ECLI:NL:RBNNE:2020:2390

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
C/18/182512 / HA ZA 18-44
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitvoering van een overeenkomst tot realisatie van opvang voor asielzoekers met opschortende voorwaarden en financieringsvoorbehoud

In deze zaak vordert EcoVario Ontwikkeling B.V. in conventie dat de rechtbank verklaart dat zij gerechtigd was de overeenkomst met Stichting Inlia te ontbinden, omdat Inlia niet aan haar verplichtingen had voldaan. De overeenkomst betrof de realisatie van een tijdelijk gebouw voor de opvang van asielzoekers, waarbij Inlia zich had verplicht een borgsom te storten. EcoVario stelt dat Inlia tekort is geschoten in deze verplichting, terwijl Inlia aanvoert dat de overeenkomst onder opschortende voorwaarden is gesloten, waaronder goedkeuring van financiering door de gemeente Groningen. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst inderdaad onder opschortende voorwaarden is aangegaan en dat deze voorwaarden niet zijn vervuld. Hierdoor zijn de verbintenissen uit de overeenkomst niet van kracht geworden, wat betekent dat Inlia niet in verzuim is geraakt. De vorderingen van EcoVario worden afgewezen.

In reconventie vordert Inlia een verklaring voor recht dat de overeenkomst nimmer in werking is getreden. De rechtbank oordeelt dat deze vordering toewijsbaar is, gezien het feit dat de opschortende voorwaarden niet zijn vervuld. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van een akte van Inlia over de vorderingen in reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/182512 / HA ZA 18-44
Vonnis van 4 maart 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECOVARIO ONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Meppel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.F. Koot te Leeuwarden,
tegen
de stichting
STICHTING INLIA,
gevestigd te Groningen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R. Nijdam te Assen.
Partijen zullen hierna EcoVario en Inlia genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie tevens houdende vermeerdering/wijziging van eis in reconventie
  • de conclusie van dupliek in reconventie tevens wijziging van eis in conventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
EcoVario is een onderneming die zich bezig houdt met de ontwikkeling van (tijdelijke) huisvesting. Aan EcoVario zijn onder meer verbonden [naam 1] (' [naam 1] '), [naam 2] (' [naam 2] ') en [naam 3] (' [naam 3] ').
2.2.
Inlia richt zich op hulpverlening aan asielzoekers, vluchtelingen en ongedocumenteerden in nood. Aan Inlia is verbonden [naam 4] (' [naam 4] '). Inlia exploiteerde in 2016, daartoe gefaciliteerd door de gemeente Groningen een 'bed-bad-brood-opvang', in welk verband zij (onder meer) mensen opving in een hotel aan de [adres 1] te Groningen. Dit perceel is eigendom van De Groninger Steen B.V.
2.3.
In het najaar van 2016 had Inlia behoefte aan uitbreiding van deze opvang. Partijen zijn in overleg getreden over de realisatie van een tijdelijk gebouw door EcoVario.
2.4.
De "besluitenlijst vergaderingen van burgemeester en wethouders d.d. 27 september 2016" van het college van de gemeente Groningen ('de gemeente') vermeldt, voor zover relevant:
"
4. Uitbreiding capaciteit bed bad brood-voorziening
Het college besluit;
1. tot plaatsing van tijdelijke woonunits op de locatie [adres 2] ;
2. de dagvergoeding voor verblijf in de bed bad brood-voorziening te verhogen tot € 38,50 per persoon per dag."
2.5.
Op 3 oktober 2016 schreef [naam 4] aan EcoVario, voor zover relevant:
"
Met vreugde kan ik u meedelen dat het College van B&W van de gemeente Groningen heeft besloten toestemming te verlenen en de financiën ter beschikking te stellen om de centrale maatschappelijke opvang in het kader van de Bed, Bad, Brood + regeling, die door Inlia wordt uitgevoerd, uit te breiden met [nummer] bedden.
[…]
Om die reden is van belang dat we een getrapte regeling met u kunnen afspreken. We zijn bereid - en door het college financieel in staat gesteld - om in uw (relatief hoge) huurbijdrage voor het eerste jaar te voorzien mits bij de te verwachten verlenging van de termijn, de prijs mee zakt conform uw eigen voorgestelde staffel.
[…]
Ik stel voor dat wij komende week een overleg kunnen hebben om tot een overeenstemming te komen die ertoe leidt dat we binnen 12 weken de Centrale BBB+ opvang in Groningen hebben gerealiseerd."
2.6.
Op 20 oktober 2016 ondertekenden partijen een overeenkomst, omschreven als een "opdracht tot realisatie en huurovereenkomst", betreffende de "maatschappelijke opvang [nummer] personen [adres 3] Groningen" (deze overeenkomst inclusief bijlagen hierna ook te noemen: 'de overeenkomst'). De overeenkomst strekt er in de eerste plaats toe dat Inlia aan EcoVario opdracht gaf op de locatie aan de [adres 1] een tijdelijk gebouw te realiseren ten behoeve van de opvang van [nummer] personen, een en ander als beschreven in de overeenkomst ('het gebouw', 'het werk'). Als bijlage 1 behoort tot de overeenkomst een "huurovereenkomst", die er toe strekt dat Inlia dit gebouw, na realisatie, van EcoVario zou huren (onder de in de huurovereenkomst beschreven condities).
2.7.
In de overeenkomst is bepaald, voor zover relevant:
"
8. Fundering
Het Ecovario gebouw wordt, geplaatst op schroeffunderingen. Deze schroeffunderingen zijn gemakkelijk en snel in de grond te draaien. Na plaatsing is de schroeffundering direct te belasten, waardoor de bouw van de woningen nog dezelfde dag van start kan gaan.
De schroeffunderingen zijn milieuvriendelijk en gemakkelijk te demonteren en te verplaatsen. Hierdoor is een schroeffundering een duurzame en voordelige keuze voor de woningen.
9. Hergebruik Ecovario
Door de modulaire opzet van de het Ecovario concept zijn alle segmenten en onderdelen weer te hergebruiken. Ook bestaat de mogelijkheid om het totale gebouw te ontmantelen en kan het op een nieuwe locatie worden opgebouwd en weer in gebruik worden genomen.
