ECLI:NL:RBNNE:2020:3301

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
18/830047-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld en openlijke geweldpleging

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft op 21 september 2020 een 34-jarige man uit Sappemeer veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. De man werd schuldig bevonden aan het in vereniging plegen van een woningoverval waarbij geweld is gebruikt, openlijke geweldpleging in vereniging en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte zelf geen geweld heeft toegepast, hij voorwaardelijk opzet had op het gebruik van geweld door zijn medeverdachte tijdens de woningoverval. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan het slachtoffer van de woningoverval. De feiten vonden plaats op 27 september 2019 in Bourtange, waar de verdachte samen met anderen een woning binnendrong en het slachtoffer zwaar mishandelde. Het slachtoffer liep ernstig letsel op, waaronder een gebroken neus en jukbeen, en blijvend verminderd zicht in één oog. Daarnaast vond er op 11 oktober 2019 openlijke geweldpleging plaats in Vlagtwedde, waarbij de verdachte en medeverdachten geweld gebruikten tegen meerdere slachtoffers. De rechtbank achtte de vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf van vier jaren passend, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830047-20
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/177373-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 september 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 27 augustus en 7 september 2020.
Verdachte is daarbij verschenen, bijgestaan door mr. A. Speksnijder, advocaat te Akkrum.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/830047-20, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 september 2019 te Bourtange , in de gemeente Westerwolde, omstreeks 2:50 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, in een woning, gelegen aan de [adres] aldaar, een kistje met geld (te weten 1.072,45 euro) en/of een hoeveelheid sieraden en/of een (aantal) portemonnee(s) en/of op een besloten erf waarop voornoemde woning staat een (personen)auto (merk Opel Zafira , kenteken [kenteken] ) (met bijbehorende autosleutels),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft hij, verdachte en/of (met) diens mededader(s):
- ( meermalen) in/tegen het gezicht en/of op het hoofd en/of tegen de ribben en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] geslagen en/of gestompt, terwijl die [slachtoffer 1] in bed lag (waardoor die [slachtoffer 1] uit bed op de grond is gevallen) en/of
- tegen het been en/of de bil(len) en/of (elders) tegen het lichaam van die
[slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) en/of
- die [slachtoffer 1] bij de enkels gepakt en/of (vervolgens) over de grond (door glasscherven) gesleept,
terwijl bovengenoemd feit zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- oogletsel waardoor verminderd zicht is ontstaan en/of
- een gebroken neusbeen en/of
- een gebroken jukbeen,
althans zwaar lichamelijk letsel, ten gevolge heeft gehad.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/177373-20 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Vlagtwedde , althans in de gemeente Westerwolde, althans in Nederland, openlijk, te weten, op of aan de Spetsebrugweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen [getuige 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] door: [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of dreigend met een mes op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] af te lopen en/of een mes te tonen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Vlatwedde, althans in de gemeente Westerwolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [getuige 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft
mishandeld door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 20 oktober 2019 te Vlagtwedde , althans in de gemeente Westerwolde, althans in Nederland, [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen "ik zal je moeder verkrachten en/of houd je ready, ik ga je kankersteken en/of ik ga je kankerballen onder je kankerreet wegsnijden en/of ik zal je rod eauto in de fik steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/830047-20 ten laste gelegde medeplegen van diefstal met geweld, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen - waaronder de verklaring van verdachte - weliswaar volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) de enige is die geweld heeft gebruikt ten opzichte van aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), maar dat desondanks kan worden gesproken van medeplegen van het geweld. Daarvoor is vereist dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet op het geweld had, hetgeen kan worden vastgesteld op grond van onder meer de omstandigheden dat de inbraak in de nacht plaatsvond, dat verdachte wist dat [slachtoffer 1] thuis was, dat hij zag dat [slachtoffer 1] was mishandeld en dat hij er desondanks voor koos om spullen van [slachtoffer 1] weg te nemen.
In de zaak met parketnummer 18/177373-20 heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde, gelet op hetgeen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] hebben verklaard, in combinatie met de (deels) bekennende verklaring van verdachte inhoudend dat hij heeft geslagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in de zaak met parketnummer 18/830047-20 aangevoerd dat het medeplegen van de woninginbraak bewezen kan worden, maar dat ten aanzien van het eveneens ten laste gelegde geweld geen sprake was van medeplegen. [medeverdachte 1] is de enige die geweld heeft gebruikt. Verdachte kon geen invloed op [medeverdachte 1] uitoefenen toen het gebeurde en verdachte had ook geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het door [medeverdachte 1] gepleegde geweld. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte de aanmerkelijke kans op gebruik van geweld door [medeverdachte 1] bewust heeft aanvaard, mede gelet op de voorbereiding en de gang van zaken ter plaatse.
De raadsman heeft in de zaak met parketnummer 18-177373-20 onder 1 primair erop gewezen dat verdachte weliswaar een klap heeft uitgedeeld, maar dat hij slechts een meeloper en geen aanjager was. Met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde bedreiging heeft de raadsman aangevoerd dat de door verdachte gebruikte woorden slechts straattaal betreffen en dat bij aangever niet de redelijke vrees heeft kunnen ontstaan dat de bedreiging tot uitvoer zou worden gebracht.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/830041-20 (woningoverval met geweld in Bourtange )
De rechtbank past in de zaak met parketnummer 18/830041-20 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2020, voor zover inhoudend:
Ik ben op 27 september 2019 samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning aan de [adres] in Bourtange gegaan. [medeverdachte 2] had mij verteld dat hij daar gewerkt had en dat er makkelijk geld te halen was. Ik hield er wel rekening mee dat de bewoner thuis was, maar we hebben het daar van tevoren niet over gehad. Ik had een bivakmuts op. [medeverdachte 1] ging via een raam de woning in. Ik hoorde alleen wat gebonk. Ik ben in de woning geweest. Het zou kunnen dat ik dat heb gezegd. “Blijf kijken”, of “blijf hem in de gaten houden”. Ik heb het geldkistje aangepakt en ik ben weer weggegaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 6 februari 2020, opgenomen op pagina 728 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland in het onderzoek NN2R019116/SINGAPORE d.d. 17 juni 2020, inhoudend als verklaring van verdachte:
Toen wees [medeverdachte 2] het slaapkamerraam aan. [medeverdachte 2] en ik zijn op een hoekje gaan staan en [medeverdachte 1] ging door een open raam naar binnen. Ik zag hem niet meer en hoorde toen dat de voordeur open werd gedaan. [medeverdachte 2] liep voorop, die wist de weg. [medeverdachte 2] liep gelijk naar de keuken en kwam gelijk met het geldkistje. Ik zag dat hij het geldkistje uit een hoog aanrechtkastje pakte en daarna gaf hij het geldkistje aan mij. Ik heb dat geldkistje aangepakt. Gelijk nadat we het geldkistje pakten zijn we weer richting de voordeur gelopen en ergens heeft iemand toen een autosleutel gepakt. We zijn in de auto gestapt en weggegaan.
V: Wat zat er in het geldkistje?
A: Geld.
V: Hoe is de verdeling ervan geweest?
A: Door drieën.
V: Hadden jullie ook vermomming of gezichtsbedekking op?
A: Ja, zo’n zelfgemaakte bivakmuts. Ik, [medeverdachte 2] en volgens mij [medeverdachte 1] ook wel
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 februari 2020, opgenomen op pagina 738 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Waarom ging [medeverdachte 1] door het raam naar binnen? Was dat afgesproken?
A: [medeverdachte 1] kwam er zelf mee toen we daar stonden, hij klom wel door het raam. Op het hoekje waar [medeverdachte 2] en ik stonden, daar waren we aan het overleggen, gaan we weg of wat?
We hadden wel gedacht dat hij thuis was.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 26 mei 2020, opgenomen op pagina 749 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Dat moment dat ik binnen ging door de voordeur, zag ik iets liggen met dekens erover.
V: [slachtoffer 1] is dus zwaar toegetakeld, terwijl je er ook voor kon kiezen om uit de woning te vluchten. Waarom heb je dat niet gedaan?
A: Het ging zo snel. Ik heb dat stukje niet eens meegekregen. Ik hoorde wel wat gebonk. Maar de voordeur ging los, [medeverdachte 2] liep naar het geldkistje, ik liep achter [medeverdachte 2] aan en toen zijn we vertrokken.
V: Hoe wist jij dat [slachtoffer 1] zwaar mishandeld had?
A: Toen ik hem zag liggen. Je gaat niet vanzelf op de grond liggen. Dat hij zwaar mishandeld was wist ik niet. Ik wist wel dat er wat gebeurd was, maar niet precies wat.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 30 september 2019, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Ik werd vannacht wakker omstreeks 02:30 uur. Er stond een grote gestalte over me heen gebogen. Ik kon mij niet verweren, want ik heb een zenuwziekte. Ik voelde dat ik een enorme dreun kreeg op mijn rechteroog. Hierna voelde ik dat ik uit bed geslagen werd en op de grond terecht kwam. Ik zag dat deze persoon van het bed afsprong. En toen begon diegene te trappen. Ik voelde dat ik getrapt werd op mijn linkerbil. Ik heb me toen doodstil gehouden en toen stopte hij met trappen. Hierna pakte hij mij bij mijn enkels beet en toen trok hij mij door het glas naar de andere kant van het bed. Dit glas lag op de grond en was afkomstig van flessen die in de vensterbank stonden. Ik hoorde dat hij even rommelde in het nachtkastje naast het bed.
Ik heb dus diverse tikken gehad. Op mijn linkerribben en op mijn linkerarm. Dit komt omdat ik mij met mijn linkerarm afweerde. Ik heb een dreun op mijn rechteroog gekregen. Ik voelde dat dit met de vuist was. Toen voelde ik een tweede dreun op de linkerkant van mijn hoofd en hierdoor viel ik van bed af. Dit was ook met de vuist en moet met kracht gebeurd zijn, want ik viel dus van bed af. Toen schopte hij mij op mijn linkerbeen. Dat ging zo hard en toen dacht ik: "nou ga ik eraan."
V: Wat mist u uit uw woning?
A: Een zwart geldkistje. Die stond op de keukentafel. De auto is ook weggenomen. Mijn auto stond daarvoor op de oprit. De sleutels hebben waarschijnlijk in de keuken gelegen.
V: Wie weet allemaal dat het raam ‘s nachts open staat?
A: Ik weet één iemand die het weet. [medeverdachte 2] . Hij kwam tot een week of vier geleden heel veel bij me.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 1 oktober 2019, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Ik houd in mijn PC precies bij hoeveel geld er in het geldkistje zit van de verkoop van mijn pompoenen. Het was € 1.072,45.
V: Welke goederen mist u nog meer uit uw woning?
Een sieradenkistje op een kast in de slaapkamer, die stond er niet meer na afgelopen vrijdag. Twee portemonnees met een paar oude pasjes.
V: Wat zat er precies in het sieradenkistje uit uw slaapkamer?
A: Sieraden van mijn overleden vrouw.
7. Een geneeskundige verklaring, op 11 mei 2020 opgemaakt en ondertekend door T. van Mesdag, forensisch arts, opgenomen op pagina 94 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als verklaring:
Betrokkene: [slachtoffer 1] , geb. [geboortedatum] -1952
l. Wat is de locatie en aard van het letsel?
Letselbeschrijving rechter oog: Er is een zwelling zichtbaar van onder- en bovenooglid en het jukbeen, waarbij de huid rondom het oog over een gebied van 5 bij 4 centimeter paarsrood is verkleurd. De zwelling over het rechter jukbeen lijkt door te lopen tot aan de voorzijde van het rechter oor. De oogspleet is door de zwelling dichtgedrukt. Uit de oogspleet komt enig helderrood vocht passend bij bloed. In de binnenste ooghoek is ook enige rode vloeistof zichtbaar en donkerrode korstvorming.
Bij beeldvorming met röntgenfoto's en een CT scan zijn de volgende inwendige letsels
aangetroffen:
- gebroken neusbeen rechts zonder standsafwijking van de neus;
- gebroken jukbeen rechts, breuk doorlopend tot in de bodem van de oogkas;
- mogelijk een afgebroken botfragment rechter ellenboog.
Aanvullende informatie letsel rechter oog: Op 30-09-2020 geeft aangever aan alleen nog maar licht te kunnen zien met het rechter oog. Op 04-10-2019 werd door de oogarts OZG een loslating van de lens van het rechter oog gezien met een kneuzing van de iris en een verhoogde oogboldruk. Aangever had een sterk verminderd zicht met het rechter oog. Op 6-12-2019 werd aangever in het UMCG geopereerd aan het oog, waarbij een kunstlens in het oog werd geplaatst. Op 24-01-2020 trad als complicatie een netvliesloslating aan het rechter oog, waarna aangever op 27-01-2020 opnieuw een oogoperatie moest ondergaan.
3. Wat is de ernst van het letsel?
a. Wat is naar schatting de tijd die nodig zal zijn voor genezing?
De breuken aan neus, jukbeen en onderste oogkas rechts en de rechter ellenboog zullen naar alle waarschijnlijkheid binnen zes weken zijn genezen. De genezing van het letsel aan het rechter oog kende een gecompliceerd beloop waardoor opnieuw operatief ingrijpen noodzakelijk was. Genezing hiervan zal mogelijk een halfjaar duren.
b. Is de inschatting dat het letsel restloos zal genezen?
