Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) [eiser] heeft in het voorjaar van 2005 een boerderij aan de [a-straat] in [plaats] gekocht. De boerderij bestaat uit twee woningen, met huisnummers 145 en 147.
- ii) [verweerder 2] heeft, in zijn hoedanigheid van directeur van [verweerster 1], in aanwezigheid van [eiser] een aanvraagformulier voor een opstalverzekering (mede inhoudende een verzekering tegen schade door brand) ingevuld. Het formulier is door [eiser] ondertekend. Op het aanvraagformulier werd niet gevraagd wie de te verzekeren onroerende zaken zou gaan gebruiken (bewonen).
- iii) [verweerster 1] heeft – zonder dat [eiser] dit wist – de verzekeringsaanvraag met gebruikmaking van een elektronische vragenlijst ingediend bij de beoogde verzekeraar, de Noordhollandsche van 1816 (hierna: NH).
- iv) [eiser] is niet in de boerderij gaan wonen nadat de eigendom daarvan aan hem was overgedragen. De woning met huisnummer 145 is verkocht. In verband daarmee heeft [verweerster 1] aan [eiser] een gewijzigd polisblad afgegeven, waarop als risicoadres [a-straat] 147 is vermeld. Op deze polis (en ook op de polis van 1 april 2005) wordt verwezen naar polismantel 2306. Art. 7 van de daarin opgenomen polisvoorwaarden luidt onder meer:
- v) De woning met huisnummer 147 (hierna: de woning) is achtereenvolgens aan twee huurders verhuurd, zonder dat NH daarover is geïnformeerd.
- vi) Op 26 maart 2010 is de boerderij door brand verloren gegaan. NH heeft aan [eiser] bericht geen uitkering te zullen doen voor de brandschade, primair op de grond dat bij het aangaan van de polis een verkeerde opgave is gedaan en de polis derhalve nietig is, en subsidiair op de grond dat dekking ontbreekt omdat verzuimd is NH op de hoogte te stellen van belangrijke wijzigingen van het risico, waaronder wordt verstaan verhuur aan derden, welke wijziging van het risico [eiser] op grond van art. 7 van de polisvoorwaarden verplicht was te melden. Verder heeft NH aan [eiser] bericht dat de huurder op de bovenverdieping een illegale hennepkwekerij bleek te hebben ingericht, en dat de brand met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door deze kwekerij is ontstaan.
Hij verwijt [verweerders] het onjuist invullen van de elektronische vragenlijst en het verzuim maatregelen te nemen met het oog op de in de polisvoorwaarden opgenomen mededelingsplicht ten aanzien van risicoverzwarende omstandigheden.
[eiser] heeft niet gesteld dat de wijziging van de bestemming (door de hennepplantage) is ingetreden binnen twee maanden voor het uitbreken van de brand op 26 maart 2010. [eiser] heeft ook geen stellingen betrokken waaruit kan volgen dat artikel 7 op een andere wijze moet worden uitgelegd. [eiser] heeft uitsluitend gesteld dat hij niet op de hoogte was of behoorde te zijn van de hennepkwekerij, zonder te stellen welke consequenties hij hieraan voor de uitleg van artikel 7 verbindt. [eiser] heeft aldus zijn reactie op het verweer van [verweerders] onvoldoende onderbouwd.”
Deze klacht is gegrond. Dat [verweerster 1] wist dat [eiser] de boerderij niet zelf zou gaan bewonen, was tussen partijen niet in geschil (zie ook de schriftelijke toelichting van [verweerders] onder 9). In rov. 4.2 heeft het hof dit feit dan ook terecht wél als vaststaand aangenomen.
4.Beslissing
17 februari 2017.