Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 maart 2019 in de zaak tussen
[X B.V.] , te [plaats] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Roosendaal, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Kamerstukken II2010/2011, 32 532, nr. 3) zijn geen aanknopingspunten te vinden dat de wetgever, naast het bepaalde in artikel 36 van de WA, bijkomende voorwaarden heeft willen stellen aan de bevoegdheid van de minister om de accijnstarieven bij ministeriële regeling vast te stellen. De rechtbank leidt hieruit af dat de wetgever de minister geen beperkingen heeft willen opleggen bij de vaststelling van de accijnstarieven voor sigaretten en rooktabak, zolang deze tarieven maar passen binnen het wettelijk kader van artikel 36 van de WA. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval voor wat betreft de per 1 april 2015 vastgestelde accijnstarieven (zie 3.3) en is de minister in zoverre dan ook niet buiten zijn wettelijke bevoegdheden getreden. Dat eiseres een andere berekenwijze voorstaat, die eveneens past binnen de systematiek van artikel 36 van de WA, maakt het voorgaande niet anders. Dat laat onverlet dat de rechtbank het opmerkelijk vindt dat het Ministerie, blijkbaar in tegenstelling tot voorgaande jaren, geen inzicht heeft willen geven in de berekening van de accijnstarieven zoals die zijn vastgesteld in de regeling, met als gevolg dat verweerder desgevraagd ter zitting niet heeft kunnen uitleggen hoe de tarieven precies zijn berekend.