De breuken aan de neus, jukbeen, onderste oogkas rechts en rechter ellenboog zullen naar alle waarschijnlijkheid restloos genezen. Het letsel aan het rechter oog (losgelaten lens en later netvliesloslating) zal naar alle waarschijnlijkheid blijvend verminderd zicht met het rechter oog tot gevolg hebben.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 februari 2020, opgenomen op pagina 654 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
Toen ging [slachtoffer 1] rechtop zitten en daar schrok ik van. Toen heb ik hem geslagen en viel hij van het bed, daarna heb ik hem, aan zijn benen of armen, naar de slaapkamerdeur getrokken. (…)
V: Hoe vaak heb je [slachtoffer 1] geslagen?
A: Pfff... poeh 2 of 3 keer of 4 of 5 keer dat weet ik niet. Toen ik op hem zat.
V: Hoe heb je hem geslagen?
A: Met mijn vuisten. Ja, maaien.
V: Heb je het slachtoffer [slachtoffer 1] ook op een andere manier mishandeld?
A: Ja volgens mij heb ik hem 1 trap gegeven. Toen lag hij al naast het bed. (..)
V: Hoe ver heb je [slachtoffer 1] naar de slaapkamerdeur gesleept?
A: Naast het bed, om het hoekje en dat hij net in het zicht lag zodat ik hem in de gaten kon houden als hij bij kwam. Eerlijk gezegd dacht ik dat hij dood was want hij lag wel aardig stil.(…)
A: Ik heb direct de voordeur open gedaan en ze hebben gezegd dat ik de man in de gaten moest houden. Ze zeiden zoiets van let op ofzo. Verder ben ik nergens geweest in het huis.
V: Heb je nadat je [slachtoffer 1] naar de slaapkamerdeur had gesleept nog iets gedaan in de
slaapkamer?
A:Uhh Ja ik heb in een nachtkastje gekeken.
V: Ben je nog terug geweest in de slaapkamer nadat je de voordeur had geopend?
A: Ik heb hem klappen gegeven, naar de deur gesleept, voordeur open gedaan en hun binnen
gelaten en daarna terug naar de slaapkamer toe gegaan en in het nachtkastje gekeken. (…)
V: Hoe is het verdeeld?
A: Ieder wat.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 27 mei 2020, opgenomen op pagina 849 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
V: Wat deed jij op het moment dat [slachtoffer 1] werd mishandeld?
A: Ik heb dat allemaal gehoord. Ik had een heel kut gevoel daardoor.
V: Wat hoorde je dan?
A: Gekrijs enzo.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot parketnummer 18/830041-20
De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van goederen uit de woning van [slachtoffer 1] . Vast staat ook dat medeverdachte [medeverdachte 1] de enige is geweest die geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1] . De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het opzet van verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, zich heeft uitgestrekt tot het door [medeverdachte 1] gebruikte geweld. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplegen van geweld niet noodzakelijk is dat de verdachte zelf een aandeel in het gepleegde geweld heeft gehad. Vast moet komen te staan dat verdachte voorwaardelijk opzet op het geweld heeft gehad. [1]
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier het ontstaan van een gewelddadige confrontatie tijdens een woninginbraak - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Verdachte en zijn medeverdachten zijn, gekleed in het zwart en met bivakmutsen, rond 02.50 uur 's nachts naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan met de intentie om geld te stelen. Naar algemene ervaringsregels is de kans dat op dat tijdstip in de nacht bewoners thuis zijn en liggen te slapen aanzienlijk. Verdachte was zich daarvan ook bewust, aldus zijn eigen verklaring dat ze er van uitgingen dat [slachtoffer 1] thuis was en dat hij daar rekening mee hield. Medeverdachte [medeverdachte 2] wist dat [slachtoffer 1] sliep met het slaapkamerraam open en heeft dit raam ter plekke aangewezen, waarna [medeverdachte 1] door dit openstaande raam naar binnen is geklommen. De rechtbank is van oordeel dat bij het 's nachts op deze wijze binnendringen in een woning in het algemeen geldt dat de kans op een confrontatie met de bewoner aanmerkelijk is. De kans dat daarbij enige vorm van geweld gebruikt wordt is een zo waarschijnlijke mogelijkheid dat het niet anders kan dan dat verdachte deze op de koop heeft toegenomen. De rechtbank ziet in de gang van zaken na de mishandeling van [slachtoffer 1] bevestiging voor de conclusie dat verdachte de aanmerkelijke kans op het gebruik van geweld heeft aanvaard. Immers, nadat verdachte hoorde dat er iets gebeurde in de woning en nadat hij [slachtoffer 1] op de grond had zien liggen, heeft hij er niet voor gekozen om zich te distantiëren of hulp in te roepen voor [slachtoffer 1] , maar heeft hij gezegd dat [slachtoffer 1] in de gaten moest worden gehouden en heeft hij verder uitvoering gegeven aan het plan om goederen weg te nemen uit de woning.
