdachte 4] die hun shirt uittrekken. Getuige [getuige 1] verklaart dat de drie eerste personen aangever op de grond gooien en zijn rugtas pakken en dat daarna de twee personen zonder shirt aangever schoppen en slaan, terwijl aangever op de grond ligt. Als je met de insteek om goederen af te pakken een groep gaat vormen en gezamenlijk optrekt, dan aanvaard je de aanmerkelijke kans dat door het gebruik van zodanig geweld de dood of letsel kan ontstaan. Er is, door meerdere personen uit de groep, meermalen tegen het hoofd van aangever geschopt. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich dan ook allen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag.
Alle verdachten ontkennen een actieve rol bij het geweld, maar het is duidelijk dat er geweld is gebruikt om goederen afhandig te maken. Na het incident was de telefoon en het bier van aangever weg. De officier van justitie concludeert dat de diefstal met geweld van de telefoon en bier en de poging diefstal met geweld van [naam voetbalclub 1] attributen wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. primair en 2.A ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet is gebleken dat verdachte het opzet had op de dood van aangever, ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet. Het is onduidelijk wie er heeft geschopt. Ook is niet duidelijk geworden met wat voor kracht, op welke wijze en waar aangever precies is geschopt. Er zijn getuigen die verklaren over schoppen over het hele lichaam. Dat het hoofd is geraakt is wel aannemelijk, maar niet duidelijk is hoe vaak er tegen het hoofd zou zijn geschopt, met welke kracht en met welk schoeisel. De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat sprake is van een poging doodslag. Er is hooguit sprake van openlijk geweld in vereniging gepleegd.
Ten aanzien van feit 2. is de raadsman van mening dat hooguit sprake is van het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld. Het was de bedoeling om een spandoek af te pakken en er waren geen plannen of afspraken om andere goederen mee te nemen. Het onder 2B ten laste gelegde zou dan ook bewezen kunnen worden ten aanzien van [naam voetbalclub 1] attributen
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 1. primair en 2.A
De rechtbank acht de feiten 1. primair en 2.A niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
feit 1. primair
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank, niet bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten met het slaan en schoppen tegen het hoofd opzet hebben gehad op de dood van aangever, ook niet in voorwaardelijke zin. Weliswaar kan het schoppen tegen het hoofd onder omstandigheden de aanmerkelijke kans op de dood in het leven roepen, maar uit de verklaringen in deze zaak is onvoldoende duidelijk geworden waar, hoe vaak en met welke kracht aangever tegen zijn hoofd is geschopt, zodat niet kan worden bewezen dat de aanmerkelijke kans bestond dat aangever door deze schoppen zou komen te overlijden. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de onder 1. primair ten laste gelegde poging tot doodslag in vereniging.
feit 2.A
Op grond van de verklaring van medeverdachte [verdachte] en de verklaringen van aangever en de getuigen, waaruit blijkt dat het verdachten te doen was om de rugzak van aangever, vindt de rechtbank het aannemelijk dat verdachte en zijn medeverdachten uit waren op [naam voetbalclub 1] attributen. Voor het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een telefoon en bier is echter geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden. Niet voldoende is komen vast te staan dat het bier door (één van) verdachten is meegenomen, en voor wat betreft de telefoon is onvoldoende duidelijk geworden dat medeverdachte [medeverdachte 3] de telefoon heeft meegenomen met het oogmerk om zich deze toe te eigenen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de onder 2.A ten laste gelegde voltooide diefstal met geweld in vereniging.
De rechtbank acht de feiten 1. subsidiair en 2.B wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 september 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 september 2019, opgenomen op pagina 88 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019240115 d.d. 9 oktober 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
11 september 2019, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 1] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
12 september 2019, opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 2]
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
9 september 2019, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1] ;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 23 september 2019, opgenomen op pagina 134 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1] ;
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2019, opgenomen op pagina 154 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] ;
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 7 oktober 2019, opgenomen op pagina 158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] ;
De rechtbank overweegt als volgt:
feit 1. subsidiair
Openlijk geweld
De vraag die de rechtbank als eerste dient te beantwoorden is of sprake is geweest van openlijke geweldpleging tegen personen. Daarvan is sprake bij geweld, gepleegd in vereniging, dat voor derden zichtbaar was of had kunnen zijn waardoor de openbare orde wordt verstoord. Het geweld, na afloop van de voetbalwedstrijd [naam voetbalclub 2] - [naam voetbalclub 1] , vond plaats op de openbare weg, onder de ogen van de vrienden van verdachte en omstanders. Aangever is door een groep aanhangers van [naam voetbalclub 2] geslagen en geschopt. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat er sprake is geweest van openlijk geweld.
