ECLI:NL:RBNNE:2020:1343

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
18/730176-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor seksueel misbruik van drie minderjarige meisjes met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 24 maart 2020 een 57-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, wegens het seksueel misbruiken van drie minderjarige meisjes. De slachtoffers waren op het moment van het misbruik respectievelijk drie, vier en tien jaar oud. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer berekenend te werk is gegaan door in zijn woonomgeving op zoek te gaan naar kwetsbare meisjes, hen te lokken en hen vervolgens te misbruiken. De rechtbank nam het de verdachte kwalijk dat hij na eerdere incidenten geen hulp heeft gezocht en zijn seksuele verlangens heeft omgezet in ernstige strafbare feiten. De rechtbank achtte de kans op herhaling reëel en legde een reeks bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht, ambulante behandeling, een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod met betrekking tot zijn voormalige woonomgeving. Daarnaast moet de verdachte schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toegewezen, waarbij de bedragen voor immateriële schade zijn vastgesteld op € 2.750,00 voor slachtoffer 1, € 3.000,00 voor slachtoffer 2 en € 650,00 voor slachtoffer 3. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan de opgelegde voorwaarden en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730176-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 maart 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de P.I. Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 maart 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 augustus 2018, te Joure, althans in de gemeente De Fryske Marren, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2014, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte
- met zijn tong en/of (een van) zijn vinger(s) de vagina van die [slachtoffer 1] betast/aangeraakt en/of zijn tong en/of (een van) zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] , althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht en/of
- genoemde [slachtoffer 1] zijn, verdachte's, geslachtsdeel, laten vastpakken en/of vasthouden en/of in verdachte's geslachtsdeel laten knijpen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 augustus 2018 te Joure, althans in de gemeente De Fryske Marren, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2014, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande
- in het likken aan en/of het betasten van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- in het door genoemde [slachtoffer 1] laten vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachte's, geslachtsdeel, en/of het door genoemde [slachtoffer 1] laten knijpen in verdachte's geslachtsdeel;
2.
hij op of omstreeks 2 oktober 2017, te Joure, althans in de gemeente De Fryske Marren, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2014, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft verdachte
- genoemde [slachtoffer 2] zijn, verdachte's, geslachtsdeel, laten vastpakken en/of vasthouden en/of in verdachte's geslachtsdeel laten knijpen en/of
- zijn, verdachte's geslachtsdeel, in de mond van die [slachtoffer 2] gebracht;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 2 oktober 2017, te Joure, althans in de gemeente De Fryske Marren, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2014, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande
- in het betasten van de billen/het achterwerk van die [slachtoffer 2] en/of
- in het door genoemde [slachtoffer 2] laten vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachte's, geslachtsdeel en/of
- het brengen van zijn, verdachte's geslachtsdeel, nabij de mond/het gezicht van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij in de periode van 21 juli 2019 tot en met 5 augustus 2019, te Joure, althans in de gemeente De Fryske Marren, met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de/een borst(en) en/of de billen/het achterwerk van die [slachtoffer 3] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde. De officier van justitie acht het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] , hoewel verdachte dit heeft ontkend, wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaring van de ouders waaruit volgt dat [slachtoffer 2] kort na het incident met het hoofd een heen-en-weer gaande beweging maakte en bij herhaling sprak over een piemel in de mond. Gelet op de jonge leeftijd van [slachtoffer 2] is het niet aannemelijk dat zij dit verhaal heeft verzonnen. Verder heeft verdachte over dit punt niet eenduidig verklaard en heeft bekend dat hij zijn geslachtsdeel bij haar gezicht heeft gebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2. primair, nu het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat voor het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] . Verdachte ontkent ten stelligste dat hij zijn geslachtsdeel in haar mond heeft gebracht en heeft geen reden om hierover leugenachtig te verklaren nu hij alle andere handelingen heeft bekend. [slachtoffer 2] heeft bij de politie geen verklaring afgelegd. Verder bevat het dossier enkel interpretaties en vermoedens van de ouders van [slachtoffer 2] hetgeen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het seksueel binnendringen te komen. Ten aanzien van het onder 1. en 3. ten laste gelegde heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1. primair en feit 3.
De rechtbank acht feit 1. primair en feit 3. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2018, opgenomen op pagina 164 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer EIND-BRATS62 d.d. 8 november 2019, inhoudend het relaas van [naam 1] (het studioverhoor van [slachtoffer 1] );
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 18 augustus 2018, opgenomen op pagina 170 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 2] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 22 augustus 2019, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudend de verklaring van [naam 3] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2019, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam 4] (het studioverhoor van [slachtoffer 3] ).
