Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De standpunten van partijen
4.De beoordeling
5.De beslissing
Arnhem-Leeuwarden
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 8 juli 2020 uitspraak gedaan over de wijziging van de kinderbijdrage in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De man, die op 20 november 2018 was toegelaten tot de WSNP, verzocht de rechtbank om de eerder vastgestelde kinderbijdrage van € 131,00 per maand op nihil te stellen, omdat hij in grote financiële problemen verkeerde. De vrouw, de moeder van de kinderen, verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat de man de rechter-commissaris had moeten verzoeken om het vrij te laten bedrag (VTLB) te verhogen met de kinderbijdrage, aangezien er sprake zou zijn van een klemmend tekort in de behoefte van de kinderen.
De rechtbank oordeelde dat de man ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat er sprake was van een wijziging van omstandigheden door zijn toelating tot de WSNP. De rechtbank benadrukte dat de rechter-commissaris had geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor een klemmend tekort in de behoefte van de kinderen, en dat de man gedurende de WSNP slechts kon beschikken over het door de rechter-commissaris vastgestelde VTLB. De rechtbank concludeerde dat de man niet in staat was om de kinderbijdrage te betalen en heeft het verzoek van de man toegewezen, waardoor de kinderbijdrage voor de duur van de WSNP op nihil werd gesteld. Tevens werd bepaald dat de vrouw de eventueel te veel ontvangen bedragen niet hoefde terug te betalen.
De uitspraak is gedaan door mr. G.J. Baken, lid van de kamer en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in Leeuwarden. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden.