ECLI:NL:RBNNE:2020:2027

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
18/730235-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van hennepgerelateerde voorwerpen, het telen van hennep en diefstal van elektriciteit en water

Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen bestemd voor beroepsmatige hennepteelt, het telen van hennep en diefstal van elektriciteit en water. De verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden, werd bijgestaan door advocaat mr. C.C. Polat, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 2013 tot en met 2019 in verschillende panden in Langezwaag en Oosterwolde betrokken was bij illegale hennepteelt en het illegaal aftappen van elektriciteit en water. De rechtbank achtte de gevangenisstraf van negen maanden passend, gezien de ernst van de feiten en het gevaar dat de illegale elektriciteitsvoorziening met zich meebracht. De verdachte had geen openheid van zaken gegeven over zijn rol en de rechtbank vond het feit dat hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten verergerend. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vordering van [benadeelde partij 1] tot schadevergoeding werd toegewezen, terwijl de vordering van [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank gelastte tevens de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van twee maanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730235-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/197114-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 juni 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 mei 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2019 (tot en met 30 oktober 2019) te Langezwaag, in elk geval in de gemeente Opsterland, in een pand gelegen aan of bij de/het [straatnaam] , stoffen en/of voorwerpen heeft bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten meerdere, althans een, assimilatielamp(en) en/of armatu(u)r(en) en/of schakelbord en/of transformator(en) en/of koolstoffilter en/of aircleaner en/of slakkenhuis en/of opticlimate en/of hotbox en/of kachel(s) en/of temperatuurventilatieregelaar en/of water-, beluchting- en dompelpomp(en) en/of verwarmingselement en/of groeimiddel(en) en/of hygro-ph/ec en thermometer(s) en/of knipbenodigdheden en/of weegschaal (zijnde voorwerpen en/of materialen en/of stoffen en/of een of meer (andere) benodigdheden geschikt en/of bestemd voor het kweken van hennep), dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens
voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 28 februari 2019, in elk geval in het jaar 2019 (tot en met 28 februari 2019) te Oosterwolde, in elk geval in de gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 324, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 28 februari 2019, althans in het jaar 2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar 2019 (tot en met 28 februari 2019) te Oosterwolde tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een elektriciteitswerk, te weten een zogenaamde elektrische installatie voor de stroomvoorziening in een unit/loods, althans een gebouw, aan de [straatnaam] (alwaar op 28 februari 2019 een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen) heeft vernield en/of beschadigd en/of een stoornis in de gang en/of in de werking van die elektrische installatie en/of voor die stroomvoorziening heeft veroorzaakt en/of een ten opzichte van die elektrische installatie en/of die stroomvoorziening, genomen veiligheidsmaatregel(en) heeft verijdeld, zodanig dat daardoor gemeen gevaar voor brand in die unit/loods, althans dat gebouw en/of in een of meer belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 28 februari 2019, althans in het jaar 2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar 2019 (tot en met 28 februari 2019) te Oosterwolde, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk
en wederrechtelijk een elektriciteitswerk, te weten een zogenaamde elektrische installatie voor de stroomvoorziening in een unit/loods, althans een gebouw, aan de [straatnaam] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [benadeelde partij 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2013 tot en met 30 oktober 2019, althans in het jaar 2013 en/of het jaar 2014 en/of het jaar 2015 en/of het jaar 2016 en/of het jaar 2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar 2019 (tot en met 30 oktober 2019) te Langezwaag, in elk geval in de gemeente Opsterland, en/of te Oosterwolde, in elk geval in de gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
A.
(in of omstreeks de periode van 1 december 2013 tot en met 30 oktober 2019, althans in het jaar 2013 en/of het jaar 2014 en/of het jaar 2015 en/of het jaar 2016 en/of het jaar 2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar 2019 (tot en met 30 oktober 2019) te of bij Langezwaag, in elk geval in de gemeente Opsterland in/uit een pand gelegen aan of bij de/het [straatnaam] en/of
B.
(in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 28 februari 2019, althans in het jaar 2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar 2019 (tot en met 28 februari 2019) te Oosterwolde, in elk geval in de gemeente Ooststellingwerf, in/uit een pand gelegen aan of bij de [straatnaam] ,
(telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) elektrische energie, in elk geval (telkens) enig goed, dat (telkens) geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten (telkens) aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen elektrische energie (telkens) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2013 tot en met 30 oktober 2019, althans in het jaar 2013 en/of het jaar 2014 en/of het jaar 2015 en/of het jaar 2016 en/of het jaar 2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar 2019 (tot en met 30 oktober 2019) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
A.
(in of omstreeks de periode van 1 december 2013 tot en met 30 oktober 2019) te Langezwaag, in elk geval in de gemeente Opsterland, en/of te Oosterwolde, in elk geval in de gemeente Ooststellingwerf, in/uit een pand gelegen aan of bij de/het [straatnaam] en/of
B.
(in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 28 februari 2019, althans in het jaar 2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar 2019 (tot en met 28 februari 2019) te Oosterwolde, in elk geval in de gemeente Ooststellingwerf, in/uit een pand gelegen aan of bij de [straatnaam]
(telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) water, in elk geval (tekens) enig goed, dat (telkens) geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten (telkens) aan [benadeelde partij 2] , in elk geval (telkens) aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en/of (telkens) een watermeter, in elk geval (telkens) enig goed, dat (telkens) geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten (telkens) aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of (telkens) dat weg te nemen water en/of die watermeter onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht (telkens) door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2013 tot en met 30 oktober 2019, althans in het jaar 2013 en/of het jaar 2014 en/of het jaar 2015 en/of het jaar 2016 en/of het jaar 2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar 2019 (tot en met 30 oktober 2019) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A. (in of omstreeks de periode van 1 december 2013 tot en met 30 oktober 2019) te Langezwaag, in elk geval in de gemeente Opsterland, in een pand gelegen aan of bij de/het [straatnaam] en/of
B. (in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 28 februari 2019, althans in het jaar 2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar 2019 (tot en met 28 februari 2019) te Oosterwolde, in elk geval in de gemeente Ooststellingwerf, in een pand gelegen aan of bij de [straatnaam]
opzettelijk en wederrechtelijk een watermeter en/of een waterleiding, in elk geval (telkens) enig goed, dat (telkens) geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten (telkens) aan [benadeelde partij 2] toebehoorde, (telkens) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1., 2., 3. primair, 4A., 4B., 5A. primair en 5B. primair. Hij heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 2. is er geen sprake van medeplegen.