Ten aanzien van feit 2. primair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die voor het onder 2. primair bewezenverklaarde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 10 maart 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer 2] , op 2 oktober 2017 in mijn woning in Joure, mijn geslachtsdeel vast laten pakken en vast laten houden. [slachtoffer 2] stond op heuphoogte, mijn geslachtsdeel was bij het gezicht van [slachtoffer 2] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangevers d.d. 17 oktober 2017, opgenomen op pagina 243 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer EIND-BATS62 d.d. 8 november 2019, inhoudend de verklaring [naam 5] en [naam 6] :
V = vraag verbalisant
P = antwoord aangeefster [naam 5]
F = antwoord aangever [naam 6]
O = opmerking verbalisant
V: Ten opzichte van wie is het seksueel misbruik gepleegd waarvan je aangifte wilt doen?
P: Onze dochter [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2014.
V: Wanneer heb je voor het eerst gehoord dat er iets gebeurd zou zijn?
P: Twee weken terug, maandagmiddag rond 17.00 uur. [slachtoffer 2] meldde dat ze een snoepje had gekregen van een meneer. Ze was aan het spelen in de speeltuin.
Ik haalde haar op omdat we gingen eten. Ik vroeg haar toen waarom ze dit snoepje had gekregen. [slachtoffer 2] vertelde toen: ''Meneer maakte de broek los, onderbroek naar beneden en liet de piemel zien." Ik vroeg haar gelijk: “wat moest [slachtoffer 2] doen?” Toen ik het haar nog een keer vroeg zei [slachtoffer 2] :”Niks” [slachtoffer 2] maakte wel een beweging: ze deed haar mond open en bewoog met haar hoofd een paar keer naar voor en naar achter.
V: Op welk moment kwam het weer ter sprake met [slachtoffer 2] ?
F: 7 oktober 2017.
V: Hoe ging dat precies?
P: Achteraf gaf [slachtoffer 2] de hele dag al hints, dat ze het over piemels had. Ze was in de vensterbank met de spinnetjes bezig, ze zei dat het piemeltjes waren. Ik zei dat het geen piemels waren, maar lampjes. [slachtoffer 2] zei toen: "Piemel in de mond". Ik vroeg haar, van wie? [slachtoffer 2] zei toen: "Meneer".
V: Je sprak eerder over hints die [slachtoffer 2] gaf. Wat waren de hints?
P: Begin van de middag was [slachtoffer 2] aan het spelen met een speelgoed bloeddrukmeter. Het pompje deed ze in haar mond en bewoog dit heen en weer in haar mond. Daarbij keek ze mij nadrukkelijk aan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2017, opgenomen op pagina 251 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam 7] :
[naam 5] vertelde mij dat ze het thuis nooit over piemels hebben, dit is dan ook onbekend taalgebruik voor [slachtoffer 2] .
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij op 2 oktober 2017 [slachtoffer 2] een snoepje heeft aangeboden toen zij aan het spelen was in de steeg achter zijn huis. Vervolgens heeft hij [slachtoffer 2] binnen gevraagd in zijn woning. In zijn woning heeft verdachte [slachtoffer 2] meegenomen naar het toilet waar hij haar zijn penis vast heeft laten pakken. Verder heeft verdachte verklaard dat zijn penis de wang van [slachtoffer 2] aanraakte. Dat verdachte zijn geslachtsdeel in haar mond zou hebben gebracht, heeft verdachte ontkend. Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 2] kort na het incident aan haar ouders heeft verteld dat verdachte aan haar zijn geslachtdeel liet zien. Ze wilde niets vertellen over wat zij moest doen, maar maakte een beweging: ze opende haar mond en bewoog haar hoofd van voor naar achteren. De ouders van [slachtoffer 2] hebben verklaard dat zij enkele dagen later sprak over een piemel in de mond en ook gezegd zou hebben: " [slachtoffer 2] zegt niks". Bovendien bewoog ze diezelfde dag een speelgoedje heen en weer in haar mond. De ouders hebben verklaard dat dit taalgebruik niet past bij [slachtoffer 2] en dat deze woorden niet eerder door haar zijn gebezigd. Op grond van de jonge leeftijd van [slachtoffer 2] , haar uitspraken en gedrag – in onderling verband en samenhang beschouwd - is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 2] het geslachtsdeel van verdachte in haar mond heeft gehad, maar hierover in opdracht van verdachte niets mocht verklaren. Dit past bij de verklaring van verdachte ter zitting dat hij zijn slachtoffers opdroeg niets te vertellen over hetgeen had plaatsgevonden. Dat verdachte aanvankelijk twijfelde of hij zijn geslachtsdeel in haar mond zou hebben gebracht en dit later stellig ontkende, maakt zijn verklaring over het niet in de mond brengen van zijn penis onbetrouwbaar en draagt naar het oordeel van de rechtbank eveneens bij aan de overtuiging dat er wel degelijk sprake is geweest van seksueel binnendringen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn geslachtsdeel in de mond van [slachtoffer 2] heeft gebracht waardoor sprake was van seksueel binnendringen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1. primair, 2. primair en 3. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 augustus 2018 te Joure met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2014, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte
- met zijn tong en een van zijn vingers de vagina van die [slachtoffer 1] betast/aangeraakt en zijn tong en een van zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht en
- genoemde [slachtoffer 1] zijn geslachtsdeel laten vastpakken en vasthouden.
