ECLI:NL:RBNNE:2020:2319
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering van drank- en horecavergunning wegens slecht levensgedrag
Op 2 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de burgemeester van Groningen. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van de weigering van een drank- en horecavergunning door de burgemeester. De burgemeester had de aanvraag van de verzoeker, die een horecabedrijf wilde uitoefenen in Groningen, afgewezen op basis van het argument dat de verzoeker van slecht levensgedrag is. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 29 juni 2020 is de verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en een andere vertegenwoordiger. De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindend is. De voorzieningenrechter heeft de afwijzing van de vergunning beoordeeld aan de hand van de Drank- en Horecawet (DHW), waarbij werd gekeken naar de eisen die aan leidinggevenden van horecabedrijven worden gesteld.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester voldoende onderbouwing had gegeven voor de weigering van de vergunning, gezien het terugkerende patroon van onverantwoordelijk gedrag van de verzoeker, waaronder alcoholgebruik in het verkeer en geweld. De verzoeker had in het verleden meerdere veroordelingen voor misdrijven, waaronder huiselijk geweld en verkeersdelicten. Ondanks de argumenten van de verzoeker, waaronder een verbeterde verstandhouding met een eerdere aangifte en zijn werk in de horeca in Hoogeveen, oordeelde de voorzieningenrechter dat deze omstandigheden niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.