ECLI:NL:RBNNE:2020:2531

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
18.920012-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling, gekwalificeerde diefstal en poging tot gekwalificeerde diefstal met gevangenisstraf

Op 21 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995, die zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, gekwalificeerde diefstal en poging tot gekwalificeerde diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 7 juli 2020, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.C. van Diest. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het inbreken in woningen in Meppel en Staphorst, het wegnemen van laptops en andere goederen, en het voorhanden hebben van een valmes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten, met uitzondering van het primair ten laste gelegde feit van diefstal, waarvan hij werd vrijgesproken. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de benadeelden, de aangiften en de bekennende verklaring van de verdachte zelf.

De rechtbank overwoog dat de gepleegde feiten zeer ernstig zijn, vooral gezien de impact op de slachtoffers, waaronder een hoogbejaarde man die tijdens de inbraak sliep. De verdachte heeft erkend dat hij de diefstal heeft gepleegd en dat hij een van de gestolen laptops heeft verkocht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft een gevangenisstraf opgelegd die aansluit bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank enkele vorderingen toewijsbaar achtte en andere niet ontvankelijk verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.920012-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 juli 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
thans gedetineerd te P.I. Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 juli 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.C. van Diest, advocaat te Zuidlaren.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 september 2019 tot en met 22 september
2019 te Meppel,
in/uit een woning aan [adres 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een autosleutel (Saab 93 Cabriolet) en/of een laptop (Apple Macbook) en/of een iPad en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 24 september 2019 te Zwolle, een goed te weten een laptop (Apple Macbook) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 december 2019 tot en met 30 december 2019 te Meppel, in/uit een woning aan het [adres 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen vier laptops (HP Pavilion X360 14, Acer Aspire V11, Toshiba Tecra Z40 en Lenovo X380 Yoga) en/of een Apple iPad, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 31 december 2019 te Zwolle, een goed te weten een laptop (TIP Pavilion X360 14) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2020 tot en met 31 januari 2020 te Staphorst
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit een woning aan de [adres 3] , geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking of inklimming
- een steen door een ruit van die woning heeft gegooid en/of
- ( vervolgens) door een ruit naar binnen is geklommen en/of
- in verschillende ruimtes in de woning naar geld en/of goederen heeft gezocht en/of
- ( vervolgens) de woning heeft verlaten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 25 februari 2020 te Meppel, een wapen van categorie 1, onder 1⁰ van de Wet wapens en munitie, te weten een valmes heeft voorhanden gehad;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 1 primair omdat de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal niet uit het dossier valt af te leiden.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4. Voor feit 1 subsidiair geldt dat het verdachte moet zijn geweest die de laptop bij Used Products in Zwolle te koop heeft aangeboden en verkocht, gelet op de legitimatiegegevens van verdachte die Used Products aan de politie heeft verstrekt. Verdachte heeft hierover niets willen zeggen. Daarmee is de betreffende informatie niet weersproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair en subsidiair en feit 4.
Voor feit 1 primair onderbreekt elk bewijs dat verdachte dat feit heeft gepleegd en voor het subsidiair ten laste gelegde geldt dat bewijs dat verdachte daadwerkelijk wist dat het goed van diefstal afkomstig was, eveneens ontbreekt.
Wat betreft feit 4 heeft de raadsman betoogd dat kan worden geconcludeerd dat het mes niet meer voldoet aan de kwalificatie "valmes" omdat het kapot was, zoals ook de verbalisanten hebben geconstateerd.
De overige feiten heeft verdachte bekend zodat voor die feiten een bewezenverklaring kan volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De betrokkenheid van verdachte bij dit feit, de diefstal, kan niet op grond van het dossier worden vastgesteld.
De rechtbank acht wel het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft over dit feit, de opzetheling van de gestolen laptop, geen vragen willen beantwoorden en heeft ook niet willen uitleggen waarom hij dit feit niet heeft gepleegd. Dit leidt, mede onder verwijzing naar ECLI:NL:HR:2019:97, tot de volgende overwegingen van de rechtbank.
Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde heeft verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2020 bekend dat hij de diefstal heeft gepleegd en dat hij één van de door hem gestolen laptops kort na de diefstal heeft verkocht aan Used Products in Zwolle. Ook de laptop uit het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is verkocht aan Used Products in Zwolle. Uit het dossier blijkt dat de laptops van de feiten 1 en 2 bij Used Products telkens zijn aangeboden door een persoon die zich legitimeerde met een op naam van verdachte staand paspoort. Daar komt bij dat in beide gevallen de laptops vrij kort na diefstal aan Used Products zijn verkocht.
Dat maakt dat de rechtbank bewezen acht –zoals is ten laste gelegd onder 1 subsidiair- dat verdachte het van diefstal afkomstige goed voorhanden heeft gehad en dat hij wist dat het een gestolen goed betrof.
Het hebben van wetenschap baseert de rechtbank mede op het feit dat verdachte niet heeft willen uitleggen waarom hij dit onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit niet heeft gepleegd, terwijl hij dat wel heeft gedaan bij feit 2. Deze proceshouding mag de rechtbank meewegen.
De raadsman heeft betoogd dat het mes (feit 4) niet (meer) kan gelden als een valmes, omdat het mes kapot was. De rechtbank verwerpt dit verweer. Dat het valmes kapot was of zou zijn, doet niets af aan de constatering dat sprake is van een valmes, als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I onder 1 van de Wet wapens en munitie waarvan het voorhanden hebben ervan in strijd is met de wet.
Met betrekking tot feit 1 subsidiair past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 september 2019, opgenomen op pagina 113 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019345764 d.d. 20 april 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] :
Op vrijdag 20 september 2019 te 16:00 uur heb ik de woning verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten.
Op zondag 22 september 2019 te 15:30 uur kwam ik bij de woning. Ik zag dat er in de woning was ingebroken en dat er enig goed was weggenomen.
In de hal, onder de kapstok staat de tas van mijn vrouw. In deze tas zat een zwart etui met daarin een Apple Macbook. Deze Macbook is eigendom van scholengemeenschap [benadeelde partij 5] te Meppel. Ik doe namens [benadeelde partij 5] aangifte van het wegnemen van de Macbook met het serienummer FVFXGNEBHV29.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2020, opgenomen op pagina 125 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Door mij werd op 10 februari 2020 een zoekslag gedaan in het Digitaal Opkopers Register (DOR). Ik zocht op de naam [verdachte] , [geboortedatum 1] . Reden hiervoor was het feit dat genoemde persoon als verdachte kon worden gekoppeld aan de woninginbraak [adres 2] te Meppel.
Hieruit bleek dat door [verdachte] , [geboortedatum 1] , op 24-09-2019, een Macbook Pro 2017, nummer: FVFXGNEBHV29, werd aangeboden en verkocht bij de vestiging van Used Products te Zwolle. Het verkoopbedrag bedroeg 600.00 euro.
Vervolgens werd binnen de politiesystemen gezocht en het bleek dat een identieke Macbook Pro met hetzelfde nummer FVFXGNEBHV29 was ingevoerd in de goederenbijlage bij de aangifte van de woninginbraak aan de [adres 1] te Meppel (BVH 2019253017). Deze inbraak vond plaats in de periode van 20 tot 22 september 2019.
De verkoper van de Macbook legitimeerde zich met paspoort nummer [nummer]. Uit de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie bleek dat het paspoort met dit nummer was afgegeven aan [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] te Meppel.
Deze gegevens komen overeen met de persoonsgegevens zoals die door Used Products in het register zijn ingevoerd.
De rechtbank acht feiten 2 primair, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
3. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juli 2020;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 januari 2020, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 januari 2020, opgenomen op pagina 134 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 4] ;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 2] .
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een categorisatie middels het programma Kennissysteem Wet wapens en munitie, opgenomen op pagina 195 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de juridische beschrijving voor het wapen, als zijnde een valmes als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I onder 1 van de Wet wapens en munitie.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 september 2019 te Zwolle, een goed te weten een laptop (Apple Macbook) voorhanden heeft gehad, en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in de periode van 29 december 2019 tot en met 30 december 2019 te Meppel, uit een woning aan het [adres 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier laptops (HP Pavilion X360 14, Acer Aspire V11, Toshiba Tecra Z40 en Lenovo X380 Yoga) en een Apple iPad, toebehorende aan [benadeelde partij 3] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3.
hij in de periode van 30 januari 2020 tot en met 31 januari 2020 te Staphorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning aan de [adres 3] , geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, te weten aan [benadeelde partij 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en inklimming
- een steen door een ruit van die woning heeft gegooid en
- vervolgens door een ruit naar binnen is geklommen en
- in verschillende ruimtes in de woning naar geld en/of goederen heeft gezocht en
- vervolgens de woning heeft verlaten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 25 februari 2020 te Meppel, een wapen van categorie 1, onder 1⁰ van de Wet wapens en munitie, te weten een valmes, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Subsidiair: opzetheling.
2. Primair: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang van de plaats van het misdrijf
heeft verschaft door middel van braak.
3. Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang van de plaats van
het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
4. Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 wordt veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht met daarnaast een substantiële werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de opgemaakte reclasseringsrapporten, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juni 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte tweemaal heeft ingebroken in een woning waarbij hij bij de woninginbraak in Meppel goederen heeft weggenomen en bij de woninginbraak in Staphorst is weggegaan zonder goederen weg te nemen. Voorts heeft verdachte een van diefstal afkomstige laptop verkocht aan een winkel in tweedehands goederen en had verdachte een verboden mes in zijn bezit.
Het betreffen zeer ergerlijke feiten, met name de woninginbraken. Inbreken in iemands woning tast het veiligheidsgevoel van personen op ernstige wijze aan. Daar komt bij dat de aangever van feit 3 -een hoogbejaarde man- boven in zijn slaapkamer lag te slapen terwijl verdachte zijn huis doorzocht. Bij de woninginbraak van feit 2 is het gehele huis doorzocht. Alle kastdeuren en laden stonden open. Door zo te handelen heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De rechtbank rekent verdachte dat zeer aan.
Verdachte heeft schade veroorzaakt om in de woningen te kunnen komen. De slachtoffers hebben zich moeite moeten getroosten om die schade te laten herstellen en dragen daar de financiële gevolgen van, zoals ook is gebleken uit de ingediende vordering van aangever [benadeelde partij 3] .
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de feiten heeft gepleegd om er financieel beter van te worden omdat hij, volgens zijn verklaring, over onvoldoende inkomsten beschikte.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten dienen te worden bestraft met gevangenisstraf waarbij de rechtbank aansluiting heeft gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 8 maanden op zijn plaats. De rechtbank zal daarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk opleggen, om verdachte er van te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen.