2.
hij op 2 oktober 2017 te Joure met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2014, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft verdachte
- genoemde [slachtoffer 2] zijn geslachtsdeel laten vastpakken en vasthouden en,
- zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer 2] gebracht;
3.
hij in de periode van 21 juli 2019 tot en met 5 augustus 2019 te Joure met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de borsten en de billen van die [slachtoffer 3] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair. Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
2. primair. Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
3. Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1. primair, 2. primair en 3. wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar. Aan de proeftijd dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden verbonden: reclasseringstoezicht, een ambulante behandeling, niet verhuizen zonder toestemming van de reclassering, een verbod tot het verrichten van bepaalde werkzaamheden en het meewerken aan controles van gegevensdragers. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen in de zin van artikel 38v Wetboek van Strafvordering in de vorm van een contactverbod met de drie minderjarige slachtoffers voor de duur van vijf jaar op straffe van een maand hechtenis bij overtreding van dit verbod, met een maximum van zes maanden. Zowel de bijzondere voorwaarden als de maatregel dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft onder verwijzing naar jurisprudentie een gevangenisstraf bepleit voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met daaraan verbonden een beperkter aantal bijzondere voorwaarden dan door de reclassering geadviseerd. Het verbod tot het verrichten van bepaalde werkzaamheden dient alleen te zien op verenigingen waarbij minderjarige kinderen betrokken zijn. Het controleren van de gegevensdragers van verdachte staat niet in verhouding tot de feiten die verdachte ten laste zijn gelegd en dient daarom achterwege te blijven. Subsidiair, bij een bewezenverklaring van het seksueel binnendringen van feit 2. primair, heeft de raadsvrouw een gevangenisstraf bepleit voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals naar voren is gekomen uit het onderzoek ter zitting, het psychologisch onderzoeksrapport van 10 februari 2020 en het reclasseringsrapport van 2 maart 2020, de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van drie jonge meisjes. De slachtoffers waren op het moment van het misbruik drie, vier en tien jaar oud. Verdachte heeft met het plegen van deze feiten op ernstige wijze hun lichamelijke integriteit geschonden. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik naast lichamelijke schade ook psychische schade kunnen oplopen, hetgeen vele jaren later nog diepe sporen kan nalaten. Voor jonge kinderen geldt dat dit soort ingrijpende gebeurtenissen hun verdere ontwikkeling ernstig kunnen verstoren. Ook uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt onmiskenbaar dat het misbruik voor de slachtoffers en hun familie tot op de dag van vandaag grote gevolgen heeft. De slachtoffers tonen een terugval in hun ontwikkeling en kampen met gedragsproblemen en angstgevoelens. Verdachte heeft hier geen oog voor gehad, maar liet zich enkel leiden door zijn eigen seksuele lusten. Verdachte is daarbij zeer berekenend te werk gegaan door in zijn woonomgeving bewust op zoek te gaan naar jonge en daarmee kwetsbare meisjes, hen mee te lokken om hen vervolgens te misbruiken.