Ten aanzien van feit 3. primair kan bewezen worden dat de elektriciteitsvoorziening is vernield, beschadigd en dat aanpassingen zijn verricht waardoor gevaar voor brand en overig gevaar te duchten was.
Ten aanzien van feiten 4A. en 5A. primair kan een bewezenverklaring volgen voor de periode vanaf medio 2019 en ten aanzien van feiten 4B. en 5B. primair voor de periode vanaf 2017.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1. is verdachte nimmer, dan wel onvoldoende in Nederland geweest om een kwekerij te runnen of voorbereidingshandelingen te treffen voor het beginnen van een kwekerij. Verdachte kan daarom niet als pleger van dit feit worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van feiten 2. tot en met 5. kan de rol van verdachte slechts als medeplichtige worden gezien en kan hij niet als pleger of medepleger worden gekwalificeerd. De Hoge Raad heeft in het arrest van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 overwogen dat indien enkel medeplegen en niet ook medeplichtigheid is tenlastegelegd de rechter moet vrijspreken, ook al staat vast dat verdachte medeplichtig was aan het feit. De raadsman heeft daarbij ook verwezen naar het arrest van Gerechtshof Den Bosch van 7 februari 2018, parketnummer 20/001671-17.
Van het onder feit 2. ten laste gelegde medeplegen van het runnen van de kwekerij is geen sprake, noch van medeplichtigheid daaraan. Onder verwijzing naar het vonnis van Rechtbank Roermond van 30 mei 2012, LJN BW6751, betreffende een soortgelijke zaak, waarin de rechtbank tot het oordeel kwam dat de verdachte geen beschikkingsmacht had over de kwekerij, heeft de raadsman voorts bepleit dat ook vrijspraak moet volgen van het aanwezig hebben van de kwekerij.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat ten aanzien van feit 2. hooguit een bewezenverklaring kan volgen voor het aanwezig hebben.
Ten aanzien van feiten 4. en 5. heeft de raadsman gesteld dat de wetenschap van de hennepkwekerij en het aanwezig hebben van hennep onvoldoende is voor een bewezenverklaring van diefstal van stroom en water. Ten aanzien van de diefstal van stroom en water in de woning aan het [straatnaam] kan niet bewezen worden dat daar is geteeld en dus ook niet dat er sprake is van diefstal van energie en water. Subsidiair, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de raadsman bepleit dat de bewezenverklaarde periode dient te worden beperkt tot het jaar 2019.
Oordeel van de rechtbank
Algemene overwegingen rechtbank
Verdachte heeft bij de politie, alsook ter terechtzitting verklaard over een onbekend gebleven persoon die verdachte steeds heeft aangeduid als "meneer X". De rechtbank zal deze persoon aldus aanduiden. Meneer X zou verdachte hebben gevraagd om een loods te huren aan de [straatnaam] in Oosterwolde en om samen een hennepkwekerij op te starten in Meppel. In 2019 is verdachte veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij deze hennepkwekerij. Meneer X zou verdachte verantwoordelijk houden voor het oprollen van de hennepkwekerij. Om de schuld die hierdoor was ontstaan in te lossen zou verdachte in 2017 door meneer X onder druk zijn gezet om de loods aan de [straatnaam] in Oosterwolde vanaf dat moment ter beschikking te stellen voor een volgende hennepkwekerij. Voor het betalen van de loods zou verdachte zijn bankpas van de ING vanaf december 2013 aan meneer X hebben afgegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij praktisch nooit in de loods in Oosterwolde kwam en dat hij daar enkel één keer in de drie maanden is geweest om het geld dat hij voor het huren van de loods kreeg van meneer X te ontvangen, alsmede voor de verlengingen van het huurcontract. Na de brand in de loods aan de [straatnaam] heeft verdachte van meneer X moeten accepteren dat hij ook in zijn woning aan het [straatnaam] te Langezwaag een hennepkwekerij zou opzetten. Uit angst zou verdachte de sleutel van de woning aan hem hebben afgegeven.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij vanaf eind 2017 tot het moment van zijn aanhouding grotendeels in het buitenland heeft verbleven.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat het voorkomt dat verdachten in opdracht van anderen de productie van drugs faciliteren door bijvoorbeeld ruimten ter beschikbaar te stellen, alsook dat verdachten uit angst voor represailles niet over opdrachtgevers durven te verklaren. De rechtbank acht de verklaring van verdachte over meneer X echter niet aannemelijk. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft niets willen verklaren over de identiteit van meneer X. De door verdachte gestelde angst voor represailles van meneer X strookt niet met zijn opmerking tijdens het verhoor bij de politie op 3 februari 2020 "Als ik weer problemen krijg met meneer X meldt ik het gewoon bij de politie. Ik ben er klaar mee en laat mij niet meer manipuleren." Het ontgaat de rechtbank waarom de onderhavige situatie van verdachte geen aanleiding zou zijn om meneer X te melden bij de politie. Het is de rechtbank voorts opgevallen dat verdachte telkens heeft verklaard over meneer X, terwijl hij ter terechtzitting ook heeft gesproken over 'deze heren', hetgeen duidt op meerdere personen. Dit maakt de verklaring van verdachte inconsistent. Evenals de officier van justitie ziet de rechtbank in het dossier bovendien geen enkele aanwijzing voor het daadwerkelijk bestaan van meneer X. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat [getuige 1] , de verhuurder van de loods aan de [straatnaam] in Oosterwolde en tevens eigenaar van het bedrijf in de aangrenzende loods, nooit andere personen dan verdachte bij de loods heeft gezien. Dat past niet bij de rolverdeling tussen verdachte en meneer X, zoals verdachte deze schetst.