Voldoende significante of wezenlijke bijdrage
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld in de zin van artikel 141, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast:
Verdachte heeft op 31 augustus 2019 deel uitgemaakt van een groep van in totaal ten minste vijf aanhangers van [naam voetbalclub 2] die achter aangever en zijn vrienden zijn aangerend en aangever hebben aangevallen. De verdachten waren uit op [naam voetbalclub 1] attributen. Verdachte en een medeverdachten hebben zich voorafgaand aan het geweld gedeeltelijk onherkenbaar gemaakt door hun shirt uit te trekken en voor hun mond te binden of door een capuchon over het hoofd te trekken. Ook is er voorafgaand aan het treffen telefonisch contact geweest tussen verdachten over de aanwezigheid van supporters van [naam voetbalclub 1] bij de [bedrijfsnaam] .
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte met de wetenschap dat er geweld gebruikt zou gaan worden, de groep aanhangers van [naam voetbalclub 2] getalsmatig heeft versterkt. Verdachte heeft welbewust een bijna zekere confrontatie opgezocht en is bovendien vervolgens gedurende enige tijd meegegaan in de aanvalsgolf van de groep aanhangers van [naam voetbalclub 2] richting aangever [1] . Vervolgens is er fors geweld gebruikt tegen aangever.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte door aldus te handelen opzet heeft gehad op de bewezenverklaarde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Tevens is tenlastegelegd de strafverzwaringsgrond van artikel 141, tweede lid, Sr. Deze houdt in dat een pleger van openlijk geweld ten aanzien van wie tevens komt vast te staan dat het bij aangever ontstane letsel een gevolg is van (uitsluitend) zijn handelen, zwaarder gestraft kan worden. Verdachte ontkent geweld te hebben gebruikt. Onduidelijk is gebleven wie van de groep welk letsel heeft veroorzaakt en uit de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld of het letsel een gevolg is van door verdachte gepleegde handelingen. Daarom kan het strafverzwarende onderdeel van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde niet bewezen worden en zal verdachte van dit gedeelte worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder het 1. subsidiair ten laste gelegde openlijk in vereniging plegen van geweld.
feit 2. B
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte en de medeverdachten de uiterlijke verschijningsvorm hebben van een begin van uitvoering van het tezamen en in vereniging plegen van een diefstal met geweld. Het was de bedoeling van verdachte en zijn medeverdachten om [naam voetbalclub 1] attributen afhandig te maken en het tegen aangever gebruikte geweld was hier op gericht. Aangever bleek echter geen [naam voetbalclub 1] attributen bij zich te hebben, zodat het bij een poging is gebleven. De rechtbank acht niet bewezen dat het geweld gericht was op het wegnemen van een telefoon en bier.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld van [naam voetbalclub 1] attributen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair en 2.B ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 31 augustus 2019 te Heerenveen, openlijk, te weten op de openbare weg de [straatnaam 2] , in het centrum achter een aldaar gevestigd winkelbedrijf van [bedrijfsnaam]
, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer]
, door die [slachtoffer] snel van achteren te benaderen en
-met kracht in zijn rug te duwen en naar de grond te werken en vervolgens
-tegen het hoofd te schoppen en
-meermalen tegen andere plaatsen van zijn lichaam te schoppen en te stompen en
-met kracht aan de rugtas van die [slachtoffer] te trekken;
2 B.
hij op 31 augustus 2019 te Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen [naam voetbalclub 1] attributen, toebehorende aan [slachtoffer] , althans aan anderen dan aan verdachte of zijn mededaders en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer] , met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
in vereniging met zijn mededaders, die [slachtoffer] snel van achteren heeft benaderd en
-met kracht in zijn rug heeft geduwd, in elk geval naar de grond heeft gewerkt en vervolgens
-tegen het hoofd heeft geschopt en
-meermalen tegen andere plaatsen van zijn lichaam heeft geschopt en getrapt en gestompt en
-aan de rugtas van die [slachtoffer] heeft getrokken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
2. B poging tot diefstal in vereniging vergezeld van geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1. primair en feit 2. A en B wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie en een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar gelet op de LOVS oriëntatiepunten en de door hem bepleite gedeeltelijke vrijspraak. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte het kwalijke van zijn handelen inziet en dat er sprake is van twee feiten, maar met een zekere overlap.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met vier medeverdachten, allen aanhangers van [naam voetbalclub 2] , een [naam voetbalclub 1] supporter van achter in de rug aangevallen, omdat ze vermoedden dat hij een spandoek van [naam voetbalclub 1] bij zich zou hebben. Het slachtoffer is, terwijl hij op de grond lag, geslagen en geschopt tegen zijn hoofd en lichaam. Verdachte heeft eraan bijgedragen dat er een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn, angst en overlast bezorgd. De rechtbank vindt het ongehoord dat verdachte en zijn medeverdachten aangever op straat van achteren hebben aangevallen en vervolgens onmatig geweld hebben gebruikt om zoiets onbenulligs als een spandoek van de tegenpartij. Verdachte neemt nauwelijks verantwoordelijkheid voor zijn handelen. De rechtbank acht dit zeer kwalijk.
Het is onbegrijpelijk hoe nog steeds mensen als verdachte en zijn kompanen de sfeer rond de voetbalsport kapot maken. De liefde voor de eigen voetbalclub kan nooit een reden zijn om supporters van de andere club op straat op een zo laffe wijze aan te vallen en te mishandelen. De schade die zij aan de voetbalsport toebrengen en de daarmee gepaard gaande maatschappelijke kosten, zoals onder andere politie-inzet, is groot. Met dit schaamteloze optreden heeft verdachte zijn eigen voetbalvereniging, [naam voetbalclub 2] , een zeer slechte dienst bewezen. Door dit wangedrag worden steeds meer voetballiefhebbers terughoudend om zich nog onder het voetbalpubliek te mengen. Dit zal zeker gelden voor het slachtoffer.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 29 april 2020 blijkt dat verdachte op alle domeinen goed functioneert. Er zijn veel beschermende factoren aanwezig die de kans op herhaling verminderen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf met een proeftijd van één jaar en onder oplegging van de algemene voorwaarde.
Ten aanzien van de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS), waarbij als uitgangspunt voor openlijk geweld een taakstraf van 40 uren wordt gehanteerd en een taakstraf van 60 uren voor een voltooide diefstal met geweld.
De rechtbank zal – alles overziend en rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte – geen voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, maar verdachte veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke taakstraf met een proeftijd van één jaar, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de overlap tussen de bewezenverklaarde feiten, omdat het geweld zoals omschreven in feit 1. subsidiair hetzelfde is als dat in feit 2. onder B.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar passend en geboden is, onder aftrek van het voorarrest.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, en vergoeding van de proceskosten van € 115,96.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel hoofdelijk kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij voor wat betreft de schadevergoedingsmaatregel het aantal dagen gijzeling zal worden gesteld op nul.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 2.000,00 redelijk is te achten. De vordering is goed onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank acht de vordering goed onderbouwd en de vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf
31 augustus 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Omdat de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal het aantal dagen vervangende jeugddetentie en gijzeling op nul te stellen, zoals gevorderd door de officier van justitie.
De rechtbank zal verdachte hoofdelijk veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 141 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en 2. A is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair en 2. B ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een werkstraf voor de duur van 100 uren.De werkstraf moet binnen 9 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Bepaalt dat van deze werkstraf
een gedeelte, groot 50 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op één jaar, schuldig heeft gemaakt aan de hierna te noemen algemene voorwaarde.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van 18/730215-19, feit 1. subsidiair en 2. B:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
2.500,00(zegge: tweeduizend vijfhonderd), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019 in dier voege, dat indien dit bedrag door de medeverdachte(n) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op €115,96 en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, in dier voege, dat indien dit bedrag door de medeverdachte(n) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 2.500,00 (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen jeugddetentie en waarbij gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte en/of de medeverdachte(n) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte en/of de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft/hebben betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J. Dijkstra en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 september 2020.

Voetnoten

1.Vgl. HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9823