[…]
11. Huurovereenkomst en betalingstermijnen
Huurprijzen, betalingstermijn, voorwaarden zoals vastgelegd in de
Getekende huurovereenkomst ROZ (bijlage 1)
- Borgstelling van 3 maanden huur (na goedkeuring financiering)
- Eerste jaar huur zoals vastgelegd in bovenstaande tabel
- Tweede en meerdere jaren huurvergoeding volgens tabel, waarbij opgemerkt dat de jaarlijkse indexering op basis van de consumentenprijsindex (CPI) van het CBS wordt door gevoerd op de prijs vernoemd in de tabel (paragraaf 11)
12. Levertijd
De Maatschappelijke opvang kan geleverd worden 8 tot 12 werkbare weken na ondertekening opdracht, goedkeuring financiering, benodigde vergunningen en ontvangst van de borgsom.
12.1.
Algemeen;
- Gemeente garandeert huur voor (minimaal) het eerste jaar;
- zie besluitenlijst vergadering Burgemeester en wethouders Groningen de datum 27 september item 4;
- Optioneel zonnepanelen voor 5 jaar. (Investering = energieverbruik);
- Oplevering gestoffeerd, niet gemeubileerd;
- Uitgegaan van aanwezigheid van eventuele vergunningen;
- Afhankelijk van toetsing financierbaarheid (hoofd)huurder;
- Algemene voorwaarden Evocario ontwikkeling b.v.;
[…]
14. Opdracht tot realisatie BBB- [nummer] opvang Groningen
Opdracht tot realisatie BBB-opvang aan [adres 3] Groningen
De partijen;
Inlia gevestigd aan de [adres 4] Groningen, of een nader door partijen overeen te komen opdrachtgever
en
Evocario Ontwikkeling b.v. gevestigd aan de [adres 5] Meppel
Overwegende
De voorlopige realisatie van de Bed - Bad - Brood opvang voor minimaal [nummer] personen aan de [adres 3] te Groningen een en ander zoals beschreven in dit document.
Voorbehouden:
- Goedkeuring financier
- Definitieve vergunningen.
Datum 20 oktober 2016."
2.8.
In de als bijlage 1 tot de overeenkomst behorende huurovereenkomst is bepaald, voor zover relevant:
"
4.5 Voor het gehuurde dient de huurder aan de verhuurder bij de verstrekking van de opdracht en na goedkeuring financiering een borgstelling te doen van 3 maanden huur. Het bedrag voor de borgstelling bedraagt € 229.403,67."
2.9.
Op 6 december 2016 heeft architect [naam 5] namens EcoVario bij de gemeente een omgevingsvergunning aangevraagd ten aanzien van de realisatie van de te realiseren opvang. Daarbij is aangegeven dat EcoVario huurder van het perceel [adres 3] zou zijn, dat het te realiseren bouwwerk gedurende 7 jaar op de locatie zou bestaan en zijn de bouwkosten geschat op € 1.100.000,00.
2.10.
Bij brief van 6 januari 2017 heeft [naam 1] namens EcoVario aan Inlia geschreven, onder verwijzing naar artikel 4.5 van de tot de overeenkomst behorende huurovereenkomst:
"
Reeds vorig jaar was er de goedkeuring van de financiering. Wij verzoeken u het genoemde bedrag binnen 5 dagen over te maken."
2.11.
Door EcoVario is in het geding gebracht een "overeenkomst van geldlening", gedateerd op 17 januari 2017, blijkens welke EcoVario, [naam 1] en [naam 2] (samen aangeduid als 'schuldenaar') enerzijds en Exploitatie en Beheersmaatschappij Merwestreek B.V. (aangeduid als 'schuldeiser') anderzijds:
"
verklaren overeengekomen te zijn op 22 december 2016 dat schuldeiser een lening zal verstrekken van € 1.900.000,00 welke schuldenaar zal aanwenden voor de aankoop van gebouwen t.b.v. maatschappelijke opvang te Groningen.
[…]
3. Over de lening is een rente verschuldigd van 10% op jaarbasis.[…]
Schuldenaren zijn zich bewust van de door schuldeiser voorgestelde rente van 10%, vergoeding en eventuele boete, gezien het hoge risicoprofiel van dit project."
2.12.
In de eerste helft van 2017 is tussen partijen verschillende malen gesproken over de borgsom, maar tot een daadwerkelijke verstrekking heeft dit niet geleid.
2.13.
In dit verband is in april en mei 2017 via Whatsapp (onder meer) het volgende berichtenverkeer gewisseld tussen [naam 4] en [naam 6] :
"
7 april 2017 [naam 3] [ [naam 3] ]: Goedemorgen [naam 4] . Is er al iets bekend over de Borg. Het graag. Gr. [naam 3] .
7 april 2017 [naam 4] : De verantwoordelijke dame is vrij
11 april 2017 [naam 3] [ [naam 3] ]: Goedemorgen [naam 4] , is de Borg vanuit de gemeente al overgemaakt. Gr. [naam 3] .
11 april 2017 [naam 4] : Nog niet
[…]
2 mei 2017 [naam 3] [ [naam 3] ]: Goedemorgen [naam 4] . Kun jij vandaag aub een terugkoppeling geven over de Borg en de toegestuurde overeenkomst bvd. Gr. [naam 3]
2 mei 2017 [naam 4] : Heb navraag laten doenbaar vermoedelijk hebben ze geen contact gehad. Heb daarom gevraagd of het al gestort is op.onze rekening en dat was nog niet zo. Ik zal er morgen weer achteraan laten bellen.
[…]
12 mei 2017 [naam 3] [ [naam 3] ]: Goedenavond [naam 4] . Is de borg overgemaakt? Fijn weekend [naam 3] .
13 mei 2017 [naam 4] : De gemeente heeft de borg nog niet gestort. Maandag gaan we er weer achteraan. Ik weet ook niet waarom he5 zo lang duurt. Zoals. ik je al heb gezegd; de gemeente doet haar betalingen altijd op.de 1e of de 15e. Je hoort zsm. Goed. Weekend [naam 4] .
17 mei 2017 [naam 3] [ [naam 3] ]: Goedemiddag [naam 4] . Heb de financiële dame van de gemeente Groningen nog niet aan de lijn gehad. Heb wel de afspraak in de agenda gezet dinsdag 23 mei om 09:00uur zorg wel dat wij ( [naam 1] , [naam 3] ) eerder bij jouw op kantoor zij. Groet [naam 3] .
17 mei 2017 [naam 4] : Ik heb haar gesproken en zij gaat je bellen."
2.14.
Op 29 maart 2017 heeft de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor "het oprichten van een bed- bad- en broodopvang op het adres [adres 3] te Groningen" ('de vergunning'). Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt, zodat deze vergunning zes weken later onherroepelijk is geworden.
2.15.
Op 20 juli 2017 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen partijen en de gemeente, waarbij is gesproken over de mogelijkheid om, in plaats van een borgsom, een bankgarantie af te geven.