Het is de rechtbank opgevallen dat verdachte niet eerder met zijn verklaring over meneer X is gekomen, dan nadat hij kennis had genomen van het dossier. Daarnaast overweegt de rechtbank dat niet alle onduidelijkheden in het dossier met de betrokkenheid van meneer X verklaard zijn. Zo heeft verdachte niets willen verklaren over de contante stortingen op zijn rekeningen of over zijn ex-vriendin en haar verblijf in de woning in Langezwaag.
De verdediging heeft getracht het verhaal over meneer X te bekrachtigen door aan te voeren dat verdachte veelvuldig in het buitenland verbleef en dus feitelijk geen kwekerij kon onderhouden. De rechtbank vindt in het dossier geen steun voor de bewering van verdachte dat hij daadwerkelijk steeds in het buitenland heeft verbleven. Verdachte heeft meerdere keren verklaard dat hij zijn verblijf in het buitenland middels vliegtickets kan aantonen, maar heeft nagelaten dit bewijs te leveren. Slechts de verklaringen van de buren in Langezwaag dat zij verdachte niet veel zagen leveren een indicatie op dat verdachte daar niet continu verbleef. Verdachte heeft daar echter zelf een verklaring voor gegeven, namelijk dat hij regelmatig bij zijn moeder in Hilversum verbleef, alsook dat hij bij zijn zus stond ingeschreven. Bovendien is met betrekking tot het jaar 2019 gebleken dat de telefoon van verdachte veelvuldig zendmasten in Friesland heeft aangestraald, hetgeen een contra-indicatie is voor zijn verblijf in het buitenland.
Het hiervoor overwogene maakt dat de rechtbank de verklaring over meneer X als niet aannemelijk ter zijde schuift. Bij het beantwoorden van de vraag of en in hoeverre de beschikbare bewijsmiddelen kunnen bijdragen aan de bewezenverklaring van het ten laste gelegde heeft de rechtbank dan ook geen rekening gehouden met het door de verdachte geschetste alternatieve scenario.
Vrijspraak medeplegen
Ten aanzien van feiten 2., 3., 4. en 5. is verdachte ten laste gelegd dat hij deze feiten tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen niet dat er bij deze feiten sprake is geweest van medeplegen. De rechtbank acht het bij deze feiten ten laste gelegde medeplegen daarom niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 1.
1. De door verdachte ter zitting van 19 mei 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Van december 2013 tot november 2019 heb ik de woning aan het [straatnaam] te Langezwaag gehuurd. In de periodes dat mijn telefoon zendmasten heeft aangestraald verbleef ik in Langezwaag.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 18 januari 2020, opgenomen op pagina 265 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019064603 van 15 januari 2020, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Ter zake een verdenking van overtreding van de Opiumwet stelden wij op 30 oktober 2019 een onderzoek in op het adres [straatnaam] Langezwaag. Tijdens de doorzoeking werd er een ruimte gevonden welke ingericht was als een hennepkwekerij. De lampenkappen van de assimilatielampen hingen aan het plafond. De assimilatielampen lagen op de zolder, dat was boven de garage. Op die plaats hingen de voedingsblokken voor de assimilatielampen en -kappen ook. Nadat er een paar lampen in de kappen waren geplaatst en enkele schakelaars waren ingeschakeld stond de stroom op alle aanwezige apparatuur (hennepgerelateerd) welke in deze ruimte hing. De assimilatielampen begonnen te branden, de buisventilator en climatecontroll gingen aan. Alle aanwezige apparatuur was aangesloten op het stroomnet. Op de zolder hingen de voedingsblokken en schakelapparatuur voor de hennepkwekerij. In totaal hingen er in de kweekruimte 16 assimilatielampen. In de kweekruimte bevond zich l koolstoffilter. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
3. Een geschrift, inhoudende een ruimlijst hennep d.d. 30 oktober 2019, opgenomen op pagina 270 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Adres van inbeslagname: [straatnaam]
Plaats van inbeslagname: Langezwaag Datum: 30-10-2019
OMSCHRIJVING GOEDEREN
AANTAL
Ruimte A
Ruimte B
Armaturen
st
16
5 + 1
Assimilatielampen (aangesloten)
st
4
Assimilatielampen (niet aangesloten)
st
15
2
Schakelborden
st
1
Transformator - koper
st
18
2
Koolstoffilters
st
1
1
Aircleaners
st
1
Luchtafzuigers
st
2
Slakkenhuizen
st
1
3
Opticlimates
st
1
Hotbox - metaal
st
1
Kachels - metaal
st
3
Temperatuurventilatieregelaar
st
1
Water-, beluchting- en dompelpomp
st
2+1
Verwarmingselement
1
Groeimiddelen
cans
6
Hygro-ph/ec en thermometer
st
2
1
Knipbenodigheden
st
2 + 4
1
Weegschaal
st
1
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2019, opgenomen op pagina 258 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 30 oktober 2019 omstreeks 09:45 uur bevonden wij verbalisanten, in burgerkleding gekleed, ons achter een woning aan de [straatnaam] te Langezwaag. lk verbalisant vroeg aan de persoon wat zijn naam was waarop hij antwoorde dat zijn naam [verdachte] was. lk verbalisant vroeg aan de verdachte of hij in zijn woning drugs had. Hierop antwoorde de verdachte dat hij geen drugs in zijn woning had, en in de garage zouden wij iets aantreffen wat niet groeide.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 16 juli 2019, opgenomen op pagina 233 van voornoemd dossier, in de map 'Vorderingen', inhoudend als relaas van verbalisant:
In het onderzoek is onderzoek uitgevoerd naar mastgegevens van de telefoon van verdachte. Uit de aangeleverde gegevens bleek dat de telefoon [telefoonnummer] , in de periode van 1 januari 2019 tot en met 21 mei 2019, meerdere malen de telefoonmasten in Luxwoude en Oranjewoud had aangestraald tijdens een telefoongesprek of verzenden bericht. De zendmast in Luxwoude werd op 7,8,15,21,22,29,30 en 31 januari, 1,18,20,21,22,25,26 februari, 25, 28, 29 maart, 01,27,28,29 april, 2,3,6 mei 2019 aangestraald. De zendmast Oranjewoud werd op, 4,10,14 januari, 1,19,20,21,23,25 februari, 25 en 26 maart 2019 aangestraald. De telefoon van verdachte [telefoonnummer] heeft verder in Nederland meerdere zendmasten aangestraald.
