Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
[gedaagde 5],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 januari 2019,
- het deskundigenbericht (taxatierapport) van 22 juli 2019,
- de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagden] d.d. 27 november 2019, tevens akte wijziging/vermeerdering eis in reconventie,
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiser] d.d. 27 november 2018,
- de conclusie van antwoord na deskundigenbericht van [eiser] d.d. 5 februari 2020, tevens antwoord akte wijziging/vermeerdering van eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord na deskundigenbericht van [gedaagden] d.d. 5 februari 2020.
3.Het deskundigenbericht
4.De verdere beoordeling
Inleiding
Waardering verpachte landbouwgrond.In die publicatie - de bevindingen zijn gebaseerd op uitvoerig onderzoek naar verkoopprijzen - worden twee situaties omschreven: (i) aankoop door de zittende pachter en (ii) aankoop door een veilige verpachter. Zittende pachters hebben gekocht tegen gemiddeld 71% van de prijs van grond in onverpachte staat. Veilige verpachters hebben aangekocht tegen gemiddeld 66% van de prijs van de grond, zo volgt uit de publicatie. De deskundigen hebben er voor gekozen de waarde van de percelen uiteindelijk op 66% van de onverpachte waarde te bepalen.
- [eiser] krijgt een termijn van 4 maanden na dagtekening van dit vonnis de gelegenheid toedeling/koop van het landbouwareaal, als omschreven onder rechtsoverweging 3.1. onder a, c, d, g, h, i. j. k en n, tegen de door de deskundigen vastgestelde waarde van € 2.560.000,00 aan hem te bewerkstelligen. Indien [eiser] er niet in slaagt om binnen die termijn de aandelen in het landbouw areaal over te nemen, dienen partijen volledige medewerking te verlenen aan verkoop van de percelen aan een veilige verpachter, voor tenminste € 2.304.000,00, welke opbrengst in de verdeling moet worden betrokken. In geval van toescheiding/verkoop van het areaal aan [eiser] is de clausule van toepassing die als productie 15 aan de conclusie na deskundigenbericht van 27 november 2019 van [gedaagden] is gehecht, waarbij het onder randnummer 4 van dat beding aangehaalde percentage zal worden vastgesteld op 22,5%.
- De molenopstelplaats en bijbehorende gronden, nader omschreven onder rechtsoverweging 3.1. sub e, f, l en m blijven (vooralsnog) onverdeeld (zie tussenvonnis rechtbank 2 januari 2019, rechtsoverweging 3.32). De molengelden worden verdeeld als bepaald in het arrest gewezen door het hof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2019 (en aangevuld bij arrest van 3 december 2019).
- De gemeenschap wordt voor het overige gelijkelijk verdeeld in die zin dat aan elke deelgenoot 1/6e deel toekomt. Bij de verdeling worden de schulden van de deelgenoten aan de gemeenschap als omschreven onder 4.13. onder ii (, iii) en vi en de vorderingen van [eiser] op de gemeenschap als omschreven onder 4.13 onder vii en viii verrekend.