2.16.
Dezelfde dag om 17:03 mailde [naam 4] namens Inlia aan EcoVario, voor zover relevant:
"
Ik heb net met de heer [naam 7] ( [naam 7] ) van de gemeente Groningen gesproken en die heeft mij ondubbelzinnig aangegeven dat het uitsluitend - zoals eerder met alle partijen overeengekomen - een bankgarantie is dat verstrekt kan en mag worden.
Ook zal het niet morgen kunnen worden geregeld vanuit de gemeente maar maandag zal de constructie pas rond gemaakt kunnen worden bij de gemeente. Daarna kan Inlia met haar bank de bakgarantie verstrekken."
2.17.
In reactie daarop mailde [naam 1] namens EcoVario op 21 juli 2017 om 10:44 aan Inlia, voor zover relevant:
"
Zou jij alvast de concept text van de bankgarantie aan mij willen doen toekomen? Ik neem aan dat deze intussen al is opgesteld. Kunnen we deze alvast doorsturen om te voorkomen dat daar straks nog een kink in de kabel gaat komen."
2.18.
In reactie daarop mailde [naam 4] namens Inlia aan EcoVario dezelfde dag om 11:12, voor zover relevant:
"
Wat mij betreft worden de zaken per ommegaande geregeld maar ik weet de condities van de gemeente nog niet. Jullie hebben daar contact over gehad en dus zou het zeer wenselijk zijn als jullie dat kortsluiten zodat we geen misverstanden krijgen.
Ik krijg nu het gevoel dat de druk bij mij wordt gelegd terwijl je weet dat ik de condities en termijnen niet in handen heb."
2.19.
In reactie daarop mailde [naam 1] namens EcoVario dezelfde dag om 11:45 aan Inlia, voor zover relevant:
"
Ik heb zojuist Theo [naam 7] nog even gesproken. De route is dat de gemeente richting de Rabobank (de huisbankier van Inlia) de zaken afdekt. De condities ken ik niet. Dit is ook tussen Inlia en de gemeente."
2.20.
Om 17:12 mailde [naam 1] namens EcoVario aan Inlia, voor zover relevant:
"
Nog even een update vlak voor het weekend. Ik heb zojuist met [naam 4] telefonisch gesproken. Hierin spraken we af dat maandagmorgen de zaken verder zullen worden in gang gezet voor de afronding van de bankgarantie van Inlia de (financier van) Ecovario."
2.21.
In reactie mailde [naam 4] om 17:50 namens Inlia aan EcoVario, voor zover relevant:
"
graag nog wel even het voorbehoud van de depotgarantie.
INLIA en de gemeente Groningen moeten met Ecovario nog wel overeenstemming hebben over de tekst en gevolgen van de depotgarantie. Er lijken nu nog wel een paar hobbels te zijn."
2.22.
Door EcoVario is een addendum bij de overeenkomst in het geding gebracht, namens haar op 24 juli 2017 ondertekend (hierna: 'het addendum'), dat voor zover relevant als volgt luidt:
"
Addendum
Aanvulling op en aanpassing van
Opdracht tot realisatie en huurovereenkomst (Maatschappelijke opvang [nummer] personen [adres 3] Groningen 20 oktober 2016)
Onder 11: Borgstelling van 3 maanden huur
Vervangen door: Er zal een bankgarantie als borg aan Ecovario Wonen worden verstrekt ter hoogte van 3 maanden huur.
En in de:
Bijlage 1 Huurovereenkomst 20 oktober 2016
Artikel 4.5: Voor het gehuurde …etc… Het bedrag voor de borgstelling bedraagt € 229.403,67
Vervangen door: Voor het gehuurde zal als borg een bankgarantie worden verstrekt voor het bedrag van € 229.403,67."
2.23.
Bij brief van 14 augustus 2017 heeft [naam 1] Inlia namens EcoVario in gebreke gesteld en gesommeerd om binnen vijf dagen "gelden te storten bij de notaris of een bankgarantie te stellen". Aan die sommatie is geen gehoor gegeven.
2.24.
Bij brief van 11 oktober 2017 heeft de raadsman van EcoVario gesommeerd uiterlijk op 20 oktober 2017 een bankgarantie te doen stellen. Ook aan deze sommatie is geen gehoor gegeven.
2.25.
Vervolgens heeft EcoVario een kort geding geëntameerd jegens Inlia, ten overstaan van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, in welke procedure zij primair heeft gevorderd dat Inlia wordt veroordeeld tot het doen stellen van een bankgarantie ten bedrag van € 229.403,67, subsidiair dat Inlia wordt veroordeeld tot betaling van een borgstelling met dezelfde omvang. Bij vonnis van 24 november 2017 zijn deze vorderingen afgewezen.
2.26.
Bij brief van 8 november 2017 schreef de gemeente aan Inlia, voor zover relevant:
"
Vorig jaar heeft Stichting Inlia een tweetal overeenkomsten gesloten met ontwikkelaar EcoVario Wonen B.V. Bij die overeenkomsten verplichtte EcoVario zich onder voorwaarden een asielzoekersopvang aan de [adres 3] te realiseren. Uw stichting verbond zich daarbij om deze voor minimaal een jaar te huren. Laatstelijk in juli 2017 heeft u de gemeente verzocht om te bezien of zij op enigerlei wijze zou willen instaan voor de verplichtingen van Inlia uit de huurovereenkomst jegens EcoVario. Zoals wij u reeds mondeling hebben laten weten, zagen en zij wij geen aanleiding om op dat verzoek in te gaan.
[…]
U hebt op basis van de bestaande financiële verhouding verzocht of de gemeente bereid zou zijn de huur van de alternatieve voorziening te subsidiëren. Dat lag op zich ook wel in de lijn der verwachtingen. Een toezegging van die strekking, laat staan een afspraak, is echter nooit gedaan of gemaakt. Evenmin bestaat een afspraak, besluit of toezegging dat de gemeente enige vorm van zekerheid zou geven ten behoeve van de financiering van de bouw of de huurpenningen.
De gemeente kan dergelijke financiële zekerheden ook niet zomaar geven, temeer niet nu de daarvoor beschikbare middelen ook niet zijn opgenomen in de gemeentebegroting. Eén en ander vergt zowel een collegebesluit als een raadsbesluit, die beide ontbreken. U verwijst in de overeenkomst naar een besluit van 27 september 2016, maar in dat besluit is niet tot een dergelijke garantstelling besloten, noch tot enige andere civielrechtelijke rechtshandelingen met betrekking tot de bed-bad-brood-voorziening.