Verdachte: [verdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 juli 2019, opgenomen op pagina 251 van voornoemd dossier, in de map 'Vorderingen', inhoudend als relaas van verbalisant:
Uit de aangeleverde gegevens bleek dat de telefoon [telefoonnummer] , in de periode van 22 mei 2019 tot en met 3 juli 2019, meerdere malen de telefoonmasten in Luxwoude en Oranjewoud had aangestraald tijdens een telefoongesprek of verzenden bericht. De zendmast in Luxwoude werd op, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31 mei, 1, 2, 3, 16, 18, 25, 26, 29, 30 juni, aangestraald. De zendmast Oranjewoud werd op, 26, 27, 28, 29, 30, 31 mei, 1, 2, 3, 16, 17, 18, 25, 26, 27, 29 juni, 2019 aangestraald.
De telefoon van verdachte [telefoonnummer] heeft verder in Nederland meerdere zendmasten aangestraald.
Verdachte: [verdachte] .
Bewijsoverweging rechtbank ten aanzien van feit 1.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de garage van de woning aan het [straatnaam] te Langezwaag diverse hennep gerelateerde goederen zijn aangetroffen.
Artikel 11a van de Opiumwet stelt -voor zover hier van belang- iemand strafbaar die stoffen en/of voorwerpen, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat deze bestemd zijn tot het plegen van hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, zoals bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet en/of tot het plegen van grootschalige hennepteelt, zoals bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet, (onder meer) voorhanden heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de in de tenlastelegging genoemde stoffen en voorwerpen gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, geschikt en bestemd zijn voor beroepsmatige hennepteelt en dat verdachte wist van die bestemming. De aangetroffen goederen, waaronder assimilatielampen, armaturen, transformatoren, koolstoffilter, aircleaner, slakkenhuis, water-, lucht- en dompelpompen, groeimiddelen, hygro-ph/ec en knipbenodigdheden, zijn naar hun aard en/of functie geschikt voor het beroepsmatig telen van hennep.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte wetenschap had van de beroepsmatige bestemming van de hennepkwekerij. Hij heeft immers verklaard dat hij wist van de aanwezigheid van de goederen. Verdachte erkent dat hij de huurder van deze woning was en heeft tevens verklaard dat hij, op de momenten dat zijn telefoon zendmasten in Luxwoude en Oranjewoud heeft aangestraald, in Langezwaag verbleef. De telefoon van verdachte heeft deze zendmasten vanaf januari 2019 veelvuldig aangestraald. Uit de bewijsmiddelen volgt tevens dat de kwekerij met minimale ingrepen operationeel kon worden gemaakt. Zo bleek immers dat, na het plaatsen van lampen in de kappen en het inschakelen van enkele schakelaars, er stroom stond op alle aanwezige hennep gerelateerde apparatuur.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte in het jaar 2019, tot en met 30 oktober 2019 in de woning aan het [straatnaam] te Langezwaag diverse stoffen en voorwerpen voorhanden heeft gehad die geschikt en bestemd waren tot het plegen van hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Ten aanzien van feit 2.
1. De door verdachte ter zitting van 19 mei 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Sinds december 2013 heb ik de loods aan de [straatnaam] te Oosterwolde gehuurd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 7 maart 2019, opgenomen op pagina 146 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019064603 van 15 januari 2020, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 28 februari 2019 stelden wij een onderzoek in op het adres de [straatnaam] , Oosterwolde.
Kweekruimte 1
De kweekruimte A was opgedeeld in twee verhogingen, voor de hennepplanten en een middenpad om de hennepplanten te kunnen verzorgen. In totaal stonden er 324 hennepstekken. De gemiddelde hoogte de hennepstek was ongeveer 15 cm.
Kweekruimte 2
Deze ruimte was ingericht als hennepkwekerij. In deze ruimte was de elektrische voorziening in gebouwd. Het watervat was buiten de ruimte B geplaatst. In de ruimte stonden schragen waarop plasticbakken lagen waar de slabs in konden worden gelegd. Er waren twee rijen met schragen met plasticbakken opgesteld en de andere stonden opgestapeld. In totaal hingen er in de kweekruimte 23 assimilatielampen. Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. In de kweekruimte B waren vier rijen assimilatielampen opgehangen. In de volledige opstelling vier rijen met schragen met daarop plasticbakken.
Wij verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Wij, verbalisanten, constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek van 18 mei 2019, opgenomen op pagina 205 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 1 maart 2019 om 10:00 uur kwam ik, naar aanleiding van een brand in een loods en de ontdekking van een hennepkwekerij, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] Oosterwolde Fr. In een vuilniszak welke aan de voorzijde van de trailer stond zaten een vijftal handschoenen. Het betroffen hier een 3-tal werk handschoenen (SIN AALH4253NL) en twee huishoudhandschoenen (SIN AALH4254NL). De handschoenen werden door mij veiliggesteld en verpakt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab van 14 maart 2019, opgenomen op pagina 212 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Een forensisch onderzoek verricht naar sporen aan onderstaande sporendragers.
