In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 12 februari 2020 een beschikking gegeven in een verzoek tot wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige, voortvloeiend uit een eerder ouderschapsplan dat was vastgesteld bij de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Overijssel op 2 oktober 2017. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. van der Pol, heeft verzocht om een voorlopige voorziening in verband met gewijzigde omstandigheden die een aanpassing van de zorgregeling noodzakelijk maken. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Bollema, heeft hiertegen verweer gevoerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een geregistreerd partnerschap hebben gehad en dat er een minderjarige is geboren uit deze relatie. De huidige zorgregeling houdt in dat de minderjarige ongeveer de helft van de tijd bij elke ouder verblijft, maar de verzoekster heeft aangegeven dat de huidige regeling niet meer in het belang van de minderjarige is, gezien zijn leeftijd en de gewijzigde omstandigheden van de ouders. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gehoord en heeft geconcludeerd dat er voldoende aanleiding is om de zorgregeling voorlopig te wijzigen. De rechtbank heeft bepaald dat de minderjarige in de ene week van zaterdag 18.30 uur tot dinsdag 18.30 uur bij de verzoekster verblijft en in de andere week van zondag 18.30 uur tot dinsdag bij de verzoekster, die hem dan naar de gastouder brengt.
De rechtbank heeft partijen aangeraden om in gesprek te gaan over de zorgregeling en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is genomen met het oog op de ontwikkeling van de minderjarige en de noodzaak om een evenwichtige zorgverdeling tussen de ouders te waarborgen. De rechtbank heeft geen afzonderlijke regeling voor vakanties vastgesteld, maar heeft vertrouwen in de communicatie tussen partijen.