Wij zagen en zien ook inhoudelijk geen aanleiding om op uw verzoek van juli 2017 in te gaan."
2.27.
Bij brief van 21 november 2017 heeft de gemeente aan EcoVario te kennen geven voornemens te zijn de vergunning in te trekken. De gemeente stelde daartoe bevoegd zijn nu gedurende 26 weken na vergunningverlening geen gebruik was gemaakt van de vergunning. In de te maken belangenafweging heeft de gemeente, zo stelt zij, onder meer betrokken dat landelijke ontwikkelingen de noodzaak van een gemeentelijke opvang inmiddels onzeker hadden gemaakt. Daarnaast stelt de gemeente dat er in haar optiek een privaatrechtelijke belemmering bestaat voor realisatie, nu EcoVario niet zou beschikken over toestemming van de eigenaar van het perceel.
2.28.
Bij brief van 1 december 2017 heeft de raadsman van EcoVario aan Inlia bericht dat EcoVario in de uitlatingen van (de raadsman van) Inlia ter gelegenheid van de zitting in het kort geding aanleiding zag aan te nemen dat Inlia tekort zou schieten in de nakoming van haar verplichtingen, dan wel dat deze uitlatingen haar goede grond gaven om te vrezen dat Inlia tekort zou schieten. Inlia is gesommeerd te bevestigen dat zij bereid was haar verplichtingen na te komen, en ook om binnen zeven dagen nadien de overeengekomen zekerheid te stellen.
2.29.
De raadsman van Inlia heeft bij brief van 7 december 2017 op deze brief gereageerd. Daarbij heeft Inlia (primair) gesteld de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, nu EcoVario haar verplichtingen jegens Inlia niet zou zijn nagekomen, althans duidelijk zou zijn dat EcoVario tekort zou gaan schieten, en te dien aanzien in verzuim zou verkeren. Subsidiair heeft Inlia een beroep gedaan op de vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling dan wel bedrog. Inlia heeft eveneens gesteld dat er inmiddels sprake zou zijn van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW. Verder heeft Inlia te kennen gegeven de nakoming van haar verplichtingen jegens EcoVario reeds te hebben opgeschort en EcoVario en haar (middellijk) bestuurders aansprakelijk gesteld voor door Inlia geleden en te lijden schade. Ten overvloede heeft Inlia betwist dat zij jegens EcoVario in verzuim zou zijn geraakt door geen gehoor te geven aan haar eerdere sommaties.
2.30.
Blijkens haar brief van 8 december 2017 heeft de gemeente besloten de vergunning in te trekken, daarbij verwijzend naar de in de eerdere brief van 21 november 2017 genoemde overwegingen. Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt.
2.31.
Bij brief van 18 december 2017 heeft (de raadsman van) EcoVario aan Inlia te kennen gegeven de ontbinding van de overeenkomst in te roepen.
2.32.
Na daartoe verlof te hebben verkregen van de voorzieningenrechter heeft EcoVario conservatoir beslag doen leggen ten laste van Inlia, op 19 januari 2018 onder de Rabobank, op 22 januari 2018 onder de gemeente Groningen.

3.De vordering

in conventie

3.1.
EcoVario vordert in conventie, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. Voor recht verklaart dat EcoVario gerechtigd was de overeenkomst met Inlia d.d. 20 oktober 2016 te ontbinden alsmede dat Inlia niet gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden en haar geen beroep op dwaling toekomt;
2. Inlia veroordeelt tot betaling ten titel van schadevergoeding voor reeds definitief vaststaande schade het bedrag van € 525.453,54, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 januari 2017, althans 14 dagen nadat de omgevingsvergunning is verstrekt (op 29 maart 2017), althans vanaf een latere datum waarop het verzuim van Inlia is ingetreden;
3. Inlia veroordeelt tot betaling van de nog niet vaststaande schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
4. Inlia veroordeelt om bij wege van voorschot op de nog niet definitief vastgestelde schade aan EcoVario te betalen het bedrag van € 532.230,54, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen voorschotbedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding
subsidiair:
5. Voor recht verklaart dat Inlia toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst d.d. 20 oktober 2016, alsmede dat Inlia aansprakelijk is jegens EcoVario voor de ten gevolge van de toerekenbare tekortkoming van Inlia door EcoVario geleden schade;
6. Inlia veroordeelt tot betaling aan EcoVario van voornoemde schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
primair en subsidiair:
7. Inlia veroordeelt tot betaling aan EcoVario van buitengerechtelijke incassokosten groot € 6.775,00;
8. Inlia veroordeelt tot betaling van de te liquideren kosten van deze procedure, alsmede een forfaitair bedrag aan nakosten van € 131,00 te vermeerderen met € 68,00 in het geval van betekening van dit vonnis, en alle overige kosten rechtens, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf vijf dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.
3.2.
Inlia voert verweer, en concludeert tot niet-ontvankelijkheid, althans afwijzing van de in conventie ingestelde vorderingen.
in reconventie
3.3.
Inlia vordert in reconventie, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Voor recht verklaart dat:
(i) EcoVario jegens Inlia bedrog heeft gepleegd; alsmede
(ii) EcoVario jegens Inlia een onrechtmatige daad heeft gepleegd; alsmede
(iii) EcoVario jegens Inlia wanprestatie heeft gepleegd; alsmede
(iv) EcoVario jegens Inlia schadeplichtig is wegens onrechtmatige daad en/of wanprestatie; alsmede
2. Voor recht verklaart dat:
primair: de voorwaardelijke overeenkomst met EcoVario d.d. 20 oktober 2016 nimmer in werking is getreden; dan wel
subsidiair: Inlia de overeenkomst met EcoVario d.d. 20 oktober 2016 rechtsgeldig heeft ontbonden; dan wel
meer subsidiair: EcoVario de overeenkomst met Inlia d.d. 20 oktober 2016 rechtsgeldig heeft vernietigd; dan wel
nog meer subsidiair: de overeenkomst met EcoVario d.d. 20 oktober 2016 is ontbonden door intrekking van de omgevingsvergunning door de gemeente Groningen;
dan wel - nog meer subsidiair - de overeenkomst met EcoVario d.d. 20 oktober 2016 te ontbinden wegens de aanwezigheid van gewijzigde omstandigheden (ex artikel 6:258 BW); alsmede
3. EcoVario veroordeelt tot betaling van schadevergoeding aan Inlia, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.4.
EcoVario voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen in reconventie, met veroordeling van Inlia in de kosten van de procedure.
in conventie en reconventie
3.5.