Sporendragers
Goednummer : PL0100-2019052297-1111887
SIN : AALH4254NL
Object : Handschoen
Aantal/eenheid : 2 stuks
Goednummer : PL0100-2019052297-1111884
SIN : AALH4253NL
Object : Handschoen
Aantal/eenheid : 3 stuks
Onderzoek handschoen met SIN AALH4254NL
Frank Beumer heeft de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAMO7013NL en AAMO7014NL en verzegeld.
Onderzoek handschoen mat SIN AALH4253NL
Frank Beumer heeft de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAMO7015NL, AAMO7016NL en AAMO7017NL en verzegeld.
5. Een geschrift, inhoudende een rapport van het NFI d.d. 9 oktober 2019, opgenomen op pagina 233 e.v. van voornoemd dossier, onder meer inhoudend:
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 28 februari 2019, opgenomen op pagina 238 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
A: Ik heb een loods, welke is gelegen aan de [straatnaam] te Oosterwolde. De unit heb ik verhuurd aan [verdachte] .
Bewijsoverwegingen rechtbank ten aanzien van feit 2.
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die in de periode van 1 januari 2019 tot en met 28 februari 2019 opzettelijk 324 hennepplanten heeft geteeld in een pand aan de [straatnaam] te Oosterwolde.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de 324 aangetroffen hennepplanten hennepstekken betroffen, die nog niet waren uitgezet. Uit de Kamerstukken II 1996/97, 25 325, 3 blijkt dat met het telen van hennep in de zin van de Opiumwet wordt bedoeld het gehele productieproces vanaf het laten groeien van hennepplanten of -stekken tot en met de verkoop en aflevering van het eindproces. De Hoge Raad heeft in het arrest van 11 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1292, geoordeeld dat de opvatting dat slechts sprake is van 'telen' als bedoeld in artikel 3, onder B, van de Opiumwet, indien het gehele productieproces vanaf het laten groeien van de hennepplanten of -stekken tot en met de verkoop en aflevering van het eindproduct is voltooid, onjuist is. Op grond hiervan komt de rechtbank tot het oordeel dat in de onderhavige zaak sprake is van het telen van hennep, nu de stekken klaar stonden om verder te groeien tot oogstrijpe hennepplanten en daarmee het productieproces was aangevangen.
Ten aanzien van feit 3. primair
1. De door verdachte ter zitting van 19 mei 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Sinds december 2013 heb ik de loods aan de [straatnaam] te Oosterwolde gehuurd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 maart 2019, opgenomen op pagina 130 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019064603 van 15 januari 2020, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 28 februari 2019 ontvingen wij een melding om te gaan naar een brand in een loods aan de [straatnaam] Oosterwolde Fr. Vlak nadat de brand geblust werd, werd door de bevelvoerder van de brandweer, de politie in kennis gesteld van het feit dat er in de loods een trailer stond waar in een hennepkwekerij aanwezig was. Ik hoorde [getuige 1] zeggen dat hij een ondertekende huurovereenkomst had met een man genaamd [verdachte] . Op 28 februari 2019 omstreeks 10:45 uur was de [benadeelde partij 1] en energie fraude expert [naam 1] ter plaatse. Door de expert werd vastgesteld, dat de stroom op illegale en onveilige wijze was afgenomen. Op 28 februari 2019 aan het eind van de middag is de betrokken loods door de politie afgesloten en gebarricadeerd voor ander brand- en sporenonderzoek. Doordat de brand op genoemd tijdstip is ontstaan en ontdekt en niet midden in de nacht, zijn de kwekerij in de trailer en de genoemde droog ruimte intact gebleven. Verder was het ook niet onwaarschijnlijk geweest, dat de naastgelegen gebouwen en bedrijven bij een nachtelijke brand een ernstig gevaar hadden gelopen op brand met een totale vernietiging van de gebouwen met inhoud. Zogenaamd gemeen gevaar was te verwachten.
3. Een geschrift, inhoudende een aangifte door [benadeelde partij 1] d.d. 12 maart 2019, opgenomen op pagina 154 e.v. van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Pleegplaats: Oosterwolde
Adres: de [straatnaam]
[benadeelde partij 1] heeft vanaf 13 augustus 2015 met een persoon/bedrijf genaamd [verdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar bovengenoemd perceel. Op verzoek van de politie te Oosterwolde is op 26 februari 2019 door fraudespecialist M04 van [benadeelde partij 1] , een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting die eigendom is van [benadeelde partij 1] en die zich bevindt in bovengenoemd perceel. De fraudespecialist M04 constateerde op 26 februari 2019 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan:
Nadat hij het deksel van de aansluitkast had verwijderd, zag hij dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Contractueel hoort er 3 x 25 amp. in te zitten. Hij zag dat er nu zekeringen met een waarde van 3 x 50 amp. geplaatst waren. De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat er sprake was van een handelwijze waarbij niet is voldaan aan de norm NEN 1010. Deze norm beschrijft de minimale voorschriften waaraan een elektrische installatie moet voldoen om de veiligheid te kunnen waarborgen. Het gevolg van de handelwijze is dat er gevaar voor goederen te duchten is geweest.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 28 februari 2019, opgenomen op pagina 238 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
A: Ik heb een loods, welke is gelegen aan de [straatnaam] te Oosterwolde. De unit heb ik verhuurd aan [verdachte] . Deze unit heeft een eigen ingang, stroom en watermeter. Ik ben medio herfst 2017 voor het laatst in mijn verhuurde loods geweest. Toen, medio 2017, heb ik in mijn loods geen wand/afgesloten ruimte gezien.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 7 maart 2019, opgenomen op pagina 241 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
V: Ben jij werkzaam bij de brandweer in Ooststellingwerf?
A: Ja. Wij kwamen aan op de [straatnaam] te Oosterwolde.
V: Was er tijdens jullie blussen ook stroom in het pand. Wat kan jij daarover verklaren?
