Op 4 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door de verzoeker, die strafrechtelijk werd vervolgd voor deelname aan een criminele organisatie. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op het feit dat de rechtbank had besloten om een getuige niet opnieuw te horen, wat volgens de verzoeker zou leiden tot een schending van zijn recht op een eerlijk proces. De rechtbank had eerder op 11 februari 2020 een getuige gehoord, maar het verhoor was niet afgerond. De verzoeker had op 19 mei 2020 een nieuwe zitting aangevraagd om de getuige opnieuw te horen, maar de rechtbank weigerde dit verzoek. De rechters gaven aan dat de getuige zich meerdere keren op zijn verschoningsrecht had beroepen en dat het niet aan de getuige was om te bepalen hoe het verhoor diende plaats te vinden.
De rechtbank overwoog dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden nodig zijn om dit vermoeden te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek om de getuige opnieuw te horen geen grond voor wraking kon zijn, omdat de motivering van de rechters niet getuigde van vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat de beslissing om het getuigenverhoor niet te heropenen goed onderbouwd was en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd de procedure in de hoofdzaak voortgezet.