Inlia vordert ten aanzien van de proceskosten in conventie en reconventie:
primairdat EcoVario wordt veroordeeld in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, waaronder de kosten van deze procedure, de kosten van het daaraan voorafgaand gelegde beslag en van het eerdere kort geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
subsidiairveroordeling in de proces- en nakosten conform het liquidatietarief, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis en, in het geval voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf dat moment tot aan het moment van algehele voldoening.
3.6.
EcoVario voert verweer ten aanzien van een dergelijke proceskostenveroordeling en concludeert in conventie en reconventie tot afwijzing van deze vorderingen.
3.7.
Zowel in conventie als in reconventie zullen de stellingen en het verweer van partijen, waar nodig, hieronder nader worden besproken.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

in conventie:

4.1.
Aan de door EcoVario in conventie ingestelde vorderingen liggen - teruggebracht tot de kern - de volgende stellingen ten grondslag. Partijen zijn in oktober 2016 overeengekomen dat EcoVario in opdracht van Inlia een tijdelijk en demontabel gebouw voor de opvang van (uitgeprocedeerde) vluchtelingen zou realiseren, welk gebouw vervolgens door Inlia van EcoVario zou worden gehuurd. Voor zover die overeenkomst onder opschortende voorwaarden is aangegaan, zijn die voorwaarden alle vervuld. Onderdeel van de overeenkomst was de verplichting van Inlia om een borgsom te storten, gelijk aan drie maanden huur. Ten aanzien van die verplichting is Inlia tekort geschoten. Vervolgens zijn partijen blijkens het addendum overeengekomen dat Inlia, in plaats van het betalen van een borgsom, een bankgarantie van gelijke omvang zou doen stellen. Aan die verplichting heeft Inlia evenmin voldaan, ook niet na ingebrekestelling. Gelet hierop, en daarnaast omdat EcoVario uit de uitlatingen van Inlia mocht afleiden dat zij tekort zou (blijven) schieten in de nakoming van haar verplichtingen, is Inlia in verzuim geraakt. EcoVario was dan ook gerechtigd de overeenkomst bij brief van 18 december 2017 buitengerechtelijk te ontbinden, en Inlia is gehouden de door EcoVario geleden en te lijden schade aan haar te vergoeden.
4.2.
Inlia heeft deze stellingen bestreden met een groot aantal verweren. Het meest verstrekkende daarvan is het verweer dat partijen aan de overeenkomst als zodanig een aantal opschortende voorwaarden hebben verbonden, welke niet (allemaal) in vervulling zijn gegaan. Om die reden, aldus Inlia, was zij (nog) niet gehouden te presteren, en kan zij ook niet tekort zijn geschoten in haar verplichtingen.
4.3.
De rechtbank constateert dat tussen partijen niet in geschil is dat de overeenkomst zoals zij die hebben gesloten een aantal opschortende voorwaarden omvat. Zo zijn partijen naar eigen zeggen overeengekomen dat het verkrijgen van projectfinanciering door EcoVario als opschortende voorwaarde had te gelden. Ook zijn partijen met elkaar eens dat het verkrijgen van een definitieve vergunning als opschortende voorwaarde had te gelden. In ieder geval diende volgens partijen te zijn voldaan aan deze twee voorwaarden alvorens de overeenkomst (voor het overige) haar werking zou krijgen en partijen gehouden zouden zijn te presteren. Of deze twee opschortende voorwaarden vervolgens daadwerkelijk zijn vervuld is overigens wel onderwerp van geschil.
4.4.
Inlia stelt dat daarnaast als (derde) opschortende voorwaarde overeen is gekomen dat ook zij haar financiering rond zou moeten hebben, alvorens de overeenkomst haar werking zou krijgen. Inlia wijst in dit verband op de omstandigheid dat zij, om aan de uit de overeenkomst voortvloeiende financiële verplichtingen te kunnen voldoen, geheel en al afhankelijk was van de gemeente. Zelf beschikte Inlia immers niet over de benodigde middelen. De gemeente zou daarom niet alleen de maandelijkse huurkosten van het gebouw (verschuldigd na realisatie) moeten financieren (in de vorm van een aan Inlia te betalen bijdrage per opgevangen vreemdeling), maar ook de al op een eerder moment door Inlia aan EcoVario te betalen borgsom van drie maanden huur. EcoVario was, aldus Inlia, steeds van dit alles op de hoogte. Inlia stelt dat om die reden in artikel 11 van de overeenkomst is opgenomen dat de 'borgstelling van drie maanden huur' verschuldigd zou zijn 'na goedkeuring financiering', waarbij met dit laatste is gedoeld op goedkeuring van de gemeente. Om dezelfde reden is volgens Inlia in artikel 4.5 van de huurovereenkomst opgenomen dat de 'borgstelling' van 'drie maanden huur' voldaan diende te worden 'bij verstrekking van de opdracht en na goedkeuring financiering'. Dat het hier om een opschortende voorwaarde ging, die de werking van de overeenkomst als zodanig aanging, blijkt volgens Inlia ook uit het feit dat in artikel 12.1 van de overeenkomst, onder het kopje 'algemeen', is opgenomen: "afhankelijk van toetsing financierbaarheid van de (hoofd)huurder". Vervolgens is dat nog eens bevestigd doordat aan het einde van de overeenkomst, voor de ondertekening, als 'voorbehoud' is opgenomen 'goedkeuring financier'. Met dit laatste zou (mede) zijn gedoeld op goedkeuring door de gemeente van de door haar aan Inlia te verstrekken financiering. EcoVario betwist dat een dergelijke opschortende voorwaarde overeen is gekomen.
4.5.
De rechtbank zal daarom in de eerste plaats oordelen over de vraag of partijen ook ten aanzien van de financiering van Inlia een opschortende voorwaarde overeen zijn gekomen, met de door Inlia gestelde inhoud. In dit verband stelt de rechtbank het volgende voorop. Onder een voorwaardelijke verbintenis wordt, blijkens artikel 6:21 en 22 BW, verstaan een verbintenis waarvan de werking afhankelijk is gesteld van een toekomstige onzekere gebeurtenis. Een opschortende voorwaarde doet de werking van de verbintenis eerst met het plaatsvinden van de gebeurtenis aanvangen. Wanneer een overeenkomst onder een opschortende voorwaarde wordt aangegaan betekent dit, met andere woorden, dat de tot die overeenkomst behorende verbintenissen hun werking pas krijgen op het moment dat de overeengekomen voorwaarde is vervuld. Of partijen een overeenkomst onder opschortende voorwaarde zijn aangegaan, en zo ja, wat de inhoud van die voorwaarde is, betreft een vraag van uitleg van de overeenkomst. In dat verband dient niet alleen naar de tekst van de overeenkomst te worden gekeken, maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, Haviltex). Waar Inlia zich beroept op een ten gunste van haar overeenkomen opschortende voorwaarde rust, conform de hoofdregel van artikel 150 Rv, op haar de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het bestaan van die opschortende voorwaarde.