A: Ja, dat was er wel. Het licht in de achterste ruimte brandde nog. Ik ben naar de meter gelopen en heb de schakelaars om gegooid zodat er geen stroom meer in het pand was. Ik zag dat de stroom illegaal werd afgetapt.
V: Was er een gevaar voor de loods en de aanliggende loodsen?
A: Absoluut. Honderd procent.
V: Wat was er volgens jou gebeurd als deze brand in de nachtelijke uren was ontstaan?
A: Dan waren de aanliggende panden platgebrand.
Bewijsoverwegingen rechtbank ten aanzien van feit 3. primair
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk ten opzichte van de elektrische installatie voor de stroomvoorziening genomen veiligheidsmaatregelen in de loods aan de [straatnaam] te Oosterwolde heeft verijdeld, waardoor onder meer gemeen gevaar voor brand in die loods, althans dat gebouw en in belendende percelen te duchten was, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat het aftappen van elektriciteit buiten de elektriciteitsmeter om meebrengt dat de veiligheidsmaatregelen die normaliter in de meterkast aanwezig zijn - zoals zekeringen en/of aardlekschakelaars- worden omzeild en dat daardoor brand kan ontstaan. Dat verdachte voor deze aldus geneutraliseerde veiligheidsmaatregelen geen alternatieve veiligheidsmaatregelen had genomen blijkt onder meer uit het feit dat tijdens de brand de lichten in de loods nog aan stonden. De brandweer heeft de schakelaars uit moeten zetten om erger te voorkomen. Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat er sprake was van een gevaarlijke constructie, waarbij er zekeringen waren geplaatst met een waarde een keer zo hoog als contractueel vastgelegd. Ten aanzien van het gevaar overweegt de rechtbank dat de loods vast zat aan een grotere loods en dat de brand, als deze niet op tijd was ontdekt, makkelijk had kunnen overslaan op deze loods en een of meer belendende percelen.
Met betrekking tot de bewezenverklaarde periode heeft de rechtbank met betrekking tot het begin van de periode acht geslagen op de verklaring van getuige [getuige 1] , verhuurder van de loods, die heeft verklaard dat hij medio herfst 2017 nog geen wand in de loods heeft gezien. Op grond van deze verklaring acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte met dit feit reeds voor de herfst van 2017 was begonnen.
Ten aanzien van feiten 4A. en 5A. primair
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 19 mei 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Van december 2013 tot november 2019 heb ik de woning aan het [straatnaam] te Langezwaag gehuurd. In de periodes dat mijn telefoon zendmasten heeft aangestraald verbleef ik in Langezwaag.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 18 januari 2020, opgenomen op pagina 265 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019064603 van 15 januari 2020, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Ter zake een verdenking van overtreding van de Opiumwet stelden wij op 30 oktober 2019 een onderzoek in op het adres [straatnaam] Langezwaag. Er werden geen hennepplanten aangetroffen. Wel werden er op de droognetten sporen van hennepresten aangetroffen. Tijdens de doorzoeking werd er een ruimte gevonden welke ingericht was als een hennepkwekerij. Alle aanwezige apparatuur was aangesloten op het stroomnet. De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door [naam 1] , fraude-inspecteur bij de netwerkbeheerder [benadeelde partij 1] , in aanwezigheid van ons, verbalisanten. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat de zegels van het deksel van de stroommeter verwijderd waren. Ik zag dat de hoofdzekeringen verzwaard waren van 3 x 25 watt naar drie keer 35 watt. Ik zag dat er een illegale aansluiting op het net was voor de meter. De watermeter was weggenomen en vervangen door een stuk koperen buis.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 november 2019, opgenomen op pagina 307 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Ik wil aangifte doen van vernieling van de watermeter en stroominstallatie in mijn verhuurde woning [straatnaam] te Langezwaag. Ik heb deze woning in december 2013 verhuurd aan [verdachte] .
V: Wanneer ben jij voor het laatst bij je woning in Langezwaag geweest?
A: Dat was in februari 2019. Toen was [verdachte] daar alleen.
4. Een geschrift, inhoudende een aangifte door [benadeelde partij 1] d.d. 16 januari 2020, opgenomen op pagina 331 van voornoemd dossier, onder meer inhoudend:
Pleegplaats: Langezwaag
Adres: [straatnaam]
[benadeelde partij 1] . heeft vanaf 25 december 2013 met een persoon/bedrijf genaamd D. [verdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar bovengenoemd perceel. Op verzoek van de politie te Heerenveen is op 30 oktober 2019 door fraudespecialist M04 van [benadeelde partij 1] , een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting die eigendom is van [benadeelde partij 1] en die zich bevindt in bovengenoemd perceel. De fraudespecialist M04 constateerde op 30 oktober 2019 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan:
De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken. Nadat hij het deksel van de aansluitkast had verwijderd, zag hij dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Contractueel hoort er contractwaarde 3 x 25 amp. in te zitten. Hij zag dat er nu zekeringen met een waarde van 3 x 35 amp. aangetroffen zekeringen geplaatst waren. Door voorstaande werd schade en hinder veroorzaakt aan [benadeelde partij 1] , omdat de juiste tarievenregeling niet kon worden toegepast.
Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 16 juli 2019, opgenomen op pagina 233 van voornoemd dossier, in de map 'Vorderingen', inhoudend als relaas van verbalisant:
In het verdere onderzoek is onderzoek uitgevoerd naar mastgegevens van de telefoon van verdachte.
Uit de aangeleverde gegevens bleek dat de telefoon [telefoonnummer] , in de periode van 1 januari 2019 tot en met 21 mei 2019, meerdere malen de telefoonmasten in Luxwoude en Oranjewoud had aangestraald tijdens een telefoongesprek of verzenden bericht. De zendmast in Luxwoude werd op, 07,08,15,21,22,29,30 en 31 januari, 01,18,20,21,22,25,26 februari, 25, 28, 29 maart, 01,27,28,29 april, 2,3,6 mei 2019 aangestraald. De zendmast Oranjewoud werd op, 04,10,14 januari, 01,19,20,21,23,25 februari, 25 en 26 maart 2019 aangestraald. De telefoon van verdachte [telefoonnummer] heeft verder in Nederland meerdere zendmasten aangestraald.