Alles overziend acht de rechtbank het primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal voorafgegaan door geweld wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 1] ten gevolge van het op hem uitgeoefende geweld diverse botbreuken in het gezicht en ernstig, waarschijnlijk blijvend, oogletsel heeft opgelopen. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel en zal ook dit onderdeel van het primair ten laste gelegde bewezen verklaren.
Parketnummer 18/177373-20 (openlijke geweldpleging en bedreiging)
De rechtbank past in de zaak met parketnummer 18/177373-20 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2020, voor zover inhoudend:
Ik ben er naartoe gegaan omdat [medeverdachte 2] om hulp werd gevraagd door [getuige 3] . Oudere jongens zouden hem willen slaan. Ik ben erheen gegaan en heb een keer geslagen met de platte hand. Het was bij het bruggetje in Vlagtwedde . Ik liep voorop, [medeverdachte 2] liep achteraan. (…)
Ik heb dingen tegen [slachtoffer 2] gezegd die ik niet had moeten zeggen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 oktober 2019, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019321067 d.d. 4 juni 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 11 oktober 2019 in Vlagtwedde zag ik ineens een groep mannen op ons afkomen. Ze waren gelijk agressief. Ik werd geslagen en ik zag dat [slachtoffer 4] ook geslagen werd. Ook werd ik geschopt en ik ben even knock-out geweest. Ik bleek gekneusde ribben en een bult op mijn hoofd te hebben.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 4] :
Wij, [naam 3] en [slachtoffer 5] en ik, zijn daar naartoe gegaan en troffen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . In Vlagtwedde aan de Spetsebrugweg troffen wij [naam 1] , [naam 2] , [getuige 2] en [getuige 3] . Toen wij daar bij de brug kwamen werden wij ineens ingehaald door de groep en zij blokkeerde ons doorgang. Ik hoorde [naam 2] roepen: "Nu!" en voor dat ik het wist, kwam er een groep op ons af. Ik hoorde een van die man vragen wie ze moesten hebben en [naam 1] wees ons stuk voor stuk aan. [slachtoffer 3] kreeg de eerste klap van een van deze personen. Ik heb een klap gekregen van [naam 1] op mijn kin en dat deed heel erg zeer. Ik zag dat de anderen ondertussen ook geslagen en geschopt werden door die onbekende personen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 oktober 2019, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik, [slachtoffer 3] , [getuige 4] en [slachtoffer 5] troffen [naam 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [naam 2] en [naam 4] op 11 oktober 2019 in Vlagtwedde . Toen we bij de brug kwamen haalde deze groep ons in en blokkeerde ons de doorgang. Ineens kwamen er mannen tevoorschijn en die schreeuwde naar [naam 1] wie het waren en [naam 1] wees ons allemaal aan. Voor dat ik het wist kreeg ik klappen. Ik zag dat [slachtoffer 3] een high kick kreeg en werd neergeslagen. Ik zag nog dat hij trappen kreeg. Ik had ook klappen gekregen en voelde pijn aan mijn hoofd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 5 november 2019, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
A: Ik zag dat er 3 mannen onder de brug vandaan kwamen die sloegen [slachtoffer 3]
, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in elkaar.
V: Wie waren deze 3 mannen?
A: [medeverdachte 2] , [verdachte] en ene [naam 5] .
Ze zijn gebeld door [getuige 3] en ik zag dat ze er op sloegen. Ik zag dat de groep op het moment dat de mannen onder de brug vandaan kwamen uit een spatte. Ze sloegen op de vlucht maar de drie die ik net noemde waren niet snel genoeg weg en kregen enkele vuistslagen van [verdachte], [medeverdachte 2] en [naam 5] . Ik heb gezien dat ze alle drie klappen uitdeelden. Ik heb gezien dat [naam 5] geschopt heeft, ik dacht dat hij [slachtoffer 3] schopte.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 6 november 2019, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
[naam 5] sloeg [slachtoffer 4] . Toen deze op de grond lag sloeg hij hem nog in het gezicht. Hij sloeg hem vier keer in het gezicht. Ik heb gezien dat [slachtoffer 3] op de grond lag en dat [naam 5] hem schopte in het gezicht.