4.6.
De rechtbank oordeelt als volgt. EcoVario heeft niet betwist dat Inlia zelf niet over de middelen beschikte die nodig waren om aan de financiële verplichtingen te kunnen voldoen, zoals die voor haar uit de overeenkomst voortvloeiden. Daarbij ging het niet alleen om de huurtermijnen zoals Inlia die na realisatie van het gebouw verschuldigd zou zijn aan EcoVario, maar ook om het voldoen van de borgsom van drie maanden huur ineens. Inlia was op dit punt geheel afhankelijk van de gemeente, die het benodigde geld ter beschikking zou moeten (blijven) stellen. Evenmin heeft EcoVario betwist dat zij van meet af aan, dat wil zeggen al voor het sluiten van de overeenkomst, van dit alles op de hoogte was. Inlia voert aan dat zij er tegen deze achtergrond belang bij had om niet gehouden te zijn tot enige betaling tot het moment dat de gemeente toe had gezegd de daarvoor benodigde middelen ter beschikking te stellen. EcoVario heeft ook dit als zodanig niet betwist. De rechtbank betrekt deze omstandigheden dan ook als vaststaande feiten in haar overwegingen.
4.7.
Wel voert EcoVario aan dat Inlia al over de benodigde toezeggingen beschikte, zodat er in oktober 2016 geen aanleiding (meer) zou zijn geweest om een financieringsvoorbehoud ten bate van Inlia op te nemen. EcoVario verwijst daarbij naar de brief van Inlia van 3 oktober 2016. In die brief deelde Inlia mee dat de gemeente besloten had de voor de uitbreiding van de vluchtelingenopvang benodigde 'financiën ter beschikking te stellen'. Naar oordeel van de rechtbank kan, zoals Inlia ook heeft aangevoerd, daaruit echter niet worden afgeleid dat Inlia reeds voorzien was van alle door haar benodigde financiering. Uit de besluitenlijst van het college van B&W van de gemeente (van 27 september 2016) blijkt dat het besluit waar Inlia in haar brief naar verwijst (enkel) een verhoging van de 'dagvergoeding voor verblijf in de bed bad brood-voorziening' omvatte, tot € 38,50 per persoon per dag. Uit die dagvergoeding zou Inlia (na realisatie van het gebouw) de lopende huurlasten (en andere kosten van de voorziening) kunnen voldoen. Het betreft hier echter geen besluit van het college om aan Inlia het geld ter beschikking te stellen dat nodig was voor het ineens (en al vóór realisatie) storten van de borgsom van drie maanden huur, groot € 229.403,67. Dat Inlia al over instemming van de gemeente beschikte blijkt volgens EcoVario ook uit het berichtenverkeer zoals dat in april en mei 2017 tussen partijen is gewisseld (geciteerd onder ro. 2.13), omdat daaruit zou blijken dat Inlia er ook zelf van uit ging dat de gemeente het benodigde geld ter beschikking zou stellen. In het bedoelde berichtenverkeer wordt naar oordeel van de rechtbank in de eerste plaats bevestigd dat het geld voor de borgsom door de gemeente ter beschikking gesteld zou moeten worden, en Inlia dus inderdaad afhankelijk was van goedkeuring van een dergelijke betaling. Ook blijkt uit de berichten dat Inlia er kennelijk bij de gemeente op heeft aangedrongen het geld over te maken, en er zelf vanuit ging dat dit ook daadwerkelijk zou gebeuren. Het enkele feit dat Inlia kennelijk verwachtte dat de gemeente in zou stemmen met financiering betekent echter niet dat op dit punt geen voorbehoud overeengekomen is, en uit de berichten volgt niet dat de gemeente ook daadwerkelijk heeft toegezegd of bevestigd het geld over te zullen maken. Bovendien blijkt uit dit berichtenverkeer, dat dateert uit het voorjaar van 2017, niet dat een dergelijke toezegging ook ten tijde van het sluiten van de overeenkomst (in oktober 2016) al was gedaan. In die zin zegt het dus ook niets over de vraag of Inlia ten tijde van het sluiten van de overeenkomst al over de benodigde financiering beschikte. Tot slot verwijst de rechtbank naar de brief van de gemeente van 8 november 2017 (ro. 2.26), waarin de gemeente expliciet stelt dat een besluit of toezegging als door EcoVario bedoeld nooit heeft bestaan.
4.8.
Tegen deze achtergrond acht de rechtbank aannemelijk dat waar in artikel 11 van de overeenkomst (en artikel 4.5 van de huurovereenkomst) betaling van de borgsom is gekoppeld aan 'goedkeuring financier', bedoeld is overeen te komen dat deze betaling enkel verschuldigd zou zijn ná een daartoe strekkende toezegging van de gemeente. Dat is ook omdat, zou deze uitleg onjuist zijn, niet duidelijk is wat dan wel zou zijn bedoeld met deze bepaling. EcoVario stelt weliswaar dat bedoeld is toestemming van háár eigen financier, maar heeft niet, althans onvoldoende, toegelicht waarom partijen overeengekomen zouden zijn dat de financier van EcoVario goedkeuring zou moeten geven aan de betaling van een borgsom door Inlia (hetgeen Inlia dan ook betwist).
4.9.
Ook artikel 12.1 van de overeenkomst, waarin onder het kopje 'algemeen' een aantal bepalingen is opgenomen, duidt naar oordeel van de rechtbank op een voorbehoud ten behoeve van Inlia. Daarin wordt immers, kennelijk 'in zijn algemeenheid', opgemerkt dat de afspraken 'afhankelijk' zijn van 'toetsing financierbaarheid van de (hoofd)huurder'. Dat Inlia de hier bedoelde huurder is staat vast, en de stelling van Inlia dat hier wordt gedoeld op de vraag of Inlia de benodigde financiering rond zou krijgen is door EcoVario niet gemotiveerd betwist. Wel voert EcoVario aan dat deze bepaling ten tijde van ondertekening van de overeenkomst reeds achterhaald zou zijn, omdat Inlia haar financiering toen reeds rond had. De juistheid van dat standpunt heeft de rechtbank hiervoor al verworpen. De rechtbank voegt daaraan toe dat onder het eerste punt van artikel 12.1 weliswaar wordt gememoreerd dat de gemeente 'huur voor (minimaal) het eerste jaar' garandeert', waarbij wordt verwezen naar het collegebesluit van 27 september 2016, maar ook hier niets wordt gezegd over de vraag of de gemeente ook bereid zou zijn de overeengekomen borgsom te financieren. EcoVario heeft niet toegelicht waarom deze verwijzing naar de financierbaarheid van de overeenkomst voor Inlia, volgens EcoVario zinledig, dan tóch in deze overeenkomst is opgenomen.