Verdachte: [verdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 juli 2019, opgenomen op pagina 251 van voornoemd dossier, in de map 'Vorderingen', inhoudend als relaas van verbalisant:
Uit de aangeleverde gegevens bleek dat de telefoon [telefoonnummer] , in de periode van 22 mei 2019 tot en met 3 juli 2019, meerdere malen de telefoonmasten in Luxwoude en Oranjewoud had aangestraald tijdens een telefoongesprek of verzenden bericht. De zendmast in Luxwoude werd op, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31 mei, 1, 2, 3, 16, 18, 25, 26, 29, 30 juni, aangestraald. De zendmast Oranjewoud werd op, 26, 27, 28, 29, 30, 31 mei, 1, 2, 3, 16, 17, 18, 25, 26, 27, 29 juni, 2019 aangestraald.
De telefoon van verdachte [telefoonnummer] heeft verder in Nederland meerdere zendmasten aangestraald.
Ten aanzien van feiten 4B. en 5B. primair
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 19 mei 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Sinds december 2013 heb ik de loods aan de [straatnaam] te Oosterwolde gehuurd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 7 maart 2019, opgenomen op pagina 146 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019064603 van 15 januari 2020, inhoudend als relaas van verbalisanten:
De unit [straatnaam] te Oosterwolde heeft een eigen ingang en nutsvoorzieningen. De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door Storingsmonteur, fraude-inspecteur bij de netwerkbeheerder [benadeelde partij 1] , in aanwezigheid van ons, verbalisanten. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. De hoofdzekeringen waren verzwaard. De originele zekeringen waren 3 keer 25 ampere, echter waren deze vervangen naar 3 keer 50 ampere. De stroomvoorziening was voor de meter weggenomen.
3. Een geschrift, inhoudende een aangifte door [benadeelde partij 1] d.d. 12 maart 2019, opgenomen op pagina 154 e.v. van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Pleegplaats: Oosterwolde
Adres: de [straatnaam]
[benadeelde partij 1] heeft vanaf 13 augustus 2015 met een persoon/bedrijf genaamd [verdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar bovengenoemd perceel. Op verzoek van de politie te Oosterwolde is op 26 februari 2019 door fraudespecialist M04 van [benadeelde partij 1] , een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting die eigendom is van [benadeelde partij 1] en die zich bevindt in bovengenoemd perceel. De fraudespecialist M04 constateerde op 26 februari 2019 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan:
De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken. Nadat hij het deksel van de aansluitkast had verwijderd, zag hij dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Hij zag namelijk dat er zwaardere hoofdzekeringen geplaatst waren. Contractueel hoort er 3 x 25 amp. in te zitten. Hij zag dat er nu zekeringen met een waarde van 3 x 50 amp. geplaatst waren. Door voorstaande werd schade en hinder veroorzaakt aan [benadeelde partij 1] , omdat de juiste tarievenregeling niet kon worden toegepast. Voorts was het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming met de installatie. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 april 2019, opgenomen op pagina 244 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Op l december 2013 heb ik aan [verdachte] een unit, welke is gelegen aan de [straatnaam] te Oosterwolde verhuurd voor 500 euro per maand. Ik hoorde van de politie dat de stroom werd gepikt voor de hennepkwekerij. Tevens hoorde ik van de politie dat de watermeter van de unit weg was. Ik zag later dat waar de watermeter hoort te zitten alleen een buisje zat.
V: Wie heb je allemaal gezien bij de unit?
A: Eigenlijk alleen [verdachte] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 18 januari 2020, opgenomen op pagina 265 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Ter zake een verdenking van overtreding van de Opiumwet stelden wij een onderzoek in op het adres [straatnaam] Langezwaag. De watermeter was weggenomen en vervangen door een stuk koperen buis. (dit was ook het geval in de loods [straatnaam] te Oosterwolde, aldaar was de watermeter ook verwijderd)
Bewijsoverwegingen rechtbank ten aanzien van feiten 4A., 4B., 5A. primair. en 5B. primair
Uit de bewijsmiddelen volgt dat zowel bij de loods in Oosterwolde als bij de woning in Langezwaag sprake was van een illegale elektriciteitsaansluiting. Ook waren in beide panden de watermeters weggenomen. Verdachte erkent dat hij huurder was van beide panden, maar ontkent dat hij de illegale aansluiting van de stroom heeft aangelegd en heeft verklaard dat hij hier ook niets van heeft gemerkt.
Ten aanzien van het wegnemen van elektriciteit en water in de woning in Langezwaag (feit 4A. en 5A.) heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een teelt, waardoor er ook geen sprake is geweest van het wegnemen van elektriciteit en water. De rechtbank volgt de raadsman daarin niet. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er aanwijzingen dat de kwekerij operationeel is geweest. Er zijn hennepresten aangetroffen en de kwekerij kon met minimale ingrepen, zie ook de overweging van de rechtbank ten aanzien van feit 1., weer in gebruik worden genomen. De rechtbank leidt hieruit af dat het niet anders kan dan dat er sprake is geweest van diefstal van stroom en water.
Ten aanzien van feiten 4A. en 5A. komt de rechtbank, evenals de raadsman, tot een bewezenverklaarde periode in het jaar 2019 tot en met 30 oktober 2019.
