Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 23 juli 2020 in de zaak tussen
[naam B.V. 1] ., te [plaats 1] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
- beheer van onroerend goed;
Er is na overleg overeenstemming bereikt over het loon dat ter zake van dienstbetrekkingen die meest vergelijkbaar dan wel soortgelijk zijn aan de dienstbetrekking tussen de dga en belanghebbende, waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in de onderhavige jaren in het economisch verkeer € 100.000 heeft bedragen. Hiervoor is tevens informatie aangedragen door de inhoudingsplichtige. Het loon is vervolgens met toepassing van art. 12a Wet LB vastgesteld op:
Betreft: Toelichting op uitspraak bezwaar tegen naheffingsaanslagen”. In deze brief heeft verweerder meegedeeld dat hij eiseres’ bezwaarschriften tegen de onderhavige naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen heeft beoordeeld. Verweerder heeft vervolgens meegedeeld dat hij eiseres’ bezwaren tegen de naheffingsaanslagen afwijst. Verder heeft verweerder meegedeeld dat de vergrijpboeten om formele redenen komen te vervallen Tevens heeft verweerder meegedeeld dat hij het bezwaar tegen de belastingrente afwijst. Tot slot heeft verweerder meegedeeld dat hij het bezwaar tegen de “correctieverzuimboete” afwijst, nu er geen juist en volledig correctiebericht is ingediend. De brief van 29 april 2018 sluit af met:
Als u het niet eens bent met deze uitspraak
In beroep gaan
de verminderingsbeschikkingen met dagtekening 10 mei jongstleden naar aanleiding van de toelichting uitspraak van 29 april 2019 op het ingediende bezwaar tegen de naheffingsaanslagen loonheffingen 2013, 2014, 2015 en 2016 met aanslagnummers (…) met dagtekeningen 20 maart 2018 (…)”.
Toelichting op uitspraak bezwaar tegen naheffingsaanslagen”. Tevens neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat verweerder in de brief van 29 april 2019 heeft meegedeeld dat eiseres binnen zes weken na dagtekening van de verminderingsbeschikkingen in beroep kan gaan bij de rechtbank. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat verweerder de in zijn brief van 29 april 2019 gewekte verwarring heeft opgeheven door de mededeling op de verminderingsbeschikking, inhoudende dat daartegen geen bezwaar of beroep kan worden ingesteld. Dit geldt temeer nu verweerder (in de persoon van [naam persoon 3] ) haar op de laatste dag van de beroepstermijn (11 juni 2019) overeenkomstig de in de brief van 29 april 2019 opgenomen rechtsmiddelenverwijzing desgevraagd telefonisch heeft meegedeeld dat zij binnen zes weken na dagtekening van de verminderingsbeschikkingen in beroep kan gaan. Naar het oordeel van de rechtbank mag de door verweerder gewekte onduidelijk niet voor rekening van eiseres komen (zie HR 18 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1595). Dat eiseres is bijgestaan door een beroepsmatige rechtsbijstandverlener maakt dit oordeel niet anders. Juist nu deze rechtsbijstandverlener telefonisch navraag heeft gedaan over de beroepstermijn, acht de rechtbank aannemelijk dat hij door de onduidelijk duiding in de betreffende beslissingen (zie 1.13. en 1.14.) van verweerder, in verwarring was gebracht over de aanvang van de termijn waarbinnen hij beroep diende in te stellen tegen de uitspraken op bezwaar.
€ 45.000 per jaar. Eiseres voert daartoe aan dat [naam persoon 2] in de KAM/QHSE business op projectbasis en altijd in het buitenland werkte. [naam persoon 2] beschikt over jarenlange ervaring voor deze werkzaamheden, maar heeft geen relevante diploma’s. Eiseres heeft bij haar beroepschrift een overzicht met vacatures gevoegd. Hieruit blijkt volgens eiseres een loon van werknemers in een vergelijkbare dan wel soortgelijke dienstbetrekking dat uitkomt tussen € 2.400 en € 4.000 per maand, afhankelijk van ervaring. Gelet daarop, is het loon van [naam persoon 2] aangevuld tot € 45.000 per jaar voor de jaren 2013 tot en met 2016.
Beslissing
(€ 491 per zaak).