In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 september 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich in een periode van twee maanden schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van zijn ex-partner en vernieling van haar woning. De verdachte, geboren in 1996, heeft zijn ex-partner bedreigd met de dood en met zware mishandeling, waarbij hij een mes gebruikte. Daarnaast heeft hij de voordeur en het kozijn van haar woning vernield. Tijdens de zitting op 3 september 2020 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. K.E. Wielenga, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M. Kappeyne van de Coppello.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de bedreigingen en de mishandeling. Feiten 1, 4 en 5 werden niet bewezen verklaard, terwijl de rechtbank wel tot een bewezenverklaring kwam voor feit 2 (bedreiging met een mes) en feit 3 (vernieling van de voordeur en het kozijn). De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 13 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op contact met de slachtoffers.
De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging hebben genomen.