Ten aanzien van feiten 4B. primair en 5B. primair acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze feiten heeft gepleegd in de periode van 1 september 2017 tot en met 28 februari 2019. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de verklaring van getuige [getuige 1] , verhuurder van de loods, die heeft verklaard dat hij medio herfst 2017 nog geen wand in de loods heeft gezien. Hierdoor acht de rechtbank niet aannemelijk dat de verdachte voor die tijd het feit al had gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1., 2., 3. primair, 4A., 4B., 5A. primair en 5B. primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode omvattende het jaar 2019, tot en met 30 oktober 2019, te Langezwaag, in een pand gelegen aan het [straatnaam] , stoffen en voorwerpen heeft voorhanden gehad, te weten meerdere, althans een, assimilatielampen en armaturen en schakelbord en transformatoren en koolstoffilter en aircleaner en slakkenhuis en opticlimate en hotbox en kachels en temperatuurventilatieregelaar en water-, beluchting- en dompelpompen en verwarmingselement en groeimiddelen en hygro-ph/ec en thermometers en knipbenodigdheden en weegschaal, zijnde voorwerpen en materialen en stoffen geschikt en bestemd voor het kweken van hennep, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 28 februari 2019, te Oosterwolde, opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [straatnaam] , een hoeveelheid van 324 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3. primair
hij in de periode van 1 september 2017 tot en met 28 februari 2019, te Oosterwolde, opzettelijk een elektriciteitswerk, te weten een zogenaamde elektrische installatie voor de stroomvoorziening in een loods, aan de [straatnaam] , alwaar op 28 februari 2019 een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen, een ten opzichte van die elektrische installatie en/of die stroomvoorziening, genomen veiligheidsmaatregelen heeft verijdeld, zodanig dat daardoor gemeen gevaar voor brand in die loods, althans dat gebouw en in belendende percelen, te duchten was, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
4.
hij in de periode van 1 september 2017 tot en met 30 oktober 2019, te Langezwaag en te Oosterwolde,
A.
in het jaar 2019, tot en met 30 oktober 2019, te Langezwaag, in een pand gelegen aan het [straatnaam] en
B.
in de periode van 1 september 2017 tot en met 28 februari 2019, te Oosterwolde, in een pand gelegen aan de [straatnaam] ,
een hoeveelheid elektrische energie, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen elektrische energie onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
5.
hij in de periode van 1 september 2017 tot en met 30 oktober 2019,
A.
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 oktober 2019, te Langezwaag, in een pand gelegen aan het [straatnaam] , en
B.
in de periode van 1 september 2017 tot en met 28 februari 2019, te Oosterwolde, in een pand gelegen aan de [straatnaam] ,
een hoeveelheid water, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en een watermeter, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen water en die watermeter onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Stoffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
2. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
3. primair Opzettelijk een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
4A. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
4B. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
5A. primair Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
5B. primair Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1., 2., 3. primair, 4A., 4B., 5A. primair en 5B. primair. wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak. Indien de rechtbank tot een (gedeeltelijke) bewezenverklaring komt heeft de raadsman gepleit een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland d.d. 22 april 2020 en van Robur Advies d.d. 2 februari 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen die bestemd zijn voor beroepsmatige hennepteelt, het telen van hennep en diefstallen van stroom en water. Door de illegale wijze van aftappen van elektriciteit is een gevaarlijke situatie en brand ontstaan. Verdachte heeft ten aanzien van deze bewezenverklaarde feiten geen openheid van zaken gegeven. Het is een feit van algemene bekendheid dat illegale teelt van en de handel in hennep op hun beurt andere strafbare feiten generen en veel overlast veroorzaken in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd. Met de bewezenverklaarde diefstallen en de daarmee gepaard gaande beschadigingen van de elektrische installaties in de door verdachte gehuurde panden heeft verdachte bovendien laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. De brand heeft bovendien schade en overlast veroorzaakt voor de eigenaar van het door verdachte gehuurde pand. Voor dergelijke feiten dient een gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Daarnaast heeft de rechtbank bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat de proeftijd van een eerdere veroordeling van verdachte nog niet was verstreken. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich door deze voorwaardelijk opgelegde straf niet heeft laten weerhouden opnieuw meerdere strafbare feiten te plegen en van deze veroordeling kennelijk niets heeft geleerd. Te meer nu is gebleken dat verdachte zich op het moment van die eerdere veroordeling reeds bezig hield met de in deze zaak bewezenverklaarde feiten en daarmee na die eerdere veroordeling is doorgegaan.
Uit het reclasseringsrapport van 22 april 2020 blijkt dat de leefgebieden sociaalnetwerk, delicthouding en financiën delict gerelateerd zijn en een risico op recidive vormen. Verdachte heeft de reclassering laten weten dat hij open staat voor reclasseringstoezicht om hem te begeleiden om een leven zonder delicten op te bouwen en zijn attitude aangaande delictgedrag blijvend te veranderen. De reclassering heeft geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden.
Anders dan de reclassering ziet de rechtbank geen aanleiding om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank overweegt daartoe dat de recentelijk eerder opgelegde voorwaardelijke straf verdachte er niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal verdachte dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden passend en oplegging daarvan geboden.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Ten aanzien van feit 2.1. [getuige 1] , tot een bedrag van € 8.004,15 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de kosten voor de schade niet zijn onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde, is de vordering onvoldoende onderbouwd om daarover te kunnen oordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van feit 4A2. [benadeelde partij 1] , vertegenwoordigd door [naam 2] , tot een bedrag van € 2.356,86 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4A. bewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 25 januari 2019 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 februari 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 29 april 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd ten aanzien van deze vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een verlenging van de proeftijd.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1., 2., 3. primair, 4A., 4B., 5A. primair en 5B. primair heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 161bis en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2., 3. primair, 4A., 4B., 5A. primair en 5B. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het moment waarop de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelijk wordt aan de duur van de voorlopige hechtenis.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van feit 2.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[getuige 1]niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van feit 4A.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
2.356,86(zegge: tweeduizend driehonderdzesenvijftig euro en zesentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , te betalen een bedrag van € 2.356,86 (zegge: tweeduizend driehonderdzesenvijftig euro en zesentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 33 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2.356,86 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/197114-17:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 25 januari 2019, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. A. Nieuwenhuis en mr. K. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juni 2020.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.