4.10.
Waar aan het einde van de overeenkomst, onder het kopje 'voorbehouden', opnieuw wordt gesproken over de 'goedkeuring financier' ligt naar het oordeel van de rechtbank vervolgens voor de hand dat daarbij, zoals Inlia stelt, (mede) is gedoeld op de eerder in artikel 11 bedoelde 'goedkeuring financier'. Tussen partijen is niet in geschil dat deze 'voorbehouden' aan het eind van de overeenkomst zijn opgenomen om duidelijk te maken dat het hier voorwaarden betreft die vervuld moeten worden alvorens de overeenkomst als geheel zijn werking krijgt.
4.11.
Vervolgens zijn partijen tijdens een bespreking op 20 juli 2017 tot een gewijzigde afspraak gekomen. Die afspraak bestond eruit dat, in plaats van het storten van een borgsom, een bankgarantie zou worden gesteld door Inlia. EcoVario stelt zelf dat ook bij deze bespreking de gemeente vertegenwoordigd en betrokken was. Door Inlia zijn e-mails in het geding gebracht, tussen partijen gewisseld op 20 en 21 juli 2017. Die e-mails bevestigen niet alleen dat de gemeente ook in dit stadium betrokken was, maar maken daarnaast duidelijk dat ook met betrekking tot de bankgarantie goedkeuring door de gemeente, in ieder geval voor Inlia, een vereiste was. In zijn e-mail van 21 juli 11:12 schrijft [naam 4] namens Inlia dat hij "de zaken graag per ommegaande regelt", maar: "ik weet de condities van de gemeente nog niet". In zijn e-mail van later die dag, verzonden om 17:50, schrijft [naam 4] : "graag nog wel even het voorbehoud van de depotgarantie. Inlia en de gemeente Groningen moeten met EcoVario nog wel overeenstemming hebben over de tekst en gevolgen van de depotgarantie".
4.12.
De rechtbank leidt hieruit af dat ook na de vervanging van de verplichting tot het storten van een borgsom door die van het stellen van een bankgarantie Inlia het voorbehoud maakte dat de gemeente zou moeten instemmen, terwijl niet is gebleken dat EcoVario daar bezwaar tegen had. Dit wordt bevestigd in de tekst van het op 24 juli 2017 door EcoVario getekende addendum. Blijkens die aanvulling werd in artikel 11 van de overeenkomst de passage "borgstelling van 3 maanden huur" vervangen, maar niet de (daarop volgende) tekst "na goedkeuring financiering". Ook artikel 12.1 en de voorbehouden aan het slot van de overeenkomst zijn in dat addendum ongemoeid gelaten.
4.13.
De rechtbank volgt Inlia, kortom, in haar standpunt dat partijen overeengekomen zijn de overeenkomst te onderwerpen aan een ten behoeve van Inlia bedongen opschortende voorwaarde, mede inhoudende dat de in de overeenkomst opgenomen verbintenissen hun werking pas zouden krijgen op het moment dat de gemeente óók ten aanzien van de door Inlia te betalen borgsom, dan wel de door haar te stellen bankgarantie, zou hebben toegezegd deze te financieren.
4.14.
EcoVario heeft zich, subsidiair, op het standpunt gesteld dat voor zover een dergelijke opschortende voorwaarde overeengekomen zou zijn, die voorwaarde vervolgens ook daadwerkelijk is vervuld. Inlia betwist dat dit het geval is. Ten aanzien van deze stelling rust de stelplicht en bewijslast, conform de hoofdregel van artikel 150 Rv, op EcoVario.
4.15.
De rechtbank oordeelt als volgt. Hiervoor is al geoordeeld dat niet is gebleken dat Inlia, zoals EcoVario stelt, al voor het tekenen van de overeenkomst over de benodigde financiering beschikte. Dat de gemeente nadien alsnog heeft ingestemd met het verstrekken van de overeengekomen borgsom aan Inlia is gesteld noch gebleken. Vast staat immers dat partijen in het voorjaar van 2017 veelvuldig met elkaar en met de gemeente hebben gesproken, maar dat dit niet heeft geleid tot een toezegging van de gemeente, laat staan een daadwerkelijke betaling. Vervolgens zijn partijen in juli 2017 weliswaar met elkaar overeengekomen dat Inlia, in plaats van het storten van de borgsom, een bankgarantie zou doen stellen, maar daarvoor was nog wel nodig dat zij, samen met de gemeente, overeenstemming zouden bereiken over de exacte condities en tekst van die garantie. EcoVario heeft niet gesteld, althans onvoldoende onderbouwd, dat dergelijke overeenstemming is bereikt, terwijl Inlia dit gemotiveerd heeft betwist. De rechtbank is daarom van oordeel dat van vervulling van de opschortende voorwaarde geen sprake is (geweest).
4.16.
Uit het voorgaande volgt dat, bij gebrek aan vervulling van in ieder geval één opschortende voorwaarde, de tot de overeenkomst behorende verbintenissen hun werking niet hebben gekregen. Dit betekent, onder meer, dat Inlia niet gehouden was een waarborgsom te verstrekken, althans een bankgarantie te doen stellen, en dus ook niet tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens EcoVario door dat niet te doen. EcoVario heeft daar om die reden ook geen grond voor buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst aan kunnen ontlenen, en evenmin een vordering tot vergoeding van schade.
4.17.
De rechtbank begrijpt de primaire vordering onder 1 aldus dat EcoVario een verklaring voor recht vordert mede behelst dat EcoVario gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden. Gelet op het voorgaande dient een dergelijke verklaring voor recht afgewezen te worden.
4.18.
Ook de resterende primaire en subsidiaire vorderingen van EcoVario gaan uit van het oordeel dat Inlia tekort is geschoten in haar verplichtingen, zodat deze vorderingen eveneens afgewezen dienen te worden.
4.19.
De rechtbank houdt, in afwachting van de beslissing in reconventie, iedere beslissing in conventie aan.
in reconventie:
4.20.