Uit het psychologisch onderzoeksrapport volgt dat verdachte lijdt aan een pedofiele stoornis en dat hiervan ook sprake was ten tijde van de gepleegde feiten. Dit neemt niet weg dat verdachte wist dat zijn handelingen strafbaar waren. Verdachte plande zijn delicten zorgvuldig en ondernam geen actie om herhaling te voorkomen. Hij handelde dus berekenend. Volgens de deskundige is verdachte volledig toerekeningsvatbaar. De rechtbank neemt deze conclusies over en neemt het verdachte buitengewoon kwalijk dat hij naar aanleiding van eerdere incidenten geen professionele hulp heeft gezocht, maar zijn gedachten - die hij al jaren koesterde - heeft omgezet in ernstige strafbare feiten. Dit dient tot uitdrukking te komen in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De verdachte heeft weliswaar een blanco strafblad, maar ter zitting heeft verdachte erkend in het verleden een minderjarig meisje dat aan zijn zorg was toevertrouwd te hebben misbruikt. De rechtbank weegt daarom het blanco strafblad niet ten voordele van verdachte mee. De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijk strafdeel passend is om verdachte te weerhouden van nieuwe strafbare feiten. Hierbij is in aanmerking genomen dat de reclassering het risico op recidive als gemiddeld inschat. De rechtbank onderkent dat de psycholoog het recidiverisico lager heeft ingeschat, maar de rechtbank stel vast dat de door hem beschreven beschermende factoren verdachte er kennelijk niet van hebben weerhouden deze ernstige strafbare feiten te begaan. De rechtbank is van oordeel dat, in het bijzonder gezien het berekende gedrag van de verdachte en de lange periode waarin de feiten zich hebben voorgedaan, er wel degelijk een reële kans op herhaling bestaat. De rechtbank ziet dan ook meerwaarde in het opleggen van een reeks bijzondere voorwaarden om een gedragsverandering bij verdachte te bewerkstelligen. Verdachte heeft aangegeven dat hij bereid is mee te werken aan een intensieve behandeling. De rechtbank neemt de door de reclassering geadviseerde voorwaarden over. Deze voorwaarden omvatten reclasseringstoezicht, een ambulante behandeling, niet verhuizen zonder toestemming van de reclassering, een verbod tot het verrichten van bepaalde werkzaamheden, een contactverbod, een gebiedsverbod en het meewerken aan controles van gegevensdragers.
Ten aanzien van die laatste voorwaarde overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat er een verband bestaat tussen de controles en de gepleegde strafbare feiten. Blijkens het dossier is op de gegevensdragers van verdachte geen kinderporno aangetroffen, maar wel links naar websites die zien op het lokken van kinderen. Daarnaast heeft verdachte aangegeven dat hij uit nieuwsgierigheid wel eens kinderporno heeft opgezocht. De rechtbank overweegt dat deze omstandigheden en de jonge leeftijd van de slachtoffers dergelijke controles rechtvaardigen. De daartoe te stellen gedragsvoorwaarde moet voldoen aan de eisen die de Hoge Raad heeft geformuleerd in zijn arrest van 23 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:302. Uit dit arrest volgt dat een bijzondere voorwaarde als bedoeld in artikel 14c, tweede lid, Wetboek van Strafrecht moet strekken ter bevordering van een goed levensgedrag, of een gedraging moet betreffen waartoe veroordeelde uit het oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden is. In dit arrest is voorts de eis gesteld dat een bijzondere voorwaarde (a) een voldoende precies geformuleerd gedragsvoorschrift inhoudt en (b) geen te veelomvattend en te ingrijpend dwangmiddel is. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte verplicht is medewerking te verlenen aan steekproefsgewijze controles van zijn digitale gegevensdragers. De reclassering bepaalt wanneer en hoe de feitelijke controle plaatsvindt. Vanwege de daartoe vereiste technische deskundigheid dient de feitelijke uitvoering in handen van de politie te liggen. De medewerking dient te bestaan uit:
- verdachte moet maximaal tweemaal per jaar aan de reclassering en eventueel door de reclassering uitgenodigde politiemedewerkers de toegang verschaffen tot zijn woning;
- verdachte moet dan op verzoek van de reclassering al zijn gegevensdragers ter beschikking stellen of overhandigen aan de reclasserings- of politiemedewerkers;
- verdachte moet daarbij de reclasserings- of politiemedewerkers toegang verschaffen tot alle aanwezige digitale gegevensdragers, bijvoorbeeld door het geven van benodigde wachtwoorden.
Ten aanzien van het verbod voor verdachte om bij (sport)verenigingen bepaalde werkzaamheden te verrichten, geldt dat deze voorwaarde alleen ziet op werkzaamheden waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken. Voorts acht de rechtbank een contactverbod noodzakelijk met de slachtoffers en hun ouders, alsmede een locatieverbod voor het gebied gelegen binnen de Sewei, Haskerveldweg, Tolhuswei en de Harddraversweg in Joure, zoals in het dictum is geïllustreerd met een plattegrond. Verdachte heeft dermate veel onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt in zijn voormalige woonomgeving, dat een locatieverbod van deze omvang in het belang is van de slachtoffers en hun familie. De rechtbank acht het niet wenselijk dat zij opnieuw met verdachte worden geconfronteerd. De bewegingsvrijheid van verdachte wordt hierdoor niet onevenredig aangetast nu er voor verdachte andere mogelijkheden zijn om zijn (in het gebied wonende) familie te ontmoeten. De rechtbank ziet er geen meerwaarde in om daarnaast een contactverbod in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen en ziet daar dan ook van af.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk, passend en oplegging daarvan geboden. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden voornoemde bijzondere voorwaarden verbonden.
Zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank de kans op herhaling van soortgelijke feiten als de bewezenverklaarde feiten reëel. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte – zonder intensieve behandeling en een strikt toezicht – wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Om die reden zal de rechtbank bepalen dat de proeftijd vijf jaren bedraagt en dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam 2] , tot een bedrag van € 2750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
2. [slachtoffer 2] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam 5] , tot een bedrag van € 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vergoeding van de proceskosten van
€ 88,48;
3. [slachtoffer 3] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam 3] , tot een bedrag van € 650,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vergoeding van de proceskosten van € 64,40.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de drie benadeelde partijen volledig kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft matiging van de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bepleit. De vordering van [slachtoffer 2] dient te worden toegewezen tot een bedrag van 650,00 tot 1.000,00 euro, nu primair is bepleit dat seksueel binnendringen niet heeft plaatsgevonden. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering van [slachtoffer 2] toe te wijzen tot een bedrag van maximaal 2.300,00 euro. De vordering van [slachtoffer 1] dient eveneens te worden gematigd tot een bedrag van maximaal 2.300,00 euro. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partijen hebben vergoeding van immateriële schade gevorderd.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen de gestelde immateriële schade hebben geleden als rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de schade mede gelet op de letselcategorieën 2 en 3 uit de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, en zij acht de gevorderde immateriële schadevergoeding mede op basis daarvan redelijk en billijk. De vorderingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] zullen daarom volledig worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de wettelijk vertegenwoordigers van de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt en in de kosten die de wettelijk vertegenwoordigers van de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank:

Verklaart het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren

bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, te weten één jaarniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
vijf jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 in Leeuwarden en zich daarna blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- dat de veroordeelde zich laat behandelen door een Forensische Polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en voor zolang de reclassering het nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Veroordeelde verleent de reclassering toestemming informatie op te vragen bij en te verstrekken aan de behandelaar. Het innemen van medicatie, op voorschrift van een arts, kan onderdeel zijn van de behandeling.
- dat de veroordeelde zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- dat de veroordeelde geen werkzaamheden en/of vrijwilligersactiviteiten bij (sport)verenigingen verricht waarbij minderjarigen betrokken zijn, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt;
- dat de veroordeelde wordt verplicht zich te onthouden van gedragingen gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en gedragingen gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd. Ten behoeve van de naleving daarvan is veroordeelde verplicht mee te werken aan steekproefsgewijze controles van zijn digitale gegevensdragers. De reclassering bepaalt in welke gevallen, hoe, door wie en wanneer de feitelijke controle plaatsvindt. De medewerking bestaat hieruit dat veroordeelde:
- maximaal tweemaal per jaar aan de reclassering en eventueel door de reclassering uitgenodigde politiemedewerkers de toegang verschaft tot zijn woning;
- op verzoek van de reclassering al zijn digitale gegevensdragers ter beschikking stelt dan wel overhandigt aan de reclasserings- of politiemedewerkers;
- de reclasserings- of politiemedewerkers toegang verschaft tot alle aanwezige digitale gegevensdragers, bijvoorbeeld door het geven van benodigde wachtwoorden;
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
[slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 2014,
[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 2014, en
[slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum] 2009;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal begeven in het gebied dat is gelegen tussen de wegen Sewei, Haskerveldweg, Tolhuswei en Harddraversweg te Joure, zoals indicatief is weergegeven op onderstaande plattegrond. De politie ziet toe op naleving van dit locatieverbod.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van feit 1.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.750,00 (zegge: tweeduizend zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 2.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 37 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 2.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.000,00 (zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 88,48 en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 3.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 3.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 650,00 (zegge: zeshonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 64,40 en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 650,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. K. Post en mr. A. Nieuwenhuis, rechters, bijgestaan door mr. M. Postma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2020.
Mr. K. Post en mr. A. Nieuwenhuis zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.