Benadeelde partijen

1.
[benadeelde partij 6] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 100,-- ter vergoeding van materiële schade (eigen risico), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering niet is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat, hoewel een onderbouwing ontbreekt, het niet onaannemelijk is dat de benadeelde partij een eigen risico heeft van het gestelde bedrag.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde.
De vordering komt de rechtbank niet onredelijk voor en de hoogte van de vordering is niet door verdachte betwist. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 december 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
2.
[benadeelde partij 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.446,35 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat de benadeelde partij niet de eigenaar is van de weggenomen laptop. Bovendien is niet duidelijk of de laptop inmiddels is teruggeven. Voorts ontbreekt een onderbouwing van het gevorderde bedrag.
Standpunt van de verdediging
Naar het standpunt van de raadsman is de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering omdat verdachte van het betreffende feit moet worden vrijgesproken. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet de eigenaar is van de laptop en een machtiging ontbreekt om namens de eigenaar de vordering in te dienen. Daarnaast ontbreken bewijsstukken.
Dat leidt er toe dat eveneens op deze gronden de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij is niet de eigenaar van de gestolen laptop en een machtiging ontbreekt om namens de eigenaar de vordering in te dienen.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij de eigen kosten draagt.

In beslag genomen goederen

De rechtbank acht het in beslag genomen voorwerp, te weten een valmes, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het valmes van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van parketnummer 18.920012-20, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 6]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
100,--(zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 6]te betalen een bedrag van €
100,--(zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en mr. M. van den Steenhoven, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juli 2020.
Mrs. Fransen en Van den Steenhoven zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.