Ik zag [medeverdachte 2] toen pas aan komen lopen. Ik zag een mes in zijn rechter hand. Hij liet het mes aan mij zien.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 november 2019, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Direct als we bij de groep aankomen zegt [naam 1] jullie moeten even blijven staan” en komen er drie man onder de brug uit. Ik herkende [verdachte] , [medeverdachte 2] en [naam 5] .
Ik heb gezien dat [naam 1] een klap gaf met zijn vuist richting het hoofd van [slachtoffer 5] . [verdachte] sloeg volgens mij [slachtoffer 4] Musch of [slachtoffer 4] . [naam 5] sloeg [slachtoffer 4] en [naam 1] heeft ook nog een keer geslagen tegen [slachtoffer 4] .
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 6] :
Ik doe aangifte van bedreiging. Ik heb op zondag 20 oktober 2019 allerlei berichten
gekregen van ene [verdachte] . Ik ben sinds dat ik deze berichten heb ontvangen heel erg bang. Ik durf niet eens meer in mijn auto te rijden. Ik ben bang dat mij of iemand bij mij thuis iets wordt aangedaan. [verdachte] heeft ook gezegd dat iemand mijn moeder vanavond gaat verkrachten, deze [verdachte] heeft gezegd dat hij "mijn kankerballen onder mijn kankerreet gaat wegsnijden" Tevens : "Hou je ready. Ik ga je kankersteken" " Ik was vannacht al bij je geweest". "He broertje het jachtseizoen is geopend" en na vanavond heb jij die rode auto ook niet meer. steek hem gewoon in de fik.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2019, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
[slachtoffer 2] gaf mij aan heel erg bang te zijn en op mijn vraag of hij aangifte wilde doen, vroeg hij mij eerst of hij dit anoniem mocht doen. [slachtoffer 2] gaf mij beschikking over alle geluidsopnamen. Door mij zijn enkele geluidsopnamen uitgeschreven.
Geluidsopnamen van 00.35 seconden:
"Broer, wat ik wilde zeggen, dat was kankerdom wat je gisteren deed, met dertig man bij mijn huis staan, bij mijn kinderen alles. Ik was vannacht al bij jouw geweest, maar jij lag te slapen, weetje ik ben een man...ik ben een man, van mijn woord, weet je wat, wat vandaag, vandaag hier. He broertje jachtseizoen is geopend, ik kom je halen vandaag. Ik kom je halen. Neem je elk kankervriendje mee. Wat je gisteren hebt gedaan, bij mijn huis komen broer. Is de grootste kankerfout in je leven, wat je hebt kunnen maken, want ik snij je kankerballen onder je kankerreet weg, ja "
Ook ontving een ik geluidsopname met een duur van 03.39uur waarbij het gesprek tussen [slachtoffer 2] en [verdachte] is opgenomen vanaf 00.19 seconden. Hieronder een woordelijke weergave ( zo goed mogelijk):
: [verdachte]
[slachtoffer 2] : [slachtoffer 2]
[verdachte] ik kom nu dadelijk naar je huis toe met je vijftig man
Volg je in die kankerrode auto. Ik kom je halen.
[slachtoffer 2] ja is goed
[verdachte] Na vanavond heb je die rode auto ook niet meer.
[slachtoffer 2] Is goed
[verdachte] Ik hoef hem niet te hebben . Ik hoef hem niet te hebben. Ik steek hem gewoon in de fik.
Modderbad gewoon. Wordt gewoon modderbad. Alleen wij twee verder niets. Ik kom in mijn boxershort. Ik draag niets op me. Geen pistool. Ik kom gewoon kaal. Vecht gewoon met me als man.
Vanavond wordt je moeder verkracht en ik weet ook niet door wie
Geluidsopname van 00.08 seconden:
Broer hou je ready vandaag. Hou je ready vandaag want ik hou niet meer van slaan. Hou je ready. Ik ga je steken. Ik ga je kankersteken.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot parketnummer 18/177373-20
De rechtbank is op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen 1 tot en met 7 met de officier van justitie van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging met anderen heeft gepleegd.
Met betrekking tot de opmerking van de raadsman inhoudend dat verdachte slechts een meeloper was, overweegt de rechtbank dat dit niet volgt uit de opgenomen bewijsmiddelen, maar dit bovendien niet relevant is. Voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging in vereniging is conform vaste jurisprudentie vereist dat vast komt te staan dat de verdachte hieraan een significante bijdrage heeft geleverd. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank zonder meer sprake gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen.
De rechtbank zal het onder 1 primair ten laste gelegde dan ook bewezen verklaren.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat gelet op de bewijsmiddelen 1, 8 en 9 bewezen kan worden dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde bedreiging met zware mishandeling heeft gepleegd. Met betrekking tot het verweer van de raadsman inhoudend dat het ging om straattaal, dat aangever [slachtoffer 2] niet daadwerkelijk bang is geweest en dat er ook objectief gezien geen redelijke vrees kon bestaan dat hij zwaar mishandeld zou worden, overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is, voor zover hier van belang, vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar mishandeld zou worden. Naar het oordeel van de rechtbank staat buiten kijf dat de door verdachte gebruikte woorden, waaronder “ik ga je kankersteken” en “ik ga je kankerballen onder je kankerreet wegsnijden”, de bedoelde redelijke vrees bij [slachtoffer 2] konden opwekken.
Dit geldt temeer nu deze woorden werden geuit na en in de context van de onder 1 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging waarin verdachte daadwerkelijk geweld heeft gebruikt.
Dat [slachtoffer 2] niet liet blijken dat hij bang was tijdens het telefoongesprek waarin verdachte een deel van de ten laste gelegde woorden uitte, staat niet in de weg aan een bewezenverklaring, maar de rechtbank wijst er ten overvloede nog op dat uit de aangifte van [slachtoffer 2] wel degelijk volgt dat hij bang was dat verdachte de geuite bedreigingen werkelijkheid zou maken. De rechtbank zal het onder 2 ten laste gelegde dan ook bewezen verklaren.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/830047-20 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 27 september 2019 te Bourtange , in de gemeente Westerwolde, omstreeks 2:50 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning, gelegen aan de [adres] aldaar, een kistje met geld, te weten 1.072,45 euro, en een hoeveelheid sieraden en een aantal portemonnees en op een besloten erf waarop voornoemde woning staat een personenauto, merk [automerk] , kenteken [kenteken] , met bijbehorende autosleutels, toebehorend aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, immers heeft verdachtes mededader:
- meermalen tegen het gezicht en op het hoofd en tegen de ribben en elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] geslagen en gestompt, terwijl die [slachtoffer 1] in bed lag, waardoor die [slachtoffer 1] uit bed op de grond is gevallen en
- tegen de billen van die [slachtoffer 1] geschopt terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en
- die [slachtoffer 1] bij de enkels gepakt en vervolgens over de grond door glasscherven gesleept, terwijl bovengenoemd feit zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- oogletsel waardoor verminderd zicht is ontstaan en
- een gebroken neusbeen en
- een gebroken jukbeen
ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/177373-20 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 oktober 2019 te Vlagtwedde openlijk, te weten, aan de Spetsebrugweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [getuige 4] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen;
2.
hij op 20 oktober 2019 te Vlagtwedde [slachtoffer 6] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik zal je moeder verkrachten” en “houd je ready, ik ga je kankersteken”, “ik ga je kankerballen onder je kankerreet wegsnijden” en “ik zal je rode auto in de fik steken".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert in de zaak met parketnummer 18/830047-20 op:
Diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het bewezen verklaarde levert in de zaak met parketnummer 18/177373-20 op:
1. primair Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
2. Bedreiging met zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het bewezenverklaarde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren in combinatie met de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: de GBM).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd, maar heeft erop gewezen dat verdachte, gelet op zijn beperkingen en persoonlijke problematiek verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 4 juni 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 september 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een woningoverval waarbij geweld is gebruikt, een openlijke geweldpleging in vereniging en een bedreiging.
De woningoverval vond plaats midden in de nacht. Verdachte ging met twee medeverdachten naar de woning van een kwetsbare oudere man, waar volgens een van de medeverdachten makkelijk geld te halen zou zijn. Een medeverdachte klom de woning in via het slaapkamerraam en heeft vervolgens fors geweld uitgeoefend op het slachtoffer dat - gelet op zijn medische toestand - compleet weerloos in bed lag. De medeverdachte heeft het slachtoffer over de grond door glasscherven gesleept, waarna hij verdachte en de andere medeverdachte de woning binnenliet. Verdachte en zijn medeverdachten namen geld, sieraden en de auto van het slachtoffer mee, zonder zich ook maar een seconde om het slachtoffer te bekommeren.
