V: Er is aangifte gedaan in verband met een poging diefstal met geweld op 18 juni 2019 omstreeks 20:00 uur bij de [bedrijfsnaam 1] aan de [adres] te [plaats] . Wil je iets zeggen?
A: Het klopt dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en ik een plan hadden om daar een overval te zetten.
A: Wij stonden om de hoek bij het tankstation en verder zijn wij niet gegaan. Tot de zijkant van de [bedrijfsnaam 1] . Ik had handschoenen aan, dikke capuchons op meerdere lagen kleding. Omdat we van plan waren een overval te plegen.
V: Getuige [getuige] heeft ook verklaard dat hij zag dat de jongen met de handschoenen een mes in zijn handen had en dat deze verdween achter zijn pols met de punt van het mes omhoog. Wat kun je hierover verklaren?
A: Dat was ik.
V: Wie heeft het bedacht om de [bedrijfsnaam 1] te overvallen?
A: Ik denk gewoon met zijn drieën. We waren bij mij thuis, kleren aangedaan en overlegd hoe we het zouden doen. Dat was het. Gewoon de [bedrijfsnaam 1] in. Spullen pakken en weer weg.
V: Welke spullen?
A: Kassa’s.
V: Wanneer hebben jullie het bedacht?
A: Een paar dagen daarvoor. Wij waren bij elkaar.
V: Wat wilde jij met dat mes doen?
A: Gewoon dreigen. Gewoon mes pakken en zeggen geef al het geld ik denk dat ze het dan wel zouden doen.
V: Heb jij de hamer bij [verdachte] gezien?
A: Ik weet wel dat er een hamer in het spel zat maar ik weet wel of [medeverdachte 1] of [verdachte] die had. Ik zou de kassa doen. Iemand zou de toonbank doen voor de sigaretten en nog iemand zou ook een kassa doen. Gewoon als er een medewerker achter zat zeggen: geef al het geld. We hebben het goed afgestemd. We hadden wel de hele middag en avond gepland. Het was niet zo we gaan even een overvalletje doen.