Inlia vordert in reconventie onder 2 primair een verklaring voor recht dat "de voorwaardelijke overeenkomst met EcoVario d.d. 20 oktober 2016 nimmer in werking is getreden". Gelet op hetgeen in conventie is geoordeeld is deze vordering toewijsbaar. Dit betekent dat de rechtbank in reconventie niet toekomt aan de onder 2 (meer) subsidiair gevorderde verklaringen voor recht, die zien op de vraag of de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden dan wel vernietigd. Dat geldt ook voor de onder 2 uiterst subsidiair ingestelde vordering, die strekt tot ontbinding van de overeenkomst wegens gewijzigde omstandigheden.
4.21.
Inlia vordert daarnaast, na eiswijzing, in reconventie onder 1 een verklaring voor recht dat EcoVario jegens haar (i) bedrog heeft gepleegd, alsmede (ii) een onrechtmatige daad heeft gepleegd, alsmede (iii) een wanprestatie heeft gepleegd, alsmede (iv) schadeplichtig is wegens onrechtmatige daad en/of wanprestatie.
4.22.
Aan deze vordering legt Inlia onder meer het volgende ten grondslag. Ten aanzien van het vermeende bedrog stelt Inlia dat EcoVario wist dat het onderhavige project "een hoog risicoprofiel kende", maar haar daar ten onrechte niet van op de hoogte heeft gesteld. Ten onrechte heeft EcoVario de indruk gewekt haar financiering bij de ING te betrekken, terwijl zij in werkelijkheid een deelfinanciering betrok bij een technische failliet bedrijf, tegen een woekerrente. EcoVario heeft jegens Inlia de schijn opgehouden dat het mogelijk zou zijn om tijdig een demontabel gebouw te leveren, wetende dat dit onmogelijk zou blijken. Onder meer wist EcoVario dat uit bodemonderzoeken was gebleken dat de door haar voorgestane toepassing van schroeffundering technisch niet realiseerbaar zou zijn. Zij heeft verzwegen dat het de bedoeling was om, in plaats van een bouwbedrijf, door Inlia opgevangen statushouders in te schakelen bij de realisatie van de opvang. EcoVario heeft jegens Inlia ook verzwegen dat dat haar bestuurders met 'dubieuze handelspraktijken' in verband werden gebracht. Aldus heeft EcoVario onjuiste mededelingen gedaan, zaken verzwegen en andere kunstgrepen toegepast, met geen ander doel dan Inlia te bewegen de overeenkomst aan te gaan en een borgsom te betalen.
4.23.
Ten aanzien van het vermeende onrechtmatig handelen van EcoVario voert Inlia, in aanvulling op het voorgaande, het volgende aan. EcoVario heeft onder meer onrechtmatig gehandeld door een gevaarlijke situatie in het leven te roepen, relevante informatie achter te houden en valse informatie te verstrekken. Zo heeft EcoVario de gemeente rechtstreeks benaderd, nagelaten toestemming van de grondeigenaar te verkrijgen voor realisatie van het werk, en is zij prematuur financiële verplichtingen aangegaan. Ook is onrechtmatig gehandeld door te contracteren met lege vennootschappen, een aanbod tot het stellen van vervangende zekerheid niet te accepteren, vexatoir beslag te leggen, Inlia in kort geding en in deze bodemprocedure te betrekken. Ten gevolge van al dit handelen, dat aan EcoVario is toe te rekenen, heeft Inlia schade geleden.
4.24.
Ten aanzien van de vermeende wanprestatie heeft Inlia in hoofdzaak aangevoerd dat duidelijk is dat EcoVario de door haar aangegane overeenkomst nimmer zonder tekortkoming had kunnen nakomen. Zij beschikte niet over de benodigde financiële middelen. Ook overigens zou het onmogelijk zijn gebleken om, zoals overeengekomen, een demontabele noodopvang te realiseren, geplaatst op schroeffundering, makkelijk te demonteren, milieuvriendelijk en duurzaam voordelig. De door EcoVario voorgestane methodiek van schroeffundering was niet mogelijk gebleken. EcoVario had eerder bodemonderzoek moeten verrichten, waaruit dit zou zijn gebleken. EcoVario heeft ook nagelaten er voor te zorgen dat zij over de benodigde privaat- en publiekrechtelijke toestemming beschikte om op het beoogde terrein te mogen bouwen.
4.25.
De aldus door Inlia ingenomen stellingen, althans de daaraan ten grondslag liggende feiten, zijn door EcoVario voor het overgrote deel gemotiveerd betwist.
4.26.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe de door Inlia onder 1 gevorderde verklaring voor recht, zoals in haar petitum geformuleerd, moet worden gelezen. Inlia heeft de verschillende onderdelen van deze vordering (bedrog, wanprestatie en onrechtmatige daad) aan elkaar verbonden met het woord "alsmede". Dit roept de vraag op of hieruit afgeleid moet worden dat Inlia een verklaring voor recht vordert die (cumulatief) behelst dat er sprake is geweest van én bedrog, én onrechtmatige daad, én wanprestatie. De rechtbank verzoekt Inlia zich op dit punt nader uit te laten.
4.27.
De rechtbank wijst er in dit verband verder op dat Inlia aan haar vordering sub 1 een groot aantal, veelal feitelijke stellingen ten grondslag heeft gelegd. Het ligt, gelet op het gemotiveerde verweer van EcoVario, voor de hand dat de rechtbank over dit deel van de vorderingen pas zal kunnen oordelen nadat Inlia in de gelegenheid is gesteld nader bewijs te leveren ten aanzien van (de meeste van) die stellingen. Niet alleen zijn daar voor partijen de nodige kosten mee gemoeid, het zou ook betekenen dat het nog geruime tijd zal duren voordat in deze procedure een eindvonnis kan worden gewezen. De rechtbank veronderstelt daarbij dat het belang van Inlia bij haar vorderingen in reconventie voor een groot deel samenhangt met de uitkomst in conventie, die zij inmiddels kent. Met name in dit laatste ziet de rechtbank aanleiding om, alvorens een veelomvattende bewijsopdracht te geven, Inlia eerst nog in de gelegenheid te stellen desgewenst haar vordering onder 1 aan te passen, dan wel de (feitelijke) grondslag daarvan te beperken.
4.28.
De rechtbank zal de procedure naar de rol verwijzen voor het nemen van een akte door Inlia. In afwachting van die akte houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
houdt iedere beslissing aan,
in reconventie
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
1 april 2020voor het nemen van een akte door Inlia over hetgeen is vermeld onder ro. 4.26 en 4.27,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken, mr. M.A.B. Faber-Siermann en mr. C.S. Huizinga, en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 827