Verdachte heeft zich compleet laten leiden door zijn eigen financiële gewin en heeft het zwaargewonde slachtoffer in hulpeloze toestand in de woning achtergelaten. Uit de stukken en uit de uitoefening van het spreekrecht ter zitting blijkt dat de impact van het voorval op het slachtoffer enorm is, zowel fysiek als mentaal. Het slachtoffer liep oogletsel en botbreuken in zijn gezicht op, en heeft zelfs na diverse operaties nog slechts voor 25% zicht met zijn rechteroog. Hij is zijn hobby’s en zelfstandigheid kwijtgeraakt en voelde zich niet meer veilig in zijn eigen woning. Het slachtoffer is dusdanig beperkt geraakt in zijn dagelijkse leven dat hij gaat verhuizen naar een mantelzorgwoning op zijn eigen terrein, terwijl zijn dochter naar zijn woning verhuist om voor hem te kunnen zorgen.
Amper twee weken na de gebeurtenissen in Bourtange heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en bedreiging. Dit betreffen vervelende feiten waarmee verdachte niet alleen inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, ook kunnen dergelijke geweldshandelingen gevoelens van angst en onveiligheid bij de omstanders oproepen. Dat dat in dit geval ook gebeurd is blijkt al uit het feit dat sommige betrokkenen in eerste instantie geen verklaring durfden af te leggen uit angst voor verdachte en zijn mededaders. De rechtbank rekent deze feiten verdachte temeer aan nu de groep waartoe de slachtoffers behoorden grotendeels uit minderjarigen bestond. Verdachte, een volwassen man, had beter moeten weten dan zich op een gewelddadige en bedreigende wijze te mengen in een conflict tussen jongeren.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten, maar ook geweldsdelicten.
Verdachte heeft geen medewerking verleend aan een psychologisch onderzoek. Uit in het reclasseringsrapport aangehaalde informatie van eerdere behandelaars blijkt dat bij verdachte sprake is van complexe, diepgewortelde en met elkaar interacterende problematiek (onder meer middelenmisbruik, persoonlijkheidsstoornissen, zwakbegaafdheid en agressieproblematiek) waarvoor specialistische behandeling nodig wordt geacht. Verdachte is hiervoor echter niet gemotiveerd, waardoor eerdere hulpverlenings- en behandeltrajecten (o.a. in het kader van de ISD-maatregel) op niets zijn uitgelopen. Met name is verdachte niet bereid iets te doen aan zijn langdurige cannabisverslaving, wat wel nodig wordt geacht voordat succesvol aan zijn persoonlijkheidsproblematiek kan worden gewerkt.
De reclassering acht het recidiverisico hoog, maar ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Geadviseerd wordt om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat alleen al gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde woningoverval volgt dat uit het oogpunt van normhandhaving en vergelding niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van enkele jaren. Volgens de oriëntatiepunten is het uitgangspunt voor een woningoverval met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, en in het geval van meer dan licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. De rechtbank houdt er bij de bepaling van de duur van de straf rekening mee dat verdachte niet degene was die het geweld heeft uitgeoefend, maar rekent verdachte de gevolgen voor het slachtoffer wel mede aan.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen acht de rechtbank de eis van de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, passend en geboden.
De rechtbank ziet in de aard van de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte en in de inhoud van de reclasseringsrapportage geen grond voor oplegging van de gedragsbeïnvloedende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, zoals geëist door de officier van justitie.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.079,55 ter vergoeding van materiële schade en € 3.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot volledige toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] geconcludeerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft toewijzing van de vordering bepleit met uitzondering van de gevorderde kosten voor de beveiliging van de woning van [slachtoffer 1] , nu het causale verband met het ten laste gelegde ontbreekt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt met betrekking tot de gevorderde kosten voor het beveiligen van de woning van de benadeelde partij dat deze kosten blijkens de toelichting zijn gemaakt omdat de benadeelde partij sinds het bewezenverklaarde feit bang is in zijn eigen woning. Zonder de beveiliging durft hij niet meer thuis te slapen. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat het rechtstreekse verband met deze gevorderde schade is gegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/830041-20 bewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 september 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38z, 57, 141, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/830047-20 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/177373-20 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/830041-20:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
8.579,55(zegge: achtduizendvijfhonderdnegenenzeventig euro en vijfenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 8.579,55 (zegge: achtduizendvijfhonderdnegenenzeventig euro en vijfenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 77 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 5.079,55 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 september 2020.
Mr. Spooren is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hoge Raad 20 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY0267.