ECLI:NL:HR:2017:1292

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
15/05258
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsklacht telen van hennepplanten en de uitleg van de Opiumwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van het telen van hennepplanten in de periode van 1 juli 2013 tot en met 16 juli 2013 in Dronten. De bewezenverklaring steunde op verschillende bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van de verdachte zelf. De verdachte had een hennepplantage ingericht in zijn woning en erkende dat hij de plantjes had gekocht en verzorgd. De verdediging voerde aan dat de teelt niet bewezen kon worden, omdat volgens de Memorie van Toelichting bij de Opiumwet de term 'telen' het gehele productieproces omvat, van het laten groeien van de planten tot de verkoop van het eindproduct. De Hoge Raad oordeelde echter dat de opvatting van de verdediging onjuist was. Het is niet noodzakelijk dat het gehele productieproces voltooid is om te spreken van 'telen' in de zin van de Opiumwet. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

11 juli 2017
Strafkamer
nr. S 15/05258
ABG/LN
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 30 oktober 2015, nummer 21/002060-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt onder verwijzing naar hetgeen de verdediging daaromtrent ter terechtzitting van het Hof heeft aangevoerd over de bewezenverklaring van het tenlastegelegde 'telen' van hennepplanten.
2.2.1.
Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 01 juli 2013 tot en met 16 juli 2013 in de gemeente Dronten opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [a-straat 1] een hoeveelheid van 50 hennep- planten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL2524-2013052577-6, d.d. 18 juli 2013 in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaren [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (bladzijden 100 en 101 van een dossier met BVH-nummer 2013052577) - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten, dan wel van een of meer hunner:
Op 18 juli 2013 gingen wij naar de woning aan [a-straat 1] te Dronten om de woning te doorzoeken. Op de eerste verdieping zagen wij in de badkamer een gele plastic zak liggen. In de zak zag ik, [verbalisant 3], aarde met hennepbladeren liggen. In het douchegedeelte zagen wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 3], bewateringsbuizen staan.
In de kamer naast de badkamer zagen wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 3], dat een aantal planken tegen de muur en tegen het plafond bevestigd waren. Op de planken aan de muur zagen wij dat er aarde lag. Aan de planken tegen het plafond waren katrolletjes bevestigd. Ons is ambtshalve bekend dat deze gebruikt worden om lampen aan te hangen voor een hennepplantage. Wij, verbalisanten, zagen dat er boven de deur een rond gat zat waar vermoedelijk een flexibele afzuigbuis zou hebben gezeten.
Wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 3], zagen dat er nog een kamer was. Ook in deze kamer waren planken tegen de muur bevestigd. Tegen het plafond waren ook planken met katrolletjes bevestigd. In de hoek stond een koolstoffilter. In een kast zagen wij een waterton staan en flexibele afzuigbuizen. Wij zagen dat er een rond gat boven de deur zat, waar vermoedelijk een flexibele afzuigbuis zou hebben gezeten.
In een volgende kamer zagen wij een koolstoffilter, slakkenhuis en ventilator staan. In een volgende kamer zagen wij dat in een kast aarde lag. Tegenover de kast lagen plantenbakken met grond erin. Op een kast zagen wij een bak met aarde liggen en onder die bak een droogrek. In de kast zagen wij flexibele afzuigbuizen.
In de kelderkast zag ik, [verbalisant 1], een stekbak staan. Het is mij ambtshalve bekend dat in deze stekbakken kleine hennepplantjes worden opgekweekt. In de tuin zag ik, [verbalisant 1], dat de tuin voor een groot deel was bedekt met potgrond/opkweekaarde. Deze was op een voormalig grasveld uitgestrooid. Ik zag dat er veel wortelgroei in de aarde aanwezig was. Her en der zag ik dat er tussen de aarde diverse plantendelen (stengels met daaraan wortels en omhuld met glaswol) lagen. Onder een zeil zag ik diverse rijen met opgestapelde potten staan.
2. een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL2527-2013052577-7, d.d. 18 juli 2013 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar (bladzijden 87 en 92 van een dossier met BVH-nummer 2013052577) zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van verdachte, afgelegd op 18 juli 2013:
Ik ben zelf de eigenaar van de hennepplantage die bij mij thuis is aangetroffen. Ik heb die plantage zelf ingericht. Ik ben via een growshop aan de plantjes gekomen. Ik heb ze ongeveer drie weken geleden gekocht. Ik heb ongeveer vijftig plantjes gekweekt. Ik heb de plantjes zelf betaald. De materialen heb ik bij '[A]' gekocht. Ik heb daar een paar keer materialen besteld, waaronder slangetjes, potjes en tangetjes. Ik had in etappes materialen gekocht waaronder ook lampen voor de hennepplantage. Ik had alles in etappes besteld. Ik weet dat het mij genoeg heeft gekost. In de plantage stonden de vijftig plantjes die ik gekocht had via de growshop. Ik heb ongeveer twee dagen geleden de plantjes geruimd. Ik denk dat ze vijftig centimeter hoog waren. Er hingen acht lampen in de kwekerij van 600 Watt per stuk.
3. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van het hof op 16 oktober 2015:
Ik blijf erbij dat ik op mijn adres, [a-straat 1] te Dronten, een hennepkwekerij heb gehad met vijftig planten en die kwekerij was al weg toen de politie kwam. Ik heb die vijftig hennepplanten ongeveer twee à tweeënhalve week verzorgd in mijn woning aan [a-straat 1] te Dronten."
2.2.3.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer het volgende in:
"Telen
De rechtbank heeft de teelt van hennep bewezenverklaard. De teelt kan echter op basis van het dossier niet bewezen worden.
Uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel Wijziging van de Opiumwet in verband met de invoering van een verhoogde strafmaat voor beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt blijkt namelijk dat met de 'teelt' wordt bedoeld het gehele productieproces vanaf het laten groeien van hennepplanten of - stekken tot en met de verkoop en aflevering van het eindproduct (Kamerstukken II 1996/1997, 25325, nr. 3, p. 1).
Wat betreft het groeiproces, de verkoop en de aflevering blijkt echter niets uit het dossier, en ook cliënt heeft hier niet over verklaard, zodat van een bewezenverklaring van teelt geen sprake kan zijn.
Conclusie
(...) Er dient een vrijspraak te volgen."
2.3.
Art. 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet luidt:
"Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
(...)
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren."
2.4.
Voor zover het middel berust op de opvatting dat slechts sprake is van 'telen' als bedoeld in art. 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet, indien het gehele productieproces vanaf het laten groeien van de hennepplanten of -stekken tot en met de verkoop en aflevering van het eindproduct is voltooid, faalt het. Die opvatting is onjuist.

3.Beoordeling van de middelen voor het overige

De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 juli 2017.