6.2.Een normale maatschappelijke ontwikkeling is een maatschappelijke ontwikkeling die in de lijn der verwachtingen ligt. Zo ligt het, gezien de demografische ontwikkelingen, veelal in de lijn der verwachtingen dat steden en dorpen uitbreiden en dat dit gebeurt in de nabijheid van reeds bestaande bebouwing. Een dergelijke duidelijke causale relatie is ten aanzien van de bescherming van een middeleeuwse verkavelingsstructuur niet vast te stellen. Of iets beschermingswaardig is hangt af van de algemeen geaccepteerde maatschappelijke opvattingen daarover. De bescherming van de middeleeuwse verkavelingsstructuur in dit deel van de gemeente Het Hogeland is, voor zover de rechtbank kan overzien, geen onderwerp geweest van een indringende maatschappelijke discussie en maakt geen deel uit van een algemeen maatschappelijk gevoelen. Stukken die het bestaan van een dergelijk gevoelen zouden kunnen onderbouwen heeft de rechtbank niet in het dossier aangetroffen.
Een andere mogelijkheid is dat de veranderende opvattingen over de beschermingswaardigheid zijn neergelegd in voor eiseres kenbare stukken waaruit kan worden afgeleid dat de verkavelingsstructuur in het gebied intussen als beschermingswaardig dient te worden aangemerkt. Het kan dan vervolgens een normale maatschappelijke ontwikkeling zijn dat die verkavelingsstructuur dan ook wordt beschermd. Het enkele feit dat in het voorafgaande bestemmingsplan ook reeds cultuurhistorische waarden werden beschermd biedt daarvoor geen afdoend aanknopingspunt nu daaruit niet valt af te leiden dat die bescherming ook zag op de middeleeuwse verkavelingsstructuur. Ook uit het feit dat het Besluit ruimtelijke ordening sinds 2012 voorschrijft dat het bevoegd gezag bij het opstellen van het bestemmingsplan daarbij voorschrijft op welke wijze met de cultuurhistorische waarden rekening is gehouden, volgt niet dat de gemeenteraad in deze tot het oordeel zou komen dat de middeleeuwse verkavelingsstructuur voor zover deze nog aanwezig is, beschermingswaardig zou zijn. Ook het POP, dat in deze context het betrokken gebied juist niet heeft aangewezen als beschermingswaardig maar het aangrenzende gebied wel, biedt daarvoor geen aanknopingspunt.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder met een verwijzing naar het rapport van Antea onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hier sprake is van een normale maatschappelijke ontwikkeling die een hoge aftrek op grond van het normaal maatschappelijk risico rechtvaardigt. De rechtbank merkt daarbij op dat nu de hoogte van de schade nog niet vaststaat verweerder zich nog een oordeel zal moeten vormen over de vraag of die schade onevenredig is in verhouding tot de waarde van de onroerende zaak of niet.
Nu verweerder het besluit ten aanzien van het normaal maatschappelijk risico onvoldoende heeft gemotiveerd treft ook deze beroepsgrond doel.
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder dient opnieuw op de bezwaren van eiseres te beslissen. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien nu het nieuwe door verweerder te nemen besluit op bezwaar nog nader onderzoek en een nadere afweging vereist.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.362,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 9 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2362,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.C.A. Hofman-Aupers, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 18 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is